COVID-ervaringen van coassistenten

Page 1

13

Vrijdag maart 2020...

De dag dat de co met COVID-19 te maken kreeg



vrijdag 13 maart 2020...

De dag dat de co met COVID-19 te maken kreeg


Dit is een uitgave van Amsterdam UMC en de Faculteit der Geneeskunde, Universiteit van Amsterdam (UvA). Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. © 2021 Redactie en samenstelling: Jacqueline den Bandt-Bloemzaad, Mirjam de Haart, Daniëlle de Nobel Tekstredactie: Karin Poldervaart Illustraties: Jacqueline Houting Vormgeving: Larissa Heideman Druk: Huisdrukkerij VUmc ISBN: 9789090349299




vrijdag 13 maart 2020 ‘‘De Raad van Bestuur van het Amsterdam UMC heeft vanochtend besloten om per direct, en tot nader order al het onderwijs in het kader van de Geneeskunde opleiding, inclusief de coschappen (en het daarop voorbereidende onderwijs) en wetenschappelijke stage, stop te zetten.’’

- Paul van Trotsenburg en Monique Greve -

Hoofd master Geneeskunde en opleidingscoördinator master Geneeskunde


VOORWOORD Vrijdag 13 maart 2020: op deze dag veranderde plotseling het perspectief van geneeskundestudenten die op dat moment hun coschappen liepen. COVID-19 sloeg hard toe en niemand wist nog hoe erg het zou worden. De reguliere zorg werd stilgelegd, er werd vrijwel geen poliklinische zorg meer verricht en geplande operaties zonder spoed werden afgezegd. Alle menskracht en middelen werden ingezet voor de zorg voor COVID-19-patiënten. Landelijk werden de coschappen stilgelegd, omdat er geen goede begeleiding op de werkvloer gegarandeerd kon worden, er schaarste was in beschermingsmateriaal en er niet gereisd kon worden. Op dat moment wist niemand hoe lang deze toestand zou duren. Als geneeskundeopleiding stelden we ons de vraag: hoe kunnen we deze periode toch een onderdeel van de opleiding laten zijn? Een van de mogelijkheden was het schrijven van een verslag, waarin masterstudenten reflecteren op hun ervaringen in deze periode vanuit het perspectief van hun toekomstig beroep als arts. De animo was hoog: heel veel studenten hebben hun ervaringen aan het papier toevertrouwd. Hun verslagen zijn mooi, indringend en persoonlijk. Omdat deze verhalen samen een uniek tijdsbeeld schetsen, hebben we er een aantal gebundeld in deze uitgave, die nu voor u ligt.

8


De verhalen vormen een historisch document waarin onze toekomstige artsen hun wereld beschrijven op het moment van de uitbraak van een pandemie. Door de ogen van deze coassistenten wordt een perspectief geschetst van onzekerheid, onmacht en oneerlijkheid. Aan de andere kant spreekt er een enorme kracht en flexibiliteit uit. Zonder uitzondering zien onze studenten mogelijkheden om, in een situatie waar ze nooit op voorbereid konden zijn, vanuit een intrinsieke kracht een zinvolle bijdrage te leveren. Zoals Ambroise Paré al in de zestiende eeuw schreef: “Geneeskunde is soms genezen, dikwijls verlichten, altijd troosten”. Zíj brengen het van nature al in de praktijk. Wij zijn trots op deze jonge mensen, die zo vroeg in hun opleiding de geneeskunde en geneeskunst als vanzelfsprekend toepassen. Ik wens u een fascinerende inkijk in deze wereld toe.

Saskia Peerdeman Vice-decaan onderwijs, faculteit der geneeskunde, UvA

9


Toelichting Toen in maart 2020 onduidelijk was wanneer de coassistenten van de faculteit Geneeskunde hun studie weer op konden pakken, is het keuzeonderwijs ingezet om studievertraging te beperken. Studenten konden studiepunten halen door hun ervaringen tijdens de eerste golf van COVID-19 te beschrijven in een verslag. Tijdens het lezen en beoordelen, kwamen we tot de conclusie dat deze bijzondere verhalen een breder publiek verdienden. Dit boek is daarvan het resultaat. Alle verslagen zijn, met toestemming van de schrijvers, aangepast om herleidbaarheid tegen te gaan. Alle namen genoemd in de verslagen zijn fictief. Elke gelijkenis met bestaande personen berust dan ook op toeval. CanMEDS-rollen Elke student beschrijft wat hij heeft meegemaakt tijdens het eerste half jaar van COVID-19, vanaf het moment dat de coschappen werden stopgezet. De ervaringen in dit boek gaan dan ook over de periode maart tot oktober 2020. In de verhalen vallen geregeld woorden als Communicator, Samenwerker en Organisator. Studenten refereren hiermee aan de CanMEDS-rollen. We hebben studenten namelijk gevraagd te reflecteren op wat zij in deze periode geleerd hebben en hoe dit aansluit bij de verschillende rollen die een arts kan hebben. De CanMEDS-rollen worden over de hele wereld toegepast om de verschillende rollen van zorgdeskundigen te omschrijven. Er zijn er zeven, elk met hun eigen competenties1: 1. Medisch Deskundige 2. Communicator 3. Academicus 4. Beroepsbeoefenaar 5. Samenwerker 6. Gezondheidsbevorderaar 7. Organisator

1

10

http://canmeds.royalcollege.ca/en/framework


Van alle ingeleverde verslagen hebben we een selectie gemaakt. Uitgangspunt was om een zo breed mogelijk palet aan ervaringen te schetsen. Onze grote dank gaat uit naar alle medewerkers die vanuit de faculteit betrokken waren, en naar alle studenten die hun ervaringen op papier hebben willen én durven zetten, ook degenen waarvan het verslag niet opgenomen is.

We wensen u veel leesplezier, Mirjam de Haart, coördinator en examinator keuzeonderwijs Jacqueline den Bandt – Bloemzaad, onderwijskundig beleidsadviseur Daniëlle de Nobel, voorzitter Studentenraad 2019-2020

11



dinsdag 17 maart 2020 ‘‘Het gebouw is leeg en stil, zonder jullie, zonder het dagelijkse bezoek, zonder de patiënten die er normaal gesproken wel zijn.’’

– Gabor Linthorst en Monique Jaspers

Hoofd bachelor Geneeskunde en opleidingsdirecteur Medische Informatiekunde


DEEL I

ZORG LEVEREN



“De wereld verandert, net als mijn leven als coassistent” Florine Guilonard

Eind 2019 lees en hoor ik dat er een nieuw virus, COVID-19, zou zijn

uitgebroken in Wuhan in China. Hoge besmettingsgraad, chaos in ziekenhuizen, snel oplopend dodental, theorieën over vleermuizen en nog veel meer. In eerste instantie voelt het voor mij als een gevalletje ‘ver-van-mijn-bed-show’. Maar het virus sluipt richting Europa. Ondanks alles, overvalt het ons tijdens carnaval en wintersportvakantie.

16


In de persconferentie van Mark Rutte op donderdag 12 maart, hoor ik dat iedereen moet thuiswerken als dat kan, behalve de mensen in vitale beroepen. Evenementen worden afgelast, iedereen met klachten moet thuisblijven en contact met kwetsbaren en ouderen moet worden vermeden. De hoop om het virus uit te roeien, is opgegeven. Het doel is om verspreiding van het virus te vertragen, zodat de ziekenhuizen niet overbelast raken. Met ongeloof en het idee dat dit heel tijdelijk is, deel ik mijn verbazing met familie, vrienden en studiegenoten. Onwerkelijk Op 1 maart 2020 ben ik gestart met mijn coschappen. Na maanden wachten ben ik ongelofelijk gemotiveerd en klaar voor deze nieuwe fase. Ik ben net verhuisd naar Amsterdam en heb mijn leven op de rit. Twee weken later ben ik met mijn mede-co’s aan het borrelen in Amsterdam om te vieren dat we de introductieweken hebben afgerond. Op dat moment krijgen we een mail: de UvA heeft besloten om de coschappen per direct stop te zetten. We bespreken direct hoe onwerkelijk dit nieuws voelt. Ook begin ik te beseffen hoe serieus de impact is van het virus in Nederland. Naast dat ik flink baal dat ik nu thuis zit, is er ook een gevoel van angst en onzekerheid: hoelang duurt dit, wat betekent het voor de druk op zorg? Hoe kan ik mijn steentje bijdragen? Steentje bijdragen Over mijn steentje bijdragen heb ik al nagedacht. Op 10 maart 2020 zie ik al een vacature voorbijkomen op Facebook waarin de GGD zoekt naar geneeskundestudenten om COVID-19-kweken in en rondom Amsterdam af te nemen. Ik reageer omdat ik op deze manier iets kan betekenen in de bestrijding van het virus. Ik solliciteer en word direct aangenomen. Zondag 15 maart 2020 wordt de grens van duizend vastgestelde COVID-19-doden bereikt. Alle restaurants, sportclubs, sauna’s, seksclubs en coffeeshops moeten vanaf 18:00 uur die dag dicht. Net als de scholen en kinderdagverblijven. Dit is het dan, een ‘lockdown’. Volle inzet verwacht Naarmate de wereld verandert, verandert ook mijn leven als coassistent. Ik ga van studeren en coschappen lopen, naar vier dagen in de week werken. Ik doe ongelofelijk veel ervaringen op en kan eindelijk sparen. Dat komt goed uit na mijn verhuizing naar Amsterdam en het drukke studentenleven dat mij te wachten stond. Bij de GGD heb ik verschillende taken, samen met vier andere coassistenten. Het begint met het afnemen van COVID-19-testen bij mensen thuis in Amsterdam. Binnen de GGD zijn verschillende teams aan het werk. Het ene team maakt een plan-van-aanpak, het andere houdt zich bezig met de organisatie van de uitvoering. Artsen, verpleegkundigen en andere medewerkers van de afdelingen Infectieziekte, Hygiëne, Inspectie en Jeugdgezondheidszorg springen bij in het COVID-19-crisisteam. Aangezien er elke dag veel verandert, is inzicht, improvisatie, goede communicatie en handelen met je verstand noodzakelijk. Ontzettend interessant om te zien hoe goed iedereen samenwerkt en hoe flexibel iedereen zich opstelt.

17


Als coassistenten krijgen we goede ondersteuning. In ruil daarvoor wordt volle inzet van ons verwacht. Als team zetten we alles op alles. Het nieuwe normaal In deze periode introduceert het kabinet ‘het nieuwe normaal’. De anderhalvemeterregel, handdesinfectievloeistof op zak en een mondkapje op. Als ik mijn familie bezoek, vind ik het vreemd dat ik geen knuffel en kus meer kan geven uit angst dat ik hen besmet. Dit gaat tegen mijn gevoel in, maar ik doet het niet alleen voor mezelf, maar ook vooral voor de ander. Hart onder de riem Bij de GGD rijden we met z’n tweeën door Amsterdam om mensen thuis te bemonsteren; de term voor de keel-neus-test-afname. Wij krijgen een testbox met onder andere een COVID-19 test, een schort, handschoenen, twee mondkapjes en desinfectievloeistof. Mijn handen gaan kapot van de hoeveelheid vloeistof die ik gebruik. Het is een unieke ervaring om bij mensen thuis te komen die potentieel met COVID-19 besmet zijn. Ik zie mensen die te ziek zijn om uit bed te komen, hoestend, snotterend en koortsig. Jong en oud. Het is interessant en beangstigend tegelijk; mijn testpartner en ik komen zó dichtbij. Bij elke patiënt volgen we een lang protocol om de beschermingsmaatregelen toe te passen. Het werkt, ik blijf gezond. Tijdens het huisbezoek maak ik altijd een praatje met de persoon waarbij ik de test afneem. Ik leer te luisteren naar hun ervaringen en meningen. Door hun verhalen besef ik dat het COVID-19-virus een serieuze zaak is. Ik probeer ze een hart onder de riem te steken en hoop te geven om vol te houden, want ik merk dat ze dit nodig hebben. In deze periode leer ik hoe je goed moet samenwerken in een volledig nieuw team waarin iedereen veel moet improviseren. Bekenden in de teststraat Een andere taak is het bron- en contactonderzoek. Dit houdt in dat ik mensen bel die positief getest zijn. Het is confronterend dat ik soms iemand moet bellen, waarbij ik zelf een test heb afgenomen. Het zijn uitgebreide gesprekken waarin ik na ga hoe en waar iemand besmet is geraakt en wat de quarantaineregels zijn. Soms zijn het emotionele gesprekken, waarbij ik ook een steunende rol heb. Elk gesprek is het weer een verrassing hoe iemand reageert. Ik leer dat ik direct met het slechte nieuws moet beginnen. Daarna neem ik rustig de tijd om verder te praten. Naarmate de besmettingen toenemen, komt er een teststraat bij in de RAI in Amsterdam. Hier werk ik ook veel. Op den duur zie ik steeds meer bekende gezichten voorbijkomen. Ik realiseer me dat ook mensen in mijn eigen omgeving klachten krijgen en bang zijn om ziek te worden. Samen met vier andere geneeskundestudenten zijn we de eersten die de GGD in het coronacrisisteam komen versterken. Dit team is uitgegroeid tot zo’n 300 bron- en contactonderzoekmedewerkers en ongeveer 200 testafnamemedewerkers. We beginnen met tientallen bemonsteringen op een dag en schalen op naar ongeveer 3500 testen per dag.

18


Hoop op vaccin Gelukkig worden de coschappen op 22 juni 2020 weer hervat. Ik blijf bij de GGD werken, omdat ik de ontwikkelingen rondom het COVID-19-virus niet wil missen, maar ook de ontwikkelingen binnen de GGD als bedrijf wil blijven volgen. Het nieuwe normaal met de anderhalvemeterregel begint langzaam te wennen, maar ik hoop dat we snel een vaccin ontwikkelen, zodat we écht weer zorgeloos kunnen doorleven. Leerzaam en onwerkelijk Aan de ene kant is er veel in mijn leven veranderd, anderzijds is er weinig gebeurd. Het leven is voor mijn gevoel toch op pauze gezet. Als ik terugkijk, ben ik tevreden over de wijze waarop ik deze lockdown heb doorstaan. Het was leerzaam, indringend, én onwerkelijk. Ik heb weinig stilgezeten en mij volledig ingezet voor het bestrijden van het COVID-19-virus. Ik hoorde van sommige mede-coassistenten dat zij helaas geen bijbaan konden vinden en veel thuiszaten. Het was soms lastig om aan te horen hoe zwaar zij deze tijd hebben ervaren en hoe nutteloos ze zich voelden. Ik vond het fijn om veel digitaal contact te hebben met vrienden en ervaringen te delen over bijvoorbeeld de voortgang van onze studies. In tegenstelling tot andere masterstudenten kon onze studie niet worden voortgezet via online onderwijs. Ik ben de UvA en het AMC dankbaar dat wij zo min mogelijk vertraging hebben opgelopen.

19


“Ik heb leren vertrouwen op mijn veerkracht en doorzettingsvermogen”

Dirk Hoogenkamp

Het COVID-19 virus voelt nog ver weg: niemand die ik ken, kent iemand die het heeft. China voelt als de andere kant van de wereld, net als Italië. Ik voel wel bezorgdheid, maar vertrouw op het RIVM en het kabinet. Het virus is nu nog vooral ongemakkelijk: geen handen schudden, afstand houden, in mijn vakantie niet naar een vriend in Madrid. Jammer, maar ik onderga het gelaten. Met nog één terugkomdag tot mijn vakantie te gaan, komt de mail dat ik niet terug hoef naar het ziekenhuis. Toch een schok. Maar wat doe je eraan?

20


Mijn antwoord: niet thuiszitten. In de weken ervoor had ik besloten dat, als het eropaan zou komen, ik in de zorg aan de slag zou gaan. In die week zijn veertig mensen overleden, de week daarvoor twee. Al die tijd doet Nederland het rustig aan, nu worden we door de tijd ingehaald. Ik ga meteen solliciteren bij organisaties waar ik denk dat ik het hardste nodig ben. Maar bij verpleeghuizen kunnen ze niets met mijn sollicitatiebrief, iedere HR-medewerker werkt thuis en parttime. Ik probeer de thuiszorg. Diezelfde dag word ik uitgenodigd voor een gesprek de dag erop. Een dag later word ik ingewerkt. In de rij bij de Action Ik ben de eerste man in dienst. Op mijn eerste inwerkdag, in een dameshesje, hoor ik al dat twee collega’s zijn uitgevallen met COVID-19. Bijzonder, want personeel in de thuiszorg kan zich nog niet laten testen, alleen patiënten met hoog risico. Die tijd kenmerkt zich door tekorten. Mijn baas staat buiten in de rij voor de Action om handschoenen in maat L te kopen. Iedere week ligt een zakje klaar met mijn naam erop met precies evenveel mondmaskers als diensten die ik heb. Ik bewaar er altijd eentje na afloop, voor als er de volgende dag een elastiekje afbreekt, wat geregeld gebeurt. Iedere week worden ze wat dunner, op het laatst weet ik niet meer wat de binnen- of buitenkant is en kan ik er zo doorheen kijken. Ondertussen vragen cliënten of ik geen mondmaskers over heb: ze durven al zo lang niet naar buiten. Onbekend risico Het is moeilijk te zeggen hoeveel risico ik loop. Ik werk slecht beschermd en kom bij veel mensen over de vloer. Maar ik ben zelf ook een mogelijke besmettingsbron. Om die reden bezoek ik mijn ouders niet meer. Ik hoop maar dat ik mijn kwetsbare cliënten niet besmet. Ik heb negen huisgenoten, dat is soms moeilijk afspraken maken. De sociale isolatie is voor hen ook moeilijk vol te houden. Tegelijkertijd zijn mijn huisgenoten bang voor wat ik mee naar huis neem. Wij helden van de zorg krijgen applaus, maar als ik in mijn witte uniform naar huis fiets, gaan mensen met een grote boog om me heen. Aanvankelijk dan. Iedere dag zie ik het drukker worden in de Haarlemmerstraat. Op het roekeloze af. Zo blijft het virus een bedreiging buiten mijn macht, een onbekend risico waar ik geen invloed op heb. Gevoel van onrecht Eén van mijn cliënten maakt indruk op me. Een lieve vrouw die veel pech in het leven had en nu overdag op straat bedelt. Ik ga bij haar langs voor het toedienen van psychofarmaca en insuline. Ze leeft in een enorm vervuild huis dat het Leger des Heils niet met drie kwartier per week schoon krijgt. In de rapportage lees ik dat ze gisteravond wat had gehoest. Ik kies dus voor extra bescherming. Voor wat het waard is: een mouwloos plastic wegwerpschort, meer is er niet. Verder doe ik alles op anderhalve meter afstand, en kom ik alleen voor de injectie dichtbij. Als ik binnenkom, hoest ze inderdaad, maar ze is vooral benauwd. Zo benauwd dat ze niet meer kan praten. Ze kijkt me wanhopig aan, uitgeput. Ik bel de huisartsenpost voor een ambulance, pak haar kleren en medicijnen en tegen de tijd dat ik haar bovengebit heb gevonden, is de ambulance er. Ik zet de deuren open, maar ze ko-

21


men maar niet boven. Op straat hijsen ze zich in hun astronautenpak. De legerkisten gaan met moeite door de broekspijpen van de overall, hun gezicht raakt verscholen achter capuchon, FFP-3-mondmasker en spatbril. Ik ben niet jaloers, maar voel wel onrecht. In de thuiszorg staan we helemaal achteraan in de rij. De ambulancebroeders zien natuurlijk heel wat COVID-19-verdachte patiënten op een dag, meer dan ik. Maar ik kan niet teruggrijpen op een beschermend mondmasker. Angst voor doodsvonnis Op televisie zie ik hoe verzorgenden in verpleeghuizen zich in volledige kostuums hijsen, en zij lopen met hun uitrusting alweer achter op de tweede lijn. De mediaoptredens van minister De Jonge vallen bij mij dan ook niet goed. Keer op keer zijn het mooie woorden, maar weet de Rotterdammer niet van poetsen. Ik ben blij als ik hoor dat iedere zorgmedewerker zich bij klachten kan laten testen. Maar het mag alleen bij koorts en toestemming van je werkgever. Later kondigt de minister aan dat alle tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen voorbij zijn: de pakhuizen zijn weer aangevuld. Maar in mijn beleving zijn er altijd tekorten geweest. Ondertussen schrijven RIVM-richtlijnen voor dat thuiszorgpersoneel met klachten, maar zonder koorts, doorwerkt met inachtneming van de anderhalve meter. Hoe? Dat mag Joost weten. Het betekent dat ik werk met de angst dat ik de mensen voor wie ik zorg een doodsvonnis bezorg. Momenten waarbij ik alleen sta: na de dienst blijven hangen mag niet, we kunnen geen ervaringen delen. Stuk voor stuk momenten om cynisch en gedemotiveerd te raken. Maar bij mij gebeurt dat niet. Ik leer vertrouwen op mijn eigen veerkracht en doorzettingsvermogen. Doen wat moet ‘Alleen samen’, lees ik op posters in bushokjes langs mijn weg naar huis. En zo is het. Mijn collega’s moeten het ook alleen doen, op eigen kracht. En zo doen we dat allemaal. Ik weet nu: als het moet, dan doe ik wat er gedaan moet worden. Ook in moeilijke omstandigheden.

22


23


“Bij dit werk komt een heel andere kant van mij naar boven” Eva van der Leest

De coschapstop begint warrig. Twee collega-coassistenten en ik zijn naar

het Zaans Medisch Centrum (ZMC) gekomen, maar we voelen de onwetendheid op ons drukken. AMC-studenten zijn een dag eerder naar huis gestuurd, en we vragen ons af wanneer wij onze werkzaamheden moeten stilleggen. Halverwege de dag horen we dat we per direct weg moeten. Koppig schrijf ik mijn statussen af, voordat ze mij de co-kamer min of meer uitschuiven.

24


Dan begint de stilte. Even geen coschappen; ik kan weer ademhalen. Ik voel me vaak niet op mijn plek in het ziekenhuis en de druk van beoordeeld worden en wedijveren met mede-coassistenten heeft een grote invloed op mijn mentale gesteldheid. Nu is die druk er even niet en daardoor heb ik tijd om te lezen, te schrijven, te tekenen en te mediteren. Ik heb ook tijd om een baan te zoeken, want mijn reguliere baantje als jeugdtrainer bij de Klimmuur ligt stil. Mijn vingers beginnen na enkele dagen rust te kriebelen: ik wil iets doen. Ik benader uitzendbureaus, ziekenhuizen en vestigingen van de GGD. Na twee weken nog geen resultaat. Tot ik via-via bij het COVID-19-team van de GGD terechtkom. Geen strak plan Zo zit ik eind maart met twee meiden uit mijn co-groepje bij de GGD, waar een bij elkaar geraapte groep mensen een introductie krijgt voor het COVID-19-team. Een echt strak plan ligt er niet en na de meeting hebben wij vooral veel vragen en geen duidelijkheid. We zijn nog niet gelijk nodig, maar krijgen bericht wanneer ze ons wel nodig hebben. Dat bericht komt na een week. Er zijn echter nog tien andere coassistenten uitgenodigd en mijn groepsgenootjes vallen buiten de boot. Daardoor zit ik ineens met acht wildvreemde coassistenten in het COVID-19-team van de GGD. Vitale parameters Wij gaan langs de isolatielocaties van de MGGZ, HVO-Querido en Leger des Heils om de vitale parameters op te nemen van dak- en thuislozen die daar verblijven. Op de locaties liggen mensen die normaal in een daklozenopvang of op straat verblijven, maar COVID-19-achtige klachten ontwikkelen en door de maatregelen niet meer in een zaal of op straat mogen zijn. De begeleiders op de locaties zijn onrustig. COVID-19 wordt gezien als een mysterieuze boosdoener die veel vragen en angst oproept bij begeleiders en cliënten. Bovendien weten de begeleiders niet allemaal hoe een ademhalingsfrequentie, bloeddruk of saturatie gemeten moet worden. Om de rust te bewaren, nemen wij deze taak over. Wankel vertrouwen Meer dan deze informatie krijgen wij niet; wij gaan gewoon aan de slag. Uiteraard krijgen we betaald en hebben we allemaal een contract, maar verder dan dat gaan de voorbereidingen niet. De inleiding die wij krijgen van de hygiënepreventie van de GGD biedt weinig informatie, ze weten niet welk beschermingsmateriaal aanwezig is op locatie. Wel belooft onze coördinator dat er de volgende dag voldoende materiaal beschikbaar is. Met een wankel gevoel van vertrouwen, maken we zelf een werkrooster. Gespaard Ik neem de verantwoordelijkheid over het rooster, zodat we niet gaan vechten. Toen ieder individueel het rooster aan het invullen was, werd het al snel een egoïstische strijd waarin iedereen zichzelf zo veel mogelijk inplant. Al snel krijgt onze functie meer structuur; één keer per dag nemen we de vitale parameters op in tweetallen,

25


aan het einde van de dienst overleggen we telefonisch met de COVID-19-arts, en de begeleiders helpen ons met de administratie. Hoewel iedereen verwacht dat er binnen korte tijd veel nieuwe isolatielocaties open moeten, blijft de doelgroep redelijk gespaard. Dit betekent dat wij met negen coassistenten maar één of twee keer per week hoeven te werken en dat vind ik te weinig. Daklozencentrum Als ik een vacature voorbij zie komen voor begeleider bij een daklozenopvang, reageer ik dan ook meteen. Ik merk dat ik deze doelgroep ontzettend interessant vind. Al snel krijg ik een reactie en mag ik naar een introductie komen. Mijn werkplek is het A&O hostel. Om daklozencentra over de stad uit te dunnen, komen hier 150 kamers beschikbaar met eigen sanitair. Als ik aan kom fietsen, lopen mensen al heen en weer met hekken en bedenken ze hoe de aankomst van 150 bewoners veilig kan verlopen met het in acht nemen van de anderhalvemetermaatregel. Voor ik het weet, help ik mee. Die week heb ik mijn eerste dienst, nog zonder inwerkperiode. Ik sta cliënten te woord, beantwoord vragen, zorg dat COVID-19-regels gehandhaafd worden en dat de koffie- en theetafel op orde blijft, ik verzorg ontbijt of avondeten, denk mee over de administratie en logistiek van de locatie en handel incidenten af. Boost in zelfvertrouwen De maanden die volgen zijn druk, leerzaam en ontzettend leuk. Bij de GGD mogen we voorstellen doen aan de COVID-19-arts over het patiëntenbeleid. Tijdens mijn coschappen kan ik goed mijn grenzen aangeven, maar bij de GGD leer ik juist om deze grens op te zoeken en hier vertrouwen in te hebben. De afgelopen jaren heb ik tijdens mijn studie geleerd hoe ik met een kritische klinische blik naar problemen kan kijken, maar helaas twijfel ik vaak aan mijn eigen kunnen. Ik vind het moeilijk om met genoeg zekerheid een beslissing te nemen, en loop soms vast. Bij de GGD ben ik samen met een andere coassistent verantwoordelijk voor het opnemen en interpreteren van de vitale parameters. Ineens moet ik wel en wordt er naar mij geluisterd. In het begin twijfel ik of ik deze verantwoordelijk wil, vooral omdat het onzeker is welke beschermingsmaterialen er zijn. Achteraf ben ik blij dat we als coassistenten zo stellig zijn gebleven en onze twijfels hebben geuit, zodat het materiaal uiteindelijk wel aanwezig is. Deze functie heeft mijn zelfvertrouwen een boost gegeven en me geleerd hoe belangrijk het is om mijn grenzen aan te geven. Balans vinden Bij het daklozencentrum levert mijn gegroeide zelfvertrouwen wel wat problemen op met collega’s. Mijn proactieve houding krijgt namelijk regelmatig wat tegengas. Zo krijg ik soms te horen dat ik te hard werk en meer moet chillen. Ook is niet iedereen even blij met de verbeteringen die ik voorstel, zoals het digitaal bijhouden van een slaaplijst. Hoewel ik bij mijn coschappen vaak afwachtend word gevonden, komt bij dit werk een hele andere kant van mij naar boven. Het is interessant om feedback te krijgen van collega’s op een niet altijd even vriendelijke manier. Aanpassen aan deze nieuwe werkomgeving gaat mij

26


moeilijker af dan ik dacht, maar door goed te luisteren naar collega’s lukt het me een balans te vinden tussen mijn assertieve houding en het loslaten van ‘overbodige’ initiatieven. Hierdoor groei ik in mijn adaptief vermogen. Ik weet zeker dat ik deze ervaring later meeneem naar de werkvloer, waar het belangrijk is om een balans te vinden tussen mijn karakter en het karakter van het team op de afdeling. Creatieve arts In tegenstelling tot de opvang, wordt er bij de GGD juist ontzettend positief gereageerd op nieuwe inbreng. Ik denk samen met collega’s na over de invulling van onze functie. Zo denken we mee hoe vaak we bij patiënten langsgaan, hoe we gegevens noteren, hoe we communiceren met de begeleiding, en hoe we het logistiek mogelijk maken om meerdere locaties op één dag te combineren. Het is ontzettend leuk en interessant om bij de start van een project te zijn; het geeft me beter inzicht in de organisatie van publieke gezondheid en laat me inzien dat creativiteit ook een belangrijke eigenschap is van een arts. Helaas lijkt het alsof we tijdens coschappen vaak niet buiten de box mogen denken, wat ik een nogal deprimerend vooruitzicht vind. Begrijpen is essentieel Verder krijg ik op beide werklocaties voor het eerst te maken met een lastige doelgroep en leer ik hun problemen, wensen en achtergrond beter kennen. Zo begrijp ik nu beter welke onderliggende redenen mensen hebben die klagen. In het begin denk ik nog stiekem: “Wow, je krijgt een gratis verblijfplaats, waarom klaag je zoveel?” Ik realiseer me dan nog niet dat mensen gewoon behoefte hebben om te klagen. De mensen bij de opvang hebben de meest onvoorstelbare dingen meegemaakt, nu begrijp ik dat het in deze veilige omgeving heerlijk is om even te klagen over beddengoed dat maar één keer per week gewassen wordt. Ook is mijn inzicht verbreed nu ik veel mensen heb gesproken die allemaal op een andere manier dakloos zijn geworden. Ik vind het een belangrijke eigenschap van een goede arts om iedereen in de spreekkamer zo goed mogelijk te begrijpen, anders wordt het moeilijk om de juiste diagnose te stellen en de hulpvraag te achterhalen. Zekerder Deze doelgroep is niet altijd even makkelijk en ik maak incidenten mee waarbij mensen niet respectvol tegen mij zijn of waarbij cliënten onderling agressief worden. Het is ontzettend wennen om met deze situaties om te gaan en mijn eigen grenzen te leren kennen. Na een dag werken kom ik leeg en uitgeput thuis. Ik moet nadenken over wat ik mentaal aankan, in hoeverre ik iemand een kans geef als hij de regels overtreedt en wanneer ik een collega erbij moet roepen. Hierdoor voel ik me nu een stuk zekerder om met alle situaties om te gaan die me staan te wachten als toekomstig dokter.

27


Tot de kern Al met al heb ik deze periode veel geleerd en meegemaakt. Ik ben ontzettend blij dat ik deze mogelijkheden heb gehad om te groeien. Ik sta sterker in mijn schoenen en kan beter schakelen in een nieuwe omgeving met verschillende mensen. Ook heb ik een lastige doelgroep beter leren kennen, waar ik niet alleen baat bij heb als ik in de toekomst met daklozen te maken krijg. Door de omgang met deze groep zijn mijn communicatievaardigheden en inlevingsvermogen ook gegroeid. Deze skills helpen me om later tot de kern van elke patiënt te komen en daarmee tot de kern van de ziekte. Verder heb ik geleerd dat niet iedereen meteen behoefte heeft aan nieuwe initiatieven als je net binnen komt wandelen. Een nieuw perspectief is fijn, maar de manier waarop ik dat breng, heeft invloed op hoe mensen dit ontvangen. Ik kijk ernaar uit om mijn ervaringen mee te nemen naar mijn volgende coschappen.

28


29


“Goed om stil te staan bij wat we meemaken en leren” Jim Meliezer

Na het nieuws dat COVID-19 het AMC heeft bereikt, kan niemand uit

mijn coassistentengroepje bedenken hoe snel het zou lopen. Op 12 maart krijgen we het eerste bericht over lesuitval, op 13 maart worden alle coschappen tot nader bericht opgeschort. Het wordt al snel duidelijk dat dit niet in een maand overvliegt.

30


Mijn fulltime studie gaat niet meer door, net als mijn bijbaan in de horeca. Ook mijn wekelijkse kickbokstrainingen, hockeytrainingen en -wedstrijden vervallen. Er volgen lege weken met veel berichtgeving en persconferenties over het belang van thuisblijven; iets waar ik en mijn omgeving ons trouw aan houden. Deze weken zonder sociaal contact, beweging, studie en werk geven me een gevoel van nutteloosheid. Een periode waarin ik de enorme waarde van leuke huisgenoten weer inzie, maar van onregelmatige ritmes, gevuld door een zoektocht naar vermaak en nut. Aan de slag Sites voor vrijwilligerswerk en de enquête van het AMC leveren nog niets op. Het klinkt misschien melodramatisch en er zijn altijd mensen die het zwaarder hebben, maar het heeft toch impact op mijn leven. Na drie weken schrijf ik me in voor een cursus Ethiek bij de Open Universiteit, omdat het raakvlakken heeft met Geneeskunde en ik het een interessant onderwerp vind. Terwijl ik wacht op mijn studiemateriaal, geeft het AMC mijn gegevens door aan zorggroep Amstelring. Na twee telefoontjes kan ik direct aan de slag als zorgassistent. Ritme in de dagen Bij Amstelring vind ik veel aspecten van het dagelijkse leven weer terug. Er is sociaal contact met bewoners en collega’s, al is er een groot leeftijdsverschil. Ik kan me weer nuttig maken en ik heb weer ritme in mijn dagen. Dat alleen al zorgt ervoor dat ik het werk waardeer. In sommige werkzaamheden heb ik meer plezier dan andere, maar dat is bij veel banen. Daarnaast brengt het me dichter bij de COVID-19-crisis en het effect dat dit heeft op andere groepen in de samenleving. Ik mis wel de intellectuele uitdaging en de theoretische kant, maar beschouw de ervaring als enorm waardevol. Familiebezoek via hoogwerker De bewoners van de locatie waar ik drie dagen per week werk, zijn gewend aan leven in een verzorgingstehuis en de beperkingen die daarmee samengaan. Zo zijn ze niet zo mobiel als vroeger en kunnen sommigen niet meer alleen op pad buiten het verzorgingstehuis. Hierdoor is het tehuis een ontmoetingsplek geworden. In het buurthuis, de tuin en op het plein aan de voorkant ontmoeten ze normaal gesproken hun buren, vrienden en familie. Het is een enorme aanpassing dat dit allemaal wegvalt. Tuinbezoeken zijn gebonden aan tijdsperiodes, zodat elke woongroep een moment buiten kan komen. Het buurthuis is volledig gesloten voor bezoekers en bewoners mogen niet meer op het plein komen. Familie mag sinds kort weer op bezoek, daarvoor waren de enige contacten met werknemers van Amstelring en medebewoners op dezelfde afdeling. Na maanden quarantaine en jaren samenwonen is er weinig gespreksstof meer tussen bewoners. Samen met andere collega’s zorg ik ervoor dat ze zich niet vervelen. We zorgen dat ze buiten komen, dagen ze mentaal en fysiek uit, maar sommige dingen kun je niet vervangen. Sinds mijn eerste werkdag is er twee keer een hoogwerker langs geweest. De eerste keer geregeld door een familie, de tweede keer door de brandweer. Via de hoogwerker ontmoet een bewoner zijn familie via het raam, aangezien alle bewoners op de

31


eerste verdieping of hoger wonen. Elke keer merk ik hoe waardevol dit familiebezoek is voor bewoners en hun familie. Het lijkt alsof bewoners helderder zijn zodra ze familie zien. Ook zie ik wat het met volwassenen en kinderen doet dat ze opa, oma, moeder of vader niet kunnen bezoeken. Sommigen kwamen wekelijks of zelfs dagelijks langs. Angst en schaarste Dan heb ik het nog niet eens gehad over de besmette afdelingen. Hoewel ik hier niet zelf werk, ken ik de ernst. Bewoners mogen hun kamer niet af, terwijl sommigen de situatie amper tot niet begrijpen. Ze worden opgesloten ter bescherming van medebewoners. Voor de zorgverleners is het een grote mentale en fysieke last. Ze moeten bewoners helpen met alle beschermingsmaterialen, die telkens vervangen moeten worden. Ook moeten ze bewoners bijna constant bezighouden, omdat de zorgverlener hun enige dagelijkse contact is. Verder is er de angst voor zelfbesmetting, angst om anderen te besmetten, en een mentale afstand vanwege alle beschermingsmaterialen. Ook op de niet-besmette afdelingen is iedereen bezorgd dat ze de ziekte naar binnen brengen. Werknemers kunnen nog niet getest worden, ook niet bij klachten, en vanwege schaarste kunnen ze niet standaard met mondkapjes lopen. Lang beperkt Als het aantal besmettingen in Nederland daalt, daalt ook de bezorgdheid in het verzorgingstehuis. Maar de restricties op het leven van de ouderen zijn nog niet voorbij. Hun leven blijft beperkt; minder sociale contacten en bijbehorende mentale en fysieke beweging. Bezoek mag langzaamaan weer langskomen, maar de meeste sociale interacties blijven nog lange tijd beperkt. Band opbouwen met bewoners Een aantal persoonlijke ervaringen wil ik graag delen. Zo overlijdt tijdens mijn dienst een vrouw van 94. De week ervoor had ik haar familie bijgestaan, die bij hoge uitzondering op bezoek mochten komen. Ook op de dag van overlijden sta ik haar zoon bij met mentale steun en geef antwoorden op zijn vragen. Bij alle bezoek van buitenaf gebruiken we preventiematerialen en nemen we de regels goed in acht. Tijdens één van mijn diensten valt een bewoonster. Op verdenking van een heupbreuk, moet de ambulance komen die de vrouw naar het ziekenhuis brengt. Ik heb dagelijks contact met deze bewoonster, dus ik blijf bij haar tot ze naar het ziekenhuis gaat. Na zes weken werken heb ik echt een band opgebouwd met een aantal bewoners. Dat merk ik vooral op mijn laatste werkdag. Eén bewoonster heeft goed door dat ik niet snel meer langskom. Ik probeer eerlijk te zijn en op een goede manier afscheid te nemen. Dat moment zal ik nog een tijd bij me dragen. Weinig medisch Vanaf het moment dat ik bij Amstelring in dienst kwam, heb ik veel meegemaakt en geleerd. Door hierop te reflecteren, krijg ik meer inzicht in hoe deze periode

32


mij veranderd heeft en wat ik meeneem in het vervolg van mijn loopbaan. Helaas heb ik in de rol van Medisch Deskundige niet veel meegekregen. In Amstelring werd ik weinig betrokken bij de artsenvisite en andere medische momenten, al heeft de aanwezige arts-assistent wel geprobeerd me uit te dagen met medische vragen. Ook kon ik me niet ontwikkelen in de rollen van Academicus en Organisator. Zeggen wat je doet Als Communicator zie ik in hoe belangrijk het is om met bewoners te bespreken wat ik ga doen. Zo kan ik niet zomaar iemand helpen met uitkleden om naar de wc te gaan, zonder dat ik duidelijk hebt gemaakt dat ik dat ga doen. Verder merkte ik hoe belangrijk een uiteengezette overdracht richting ambulancepersoneel is, toen de bewoonster werd opgehaald voor een foto van haar heup. Door een goede overdracht blijven er geen onduidelijkheden over. Samenwerken en communiceren Als Samenwerker heb ik me ontwikkeld tijdens mijn samenwerking met verzorgenden en verpleegkundigen. Elke dag werk ik met andere mensen samen. Soms help ik de ene bewoner, soms de andere. Er moet goed gecommuniceerd worden wat er specifiek is aan bewoners, maar ook waar en wanneer hulp nodig is. Daarnaast kunnen oudere mensen van de ene op de andere dag kwaaltjes krijgen. Zo vertel ik een verpleegkundige dat een bewoonster een dermatologische infectie lijkt te hebben op haar voorhoofd. Eerst komt een differentiaal diagnose naar voren met impetigo als eerste diagnose. Later blijkt het een herpesinfectie, die gelukkig op tijd wordt behandeld. Zowel communicatie als samenwerking zijn hierbij belangrijk, om te zorgen dat er adequaat gehandeld kan worden. Gevoel of wetenschap Als Gezondheidsbevorderaar heb ik me ontwikkeld toen er bij uitzondering bezoek mocht komen bij de vrouw die ging overlijden. Ik zorgde voor de juiste beschermingsmaterialen en -maatregelen, zodat bezoek geen infecties mee kon nemen. Dit voorval, en het feit dat we zelf niet met preventiematerialen werken, zet me aan het denken over welke preventiemaatregelen echt nodig zijn, en welke vooral zorgen voor een gevoel van veiligheid. Het lijkt soms alsof beslissingen meer op basis van gevoel worden genomen, dan op basis van wetenschappelijk onderzoek. Stilstaan Bij Amstelring heb ik veel geleerd: als zorgassistent, maar ook over de impact van de COVID-19-crisis op verzorgingstehuizen en iedereen daaromheen. Het is goed om na te denken en stil te staan bij de dingen die we meemaken en wat we daarvan leren.

33


“Daar heb je weer zo’n vogelverschrikker” Joost Dekker

Ik loop het coschap poli Chirurgie in het Flevoziekenhuis Almere als de

coschappen onderbroken worden. Eén van mijn drie huisgenoten is net begonnen met de opleiding tot IC-verpleegkundige, de andere twee werken thuis. De ernst van de situatie dringt bij ons direct door. De eerste weken verlaten wij alleen het huis om boodschappen te doen. We volgen alle ontwikkelingen en het dagelijkse hoogtepunt is wanneer onze eigen ‘held’ terugkomt van de frontlinie, vol met verhalen.

34


Na een week of twee raak ik enigszins gefrustreerd. Sollicitaties worden niet beantwoord, of ik krijg een standaard bericht dat mijn contactgegevens zijn toegevoegd aan de database. Ik voel me nutteloos. Hoe kan ik, na vijf jaar geneeskundestudie, in een gezondheidscrisis nu niks doen? Juist nu moet er toch vraag zijn naar mijn hulp? Op donderdagmiddag krijg ik een telefoontje van een uitzendbureau dat sinds de pandemie coassistenten inzet om het tekort aan zorgpersoneel aan te vullen. Na een inschatting wat ik voor ze kan betekenen, wordt verpleegkundig assistent mijn nieuwe titel. Op één van de afdelingen in een verzorgingstehuis zijn drie van de zes bewoners positief getest voor COVID-19. Inmiddels zijn ook drie personeelsleden positief getest. De flexwerkers komen niet, omdat ze bang zijn dat zij daardoor niet meer op andere adressen mogen werken. Ik kan aan de slag. Maanpak Twee uur later sta ik in een maanpak een delirante dementerende man naar zijn kamer te begeleiden, omdat hij niet bij de negatief geteste bewoners mag komen. Ik werk in een relatief luxe verpleegtehuis in Amsterdam. De zes bewoners zijn zwaar dement, maar er is een groot verschil in wat ze nog zelfstandig kunnen. Ze krijgen zo veel mogelijk ruimte om te doen wat ze willen en vroeger deden. De verpleegkundigen die nog werken, maken zich grote zorgen om hun eigen gezondheid. Verhalen van zieke collega’s helpen daar niet bij. Allemaal zijn ze eind veertig of in de vijftig, met naar mijn mening iets meer gewicht dan hun lengte goedmaakt; geheel onterecht zijn hun zorgen dus niet. In goed overleg doe ik daarom de zorg voor de COVID-19-positieve bewoners, en bekommeren zij zich over de gezonde bewoners. Offers brengen Eén van de bewoners met COVID-19, ligt alleen nog in bed. Een aantal weken geleden liep hij nog rond over de afdeling, maar een zoveelste herseninfarct heeft zijn vasculaire dementie tot het punt gebracht dat hij niet meer kan lopen. Met COVID-19 er bovenop gaat zijn gezondheid gestaag achteruit. Het wordt hem fataal. Dit keer hebben de besmettingscijfers van die dag voor mij een gezicht. Deze bewoner brengt ook een pijnlijke realiteit met zich mee: doordat hij alleen nog in bed lag, en zijn medebewoners niet op zijn kamer kwamen, moet hij bijna wel besmet zijn door de verpleging. Zo is vanaf de eerste werkdag duidelijk dat mijn privéleven direct verbonden is aan mijn werk als verpleger. Natuurlijk heeft werk altijd invloed op mijn privéleven. Op dinsdagavond zak ik niet door in de kroeg, als ik de volgende dag patiënten zie. Maar in deze nieuwe situatie is privé en werk direct verbonden, al besef ik dat niet al mijn collega’s hier hetzelfde over denken. Toch kan ik het niet verantwoorden om onnodig risico’s te nemen, waardoor ik mogelijk bewoners in het verpleegtehuis besmet. Bewoners die zelfs hun eigen familie niet mogen zien om besmettingen te voorkomen. Andersom vind ik het ook onverantwoord om nu onnodig andere mensen te ontmoeten. Dit maakt dat ik in de eerste maand alleen mijn huis verlaat voor werk of boodschappen. Het zet me aan het denken over mijn toekomst. Ik wil specialist worden in een ziekenhuis, waarschijnlijk gynaecoloog. Van specialisten, in het bijzonder gynaecologen, is bekend

35


dat het werk een enorme invloed heeft op je privéleven. Maar ik weet het nu zeker: ik ben wel degelijk bereid om voor een leuke en betekenisvolle baan veel vrije tijd en keuzes op te offeren. Vogelverschrikker De dementerende man die ik eerder naar zijn kamer begeleidde, heeft een sterke eigen wil. Door COVID-19 is hij, naast zijn dementie, ook nog delirant geworden. Een uitdagende combinatie. De negatief geteste bewoners leven nog gewoon in de gezamenlijke ruimte, de positieve bewoners blijven op hun eigen kamer. Prima beleid, zo zou ik het misschien ook bedacht hebben als toekomstig arts. De realiteit is echter dat je een demente en delirante man persoonlijk moet bewaken, omdat hij om de haverklap naar de woonkamer wil. Binnen vijftien minuten vergeet hij dat dat niet mag. Wat het ook niet makkelijk maakt: door de muts, het mondmasker, witte overall en faceshield ben je als zorgverlener totaal onherkenbaar. Contact maken met een demente delirante man die slechthorend is, wordt vrijwel onmogelijk. Daarbij kan ik me voorstellen dat het voor de bewoner, bij wie alle context weggevallen is door vergeetachtigheid en gebrekkige aandacht, enorm angstaanjagend is als er ineens een wit iemand in je kamer staat. Die je vervolgens ook niet van je kamer af laat gaan. Dat hij daardoor af en toe fysiek en verbaal agressief wordt, vind ik dan ook niet erg; ik begrijp het. Ik vind het indrukwekkend om iemand in oprechte paniek te zien. Gelukkig heeft hij ook heldere en vermakelijke momenten: “Heb je weer zo’n vogelverschrikker”, mompelt hij als ik weer binnenloop. Praten en samen doen Wat ik leer, is dat ik als toekomstig beleidsmaker altijd bewust moet zijn wat ik van mijn collega’s vraag. De verzorging van patiënten kan soms fysiek of emotioneel zwaar zijn, dat is niet anders. Wel kun je iets doen aan het werkklimaat. Door er samen over te praten en het samen te doen, maak je een zware last toch dragelijk. Zoals het gaat Na een aantal weken werken kan ik mijn studie weer oppakken met online vervanging van het keuzeonderwijs. De crisis in het verpleegtehuis is voorbij. Uiteindelijk ben ik heel dankbaar voor de invulling van deze rare tijd. Ik denk dat het nuttig is om als toekomstig arts zelf een keer de verantwoordelijkheid te dragen voor de verzorging van een patiënt. Om te zien hoe simpele handelingen soms enorme obstakels worden. Hoe de vier pillen die ik als arts zou voorschrijven lang niet altijd haalbaar zijn. Aan deze lessen heb ik de rest van mijn loopbaan wat. Toch hoop ik op niet nog meer onderbrekingen in de eindsprint tot arts. Maar als ik iéts heb geleerd van deze tijd als verpleegkundige van delirante dementerende ouderen; als het niet gaat zoals het moet, moet het maar zoals het gaat.

36


37


“Bevoorrecht dat ik deze crisis dichtbij de patiënt heb meegemaakt” Ilse Blomberg

Het is vijf uur ’s nachts en ik sta op de kamer van mevrouw H. Ik ken haar niet, omdat ik voor het eerst inval op deze woongroep. De helft van het zorgpersoneel is besmet met COVID-19. Mevrouw is in de war; ze wil uit bed en kijkt me met angstige ogen aan. Door mijn mondkapje en spatbril zie ik haar zoeken naar een blik van herkenning. Ik probeer haar gerust te stellen en met lieve woorden naar bed te bewegen. Omdat ik hoop dat ze rust vindt en om te voorkomen dat ze de gang op wandelt; ze is immers besmet. Terwijl ik naast haar zit, bedenk ik hoeveel er in korte tijd veranderd is. Twee maanden geleden wist ik niets van COVID-19. Hoe kon ik ooit voorspellen wat dit virus teweeg zou brengen?

38


Na het stopzetten van de coschappen op 13 maart overvalt mij een gevoel van leegte en onzekerheid. Ons normale leven komt met piepende remmen tot stilstand. Opeens zitten we gedwongen thuis en zien we alleen in het nieuws hoe zorgprofessionals wereldwijd alle zeilen bijzetten. Nog maar drie stages van mijn artsendiploma verwijderd, voelt dit tegenstrijdig. Ik wil een maatschappelijke bijdrage leveren. Hoe kan ik deze situatie omdraaien naar iets positiefs? Mijn interesses liggen bij de ouderenzorg en de beleidsmatige kant van de geneeskunde; net de disciplines die in deze crisis belangrijk zijn, omdat juist ouderen het meest kwetsbaar zijn en zorgbeleid nog nooit zo’n directe impact had op ons dagelijks leven. Ik wil deze pandemie aan het bed meemaken en ga aan de slag als verzorgende op een COVID-19-unit van Amsta in Amsterdam. Extra handen aan het bed De afdeling voor ouderen en dementerenden met COVID-19 is in twee weken opgezet. Bedoeld voor patiënten die gezien hun leeftijd, kwetsbaarheid of eigen wens, niet meer naar het ziekenhuis willen of kunnen, terwijl ze wel intensieve zorg nodig hebben. Sommige opnames zijn gericht op herstel en andere om een begeleide stervensplek te bieden. Zo ontlasten we de ziekenhuizen en huisartsen uit de regio. Samen met andere geneeskundestudenten uit het Amsterdam UMC werk ik als helpende in de verzorging, onder supervisie van niveau-4/5-verpleegkundigen. We helpen bij de lichamelijke verzorging en voeding, verrichten controles, leggen contact tussen patiënt en familie en zijn een steun voor patiënten tijdens ziekte, herstel of overlijden. Kortom, wij zijn de extra handen aan het bed, die nu zo nodig zijn. Intensief sporten We worden uitgebreid voorbereid op de emotioneel heftige ervaringen die we kunnen meemaken. De omloop van patiënten is hoog en vele van hen komen te overlijden, zo verwachten ze. Wij vervullen dan ook een belangrijke taak in de emotionele steun, omdat familie alleen met restricties de afdeling op mag. Het valt mee, opvallend veel patiënten herstellen. Degenen die overlijden, zijn meestal ouder dan 85 jaar en hebben een ernstige comorbiditeit. Het werk is fysiek zwaar. Tijdens mijn dienst loop ik onafgebroken in een volledig isolatiepak; een pak met capuchon, FFP2-masker, spatbril, dubbele handschoenen en laarzen). Om de vier uur heb ik pauze – één keer per dienst – zodat beschermingsmiddelen zo lang mogelijk meegaan. Eten, drinken of tussendoor naar het toilet kan niet. Sommige patiënten zijn bedlegerig, anderen hebben zwaar overgewicht of zijn compleet afhankelijk van zorg. Op een dag dat het 25 graden is, voelt werken als intensief sporten. Geduld en inventiviteit Ik maak de gevolgen van het virus van dichtbij mee. Regelmatig heeft een patiënt een veel lagere saturatie dan ik verwacht op grond van de klinische inschatting. Een patiënt die op de ene dag nog herstellende lijkt, kan een dag later opeens sterk achteruitgaan. Het valt me op hoe vermoeidheid en gebrek aan eetlust een patiënt

39


belemmeren in zijn herstel en hoe kwetsbaar dat hem maakt voor nieuwe infecties, een delier, obstipatie of conditieverlies. Wij activeren en mobiliseren patiënten overdag zoveel mogelijk, bieden structuur en controleren de intake. Ook de psychosociale impact op patiënten is groot. Veel patiënten hebben dementie en die groep kan moeilijk begrijpen waar ze opeens zijn, wie wij zijn en waarom iedereen eruitziet als een ruimtevaarder. Dit vraagt veel geduld, geruststelling en inventiviteit van ons. Aangezien patiënten in principe geen bezoek mogen ontvangen, probeer ik een sociale functie te vervullen door bijvoorbeeld een spelletje met ze te spelen. En zo regel ik voor een Surinaamse patiënte met een grote en betrokken familie dat zij elke avond met een andere dochter of kleinkind kan videobellen. Eén alcoholpompje Intussen ontstaan er op andere locaties COVID-19-uitbraken. Door de grote uitval van ziek personeel word ik ingezet op een andere locatie voor nachtdiensten. De eerste nacht schrik ik van wat ik zie. Ik moet mijn persoonlijke spullen meenemen de besmette afdeling op. Naast handschoenen zijn er alleen chirurgische mondmaskers en spatbrillen die bij een kleine buiging van je gezicht vallen. Op de afdeling vind ik één alcoholpompje dat ik midden in de gang zet, zodat ik voor en na elke patiënt kan desinfecteren. Op de woongroep zijn drie van de zes bewoners positief getest. Ik moet zonder instructies of begeleiding – ik sta die nacht alleen – bedenken hoe ik hygiënisch kan werken. Doordat ik alleen ben, kan ik ook de afdeling niet af om op een schone plek te eten of drinken. Thuis voel ik me onzeker; heb ik risico gelopen? Heb ik door gebrek aan middelen en instructies een nog niet besmette bewoners in gevaar gebracht? Ik bel de regieverpleegkundige en de manager van de COVID-19-unit van de andere locatie en bespreek mijn ervaringen. De volgende dagen gaat de regieverpleegkundige naar de locatie om verbeteringen door te voeren. Liever kleinkinderen zien Het werk heeft ook invloed op mijn persoonlijke leven. Ondanks de goede beschermingsmaatregelen, zien sommigen in mijn omgeving mijn werk als een risico. Zo zie ik mijn vriend een aantal weken niet, omdat zijn huisgenote geen indirect risico wil lopen voor haar vader die recent ernstig ziek geworden is. Ik begrijp het, maar zie ook hoe emotie en beeldvorming rationele besluitvorming overschaduwt. Ik ben immers beter beschermd op de COVID-19-unit dan zij in de supermarkt. Aan de andere kant merk ik dat sommige vrienden snel hun sociale leven oppakken en lakser met maatregelen omgaan. Ik vind het ook lastig mijn weg hierin te vinden. Het dwingt ons tot veel gesprekken en discussies over eigen verantwoordelijkheid en vrijheid inleveren voor de gezondheid van een ander. Ook met mijn 90-jarige oma voer ik een bijzonder gesprek, waarin zij concludeert dat zij liever haar (klein-) kinderen op anderhalve meter afstand ziet, dan dat ze deze maanden eenzaam doorbrengt zodat ze niet ziek wordt. We beseffen als familie hoe bevoorrecht we zijn dat we elkaar kunnen zien. Dit zet me aan het denken over het beleid van verzorgingstehuizen om geen bezoek toe te laten. Aanvankelijk was ik voorstander, maar hoe langer de crisis duurt, hoe meer ik de impact ervaar. Ik zie bij mijn oma

40


hoe belangrijk het voor haar is dat ze niet vereenzaamt en dat dit essentieel is voor haar kwaliteit van leven. Aan de bel getrokken Terugkijkend heb ik me op veel verschillende gebieden ontwikkeld. Allereerst ben ik veel bewuster na gaan denken over het belang van het voorkómen van ziekte. Door de uitvoerige beschermingsmaatregelen op onze afdeling is geen enkele collega ziek geworden. In tegenstelling tot het verzorgingstehuis waar ik inviel. De preventieve maatregelen waren daar slecht op orde en ze leken nauwelijks voorbereid op een COVID-19-uitbraak. Ik ben blij dat ik aan de bel heb getrokken bij de regieverpleegkundige en heb met haar meegedacht over welke maatregelen nodig waren, zoals schone en vuile looproutes en een schone pauzeruimte. Het was bijzonder om de verhalen uit het nieuws over gebrek aan bescherming, tests en aandacht voor de ouderenzorg zelf te ervaren. Ik zie ook hoe belangrijk scholing is in zo’n situatie; sommige verzorgenden waren vanuit hun werk in woongroepen of thuiszorg niet bekend met de regels zoals die nu gehanteerd moesten worden. Ik heb geleerd dat het belangrijk is collega’s hierop aan te spreken en te helpen nieuwe gewoontes aan te leren. Hiërarchieshift Doordat ik in de rol van verzorgende stapte, kon ik vanuit een andere discipline naar de zorg en de rol van arts kijken. Iedereen op de afdeling droeg hetzelfde beschermende pak en iedereen was ingevlogen om een bijdrage te leveren in deze crisissituatie. Daardoor heerste een gevoel van gelijkwaardigheid en saamhorigheid. De schoonmaker had misschien wel de belangrijkste taak van de afdeling. Hij dacht mee hoe de afdeling veilig kon worden ingericht en was erg betrokken bij de beleidskeuzes. Deze shift in hiërarchie zorgde voor een relaxte sfeer en een teamgevoel. Ook vond ik het interessant om intensief samen te werken met verpleegkundigen uit verschillende disciplines, zoals defensie, oncologie, en uit palliatieve teams. Zo kon ik van iedereen iets nieuws leren. Communiceren in bizar ruimtevaarderspak Op het gebied van communicatie ben ik ook gegroeid. Hoe communiceer je bijvoorbeeld met een dwalende dementerende oudere, terwijl je een bizar ruimtevaarderspak draagt? Ik heb geleerd dat de sleutel vaak zit in geduld en tijd nemen om vertrouwen op te bouwen. Rustig bij iemand gaan zitten, iets liefs zeggen, iemands hand vasthouden, een rondje met iemand over de gang lopen, samen iets te drinken halen of muziek opzetten. De taken van een verzorgende leken me op voorhand simpel, maar door het observeren van ervaren collega’s heb ik geleerd dat er veel meer nuance in dit werk zit. Even opletten dat je de deur sluit voordat je begint met de Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), handige trucjes voor wisselligging gebruiken, of hoe je ongemak bij een patiënt in de palliatieve fase observeert. Ik heb geen opleiding in de verzorging of verpleging en kwam er snel achter dat het goed is om hier open over te zijn, veel vragen te stellen en open te staan voor feedback.

41


Bevoorrecht Inmiddels weet ik dat meer dan dertig procent van de ouderen in het verzorgingshuis van mevrouw H. zijn overleden aan de gevolgen van COVID-19. Het benadrukt voor mij het belang van preventie, zorgvuldig zorgbeleid en meer politieke aandacht voor ouderenzorg. Ik voel me bevoorrecht dat ik deze crisis zo dicht bij de patiënt heb mogen meemaken. Voor mijn ontwikkeling als arts is deze periode zeer waardevol. Zeker met het oog op een mogelijke carrière in de geriatrie, huisartsgeneeskunde of in het ontwikkelen van zorgbeleid.

42


43


“Naast dokter liefst ook een behulpzaam mens” Nine Louwman

Ik had het helemaal uitgedacht: vier weken na mijn semi-artsstage bij de

afdeling Chirurgie vertrek ik naar Tanzania voor mijn laatste coschap. Ik kijk uit naar de uitdaging en alles wat ik daar kan leren. Alles is geregeld: ticket geboekt, Swahili geleerd. Tot ik een mailtje krijg dat we tot eind maart niet naar het buitenland mogen voor studieactiviteiten. Niet erg, denk ik, een week later vliegen kan ook. Maar de week daarna krijg ik door dat het misschien helemaal niet doorgaat.

44


Die eerste week zoek ik dagelijks afleiding op mijn werk. Bijna al mijn vrienden zitten werkloos thuis: de cafés en restaurants waar ze werken zijn gesloten. Ik heb mazzel met mijn baantjes als verzorgende in de thuiszorg en op Psycho-Geriatrische-afdelingen in oude Amsterdamse verpleeghuizen. Ik werk die week iedere dag en mijn collega’s in de zorg maken zich geen zorgen. Er zijn geen mondkapjes, we moeten zuinig doen met handschoenen en bezoek is welkom. Twee weken later slaat de sfeer om als meerdere ouderen besmet raken en overlijden. Erg triest om te zien en ik heb het idee dat ik buiten mijn normale werkzaamheden weinig kan helpen. Er is veel onbegrip, iedereen is bang, maar niemand lijkt te begrijpen dat we voorzichtig moeten doen. Collega’s houden geen afstand ‘want ze hadden geen klachten’. Waar denken ze dat COVID-19 vandaan is gekomen? Aan de andere kant Begin april wordt mijn eigen gezonde moeder van 54 ziek. Na een week thuis wordt ze bij toenemende benauwdheid opgenomen. Twee weken ligt ze in het ziekenhuis waar ik net mijn semi-artsstage heb afgerond. Ze krijgt vijftien liter zuurstof met een non-rebreathingmasker en hoort dagelijks dat opname op de IC de volgende stap is als ze het zo niet redt. Ik kan niet op bezoek, dus breng spulletjes en wacht in spanning af. De verpleegkundigen geven me een dagelijkse update en ik ervaar hoe het is om aan de andere kant te staan. Gelukkig belandt ze niet op de IC en is ze inmiddels weer gezond thuis. Chillen zonder afstand Terug op mijn werk zijn er drie dames van het ‘huisje’ van zes waar ik twee weken geleden heb gewerkt, besmet geraakt en overleden. Bij mijn buurhuisje zijn die avond twee mensen opgehaald door de uitvaart en nog een dame is overgeplaatst naar de COVID-19-afdeling. Er zijn inmiddels mondkapjes, maar geen vast personeel en veel onbegrip. Ik kijk uit het raam en zie een groep jongens chillen zonder afstand. Voor het eerst in mijn leven bel ik de politie, zo tergend vind ik de situatie. Lippenstift Zondagavond: Ik heb Corrie, Gré en Jannetje net eten gebracht op hun kamers, om besmetting te voorkomen. Corrie van 97 vraagt altijd naar haar moeder en knuffelt graag. Woensdag werk ik weer: Corrie en Gré zijn besmet geraakt en overleden. Meer dan de helft van de bewoners van het huis is overleden. Jannetje lijkt het virus te klaren. Ze maakt zichzelf nog iedere dag op en smeert daarbij ruimer dan strikt noodzakelijk lippenstift, haar lach maakt me blij. Bijgeknipte pony Tijdens mijn werk in de thuiszorg in de Jordaan kom ik bij een dame van 99 waar niemand meer op bezoek mag komen. Ik ben de enige die ze ziet, maar natuurlijk een groot risico, dus ik probeer zo kort mogelijk te blijven. Veel mensen laten me niet meer binnen en roepen vanaf boven dat ze hun medicatie hebben ingenomen. Eén dame gooit altijd een snoepje naar beneden. De mensen verstaan me een stuk minder goed, omdat ze mijn mond niet kunnen zien. Bij een van mijn lievelingsda-

45


mes knip ik de pony bij, omdat deze in haar ogen hangt en haar kappersafspraak niet door kon gaan. Er zijn weinig dingen waar ik blijer van word dan een dame die, afatisch als ze is, probeert te vertellen hoe blij ze daarmee is. Gelukkig lijkt daar nog niemand besmet. Iedere dag een praatje Als vrijwilliger werk ik sinds een paar jaar bij de Dierenambulance als dierenhulpverlener en chauffeur. Deze weken rijd ik alleen en haal ik veel katten uit huizen van overleden mensen. Soms samen met de brandweer en politie en volledig in pak. Ook de andere werkzaamheden daar gaan gewoon door; voor veel mensen is dit werk hun enige bezigheid. Dus worden de duifjes, zwanen en egeltjes gered en naar de Toevlucht gebracht om te revalideren. De meeste collega’s zijn 50+, niet zo gezond en leven van de bijstand. Zij zitten zich nu thuis stierlijk te vervelen om zichzelf te beschermen. Net als meneer K. uit Zeist, een man van 86 waar ik dagelijks mee bel, omdat hij niet meer naar zijn clubjes kan en geen uitstapjes meer kan maken met zijn treinabonnement. Ik hoop dat een klein praatje iedere dag hem hier doorheen helpt. Even stilstaan Hoe jammer ik het ook vind dat ik in Tanzania zoveel had kunnen leren, ben ik erg blij dat ik hier heb kunnen helpen. Wat ik hier vooral van leer voor als ik arts ben, is relativeren. Ook ervaar ik hoe goed het voor me is om af en toe even stil te staan. Ik keek hier enorm tegenop toen dit alles begon; ik maak het mezelf graag een beetje druk. Inmiddels ben ik gewend aan het wat rustigere leven en geniet er enorm van. Er wordt veel gepuzzeld. De verplichte rust is goed voor mijn gemoedstoestand en maakt het makkelijker om na te denken en te reflecteren. In een leven waar ik altijd van hot naar her ren, is het soms lastig genieten. Voor je het weet, is er weer een jaar voorbij met veel stress. Behulpzaam Ik kan gelukkig eerder beginnen met mijn wetenschappelijke stage. Na de zomer mag ik mezelf hopelijk ‘uit het niets’ dokter noemen. Ik wil graag huisarts worden en hoop dat ik in deze tijd heb geleerd om goed samen te werken en te communiceren in een onrustige situatie. Ook denk ik proactief, assertief en adaptief te zijn. Maar graag blijf ik ook nog verzorgende, dierenhulpverlener en het liefst een behulpzaam mens.

46


47


“Ik besef weer hoe belangrijk een luisterend oor is” Roos Mare van der Werf

Vrijdag 13 maart 2020 lunch ik met de coassistenten waar ik mijn co-

schappen mee loop. We speculeren over wat er gaat komen, gezien alle nieuwsberichten over het COVID-19-virus. Wat er ook gebeurt, wij gaan nog wel door, denken we. Het zou raar zijn als wij als studenten in de zorg ineens naar huis moeten. Een paar minuten later moeten we bij de onderwijscoördinator van het ziekenhuis komen. Daar horen wij dat we helemaal geen bijdrage gaan leveren. De coördinator heeft geen idee wanneer hij ons terug gaat zien. We leveren onze badge en jas in, nemen afscheid van patiënten en arts-assistenten en gaan richting huis.

48


Het wordt duidelijk dat dit niet ‘eventjes’ gaat duren. Al snel zoek ik een baantje in de zorg. Na twee weken word ik gebeld door de GGD: of ik het COVID-19-team wil versterken. Diezelfde week begin ik. Het team waarin ik werk, controleert de vitale gegevens van dak- en thuislozen met klachten passend bij het COVID-19virus. Als team van acht coassistenten zijn we de schakel tussen de cliënten en hun begeleiding en de arts. Eén keer per dag controleren we in tweetallen de vitale functies en maken een praatje met de dak- en thuislozen. Volgens de GGD gaat het om veel cliënten, maar tot nu toe zijn het er vijf à zes per dag. Dit betekent dat ik, zoals vaak als coassistent, de tijd heb om me te verdiepen in de cliëntenpopulatie. Ik ontdek een patiëntengroep die vaak buiten de radar blijft. Hoge koorts In een van de eerste weken ontmoet ik een vrouw. Haar situatie raakt me. Vlak voor de coronatijd heeft patiënte meerdere life-events meegemaakt In februari komt ze terecht in de opvang: een sportzaal waar dak- en thuislozen tussen 16:30 en 09:30 uur terechtkunnen voor een bed, douche, warme maaltijd en ontbijt. Voor haar een enorme verandering: van een eigen huis naar een plek waar je alleen ’s avonds terechtkunt en met veel mensen op een slaapzaal ligt. Mevrouw krijgt plotseling hoge koorts en wordt naar een isolatielocatie gebracht, waar ze een eigen slaapkamer, toilet en douche heeft. Ook krijgt ze hier haar maaltijd, zodat ze volledig in quarantaine is. Zorgwekkende vitale functies De volgende dag controleren we haar vitale functies. Ze heeft geen last van COVID-19-gerelateerde klachten. Haar klachten passen bij een infectie. Haar vitale functies zijn zorgwekkend: een stijgende temperatuur, lage bloeddruk en hoge pols. Na overleg met de arts gaat ze direct naar de spoedeisende hulp. Na twee dagen is ze terug op de isolatielocatie met de diagnose pyelonefritis. Het ziekenhuis heeft geen COVID-19-test afgenomen, deze zijn er niet voldoende. Mevrouw heeft netjes de antibioticakuur afgemaakt en kon daarna in goede conditie terug naar de winteropvang. Opnieuw isolatie Een paar dagen later krijgen we opnieuw een telefoontje. Mevrouw heeft opnieuw koorts zonder COVID-19-gerelateerde klachten. Opnieuw gaat ze naar de isolatielocatie. Ze vertelt dat ze met haar eigen kwikthermometer diezelfde ochtend 39.2 graden heeft gemeten en is bang dat de eerdere gediagnosticeerde pyelonefritis terugkomt. De non-contact thermometer die wij gebruiken, meet echter een normale temperatuur (36.8 graden). Daarnaast zijn de overige vitale functies normaal en heeft ze geen klachten. Mevrouw zegt dat zij elke ochtend paracetamol neemt om de koorts te drukken. Over de dagen heen voeren we veel discussies over de temperatuur. Met mevrouw zelf, tussen de begeleiding, coassistenten, verpleegkundige en artsen. Vanwege de dagelijkse wisseling van het zorgpersoneel is dat best lastig.

49


Meer privacy Dan vertelt ze wat er echt aan de hand is. Dat ze niet elke ochtend haar temperatuur opmeet en niet elke dag paracetamol inneemt. Mevrouw is niet alleen bang dat ze weer ziek wordt, zij wil vooral niet terug naar de winteropvang. De privacy die zij daar mist, heeft zij wel op de isolatielocatie. Na overleg met begeleiding en de arts wordt een andere locatie voor haar gezocht. Zij mag zolang op de isolatielocatie blijven. Na anderhalve week gaat ze naar haar nieuwe opvanglocatie, waar ze een eigen kamer krijgt. Luisterend oor Door de ervaringen die ik heb opgedaan, besef ik nogmaals hoe belangrijk een luisterend oor is voor patiënten en collega’s. Zo kun je de soms zo schrijnende verhalen en emoties met elkaar delen, erop reflecteren en met elkaar zorgen voor een gezonde balans tussen je werk als zorgprofessional en wie je bent als persoon in je privéleven. Veel patiënten hebben een aangrijpend verhaal. Al snel vergeet ik dan dat veel patiënten multiproblematiek kennen: verslaving, agressie en andere comorbiditeiten als COPD en diabetes mellitus. Patiënten proberen zorgprofessionals vaak te overtuigen dat je voor hen een uitzondering moet maken. Ik merk aan mijzelf dat ik inderdaad snel empathie voel en dan meer moeite doe voor iemand. Het is belangrijk om mijn grenzen te stellen en voor mezelf en de patiënt een balans te zoeken. De begeleiding van deze dak- en thuislozen heeft mij geleerd dat werken met richtlijnen en duidelijke afspraken erg belangrijk is bij deze groep. Goed communiceren Ondanks het korte bestaan van dit team hebben we snel een manier gevonden om met elkaar te communiceren en goede afspraken te maken. De situatie met de mevrouw in de winteropvang heeft hier veel aan bijgedragen. Daar kwamen we erachter met hoeveel verschillende disciplines en organisaties wij in contact staan om de optimale zorg voor één patiënt te waarborgen. Telkens werd de samenwerking een stukje beter. Niemand wist wat we precies konden verwachten, waardoor we al lerend en met goede communicatie een manier vonden om goede zorg te kunnen leveren. Coronabelteam Tijdens het schrijven van dit verslag wordt mijn functie opgeheven. De groep cliënten met klachten is nu zo klein dat de verpleegkundigen de controles zelf gaan doen. Gelukkig krijg ik een nieuwe baan bij het coronabelteam. Dit belteam zal de vragen beantwoorden van zowel medische professionals als burgers. Ik ben benieuwd hoelang dit team blijft bestaan. In ieder geval ben ik blij dat ik mijn steentje kan blijven bijdragen.

50


51


“Door alle veranderingen heb ik geleerd om me aan te passen” Ilse Snik

Vrijdag 13 maart stap ik om 7:09 uur in de sprinter richting Haarlem.

Een nieuwe dag op de revalidatieafdeling van het verpleeghuis. Ik begroet de receptioniste en loop naar de artsenkamer. De dag begint zoals alle dagen. We lezen de overdracht en beginnen met voorbereiden. Drie nieuwe opnames, een drukke dag. Uiteraard praten we over het COVID-19-virus. Hoewel het nog niet bij ons in huis is opgedoken, zijn we extra alert. Extra vaak handen wassen, handen schudden met patiënten en familie is uit den boze. Tijdens de lunch bespreken we de weekendplannen, ook hier komt het COVID-19-virus ter sprake. Na de lunch check ik mijn mail: alle coschappen worden per direct stopgezet. Dit is heftig nieuws!

52


Ook de arts met wie ik meeloop, schrikt. Na nog twee opnames en wat kleine klusjes, ga ik toch naar huis. Ik verlaat de afdeling met een dubbel gevoel. Hoe gaat dit verder? Kom ik nog terug om mijn coschap af te ronden? Wat gebeurt er met de patiënten? Stel dat het virus hier binnenkomt, bij deze kwetsbare ouderen ... Strikte regels Twee dagen na mijn vertrek hoor ik op de persconferentie dat Nederland in een intelligente lockdown gaat. De impact van het COVID-19-virus wordt steeds duidelijker. Op mijn werk, een verpleeghuis op het platteland waar ik nu vijf jaar werk, word ik met open armen ontvangen om bij te springen. COVID-19 lijkt hier ver weg, maar we treffen de nodige voorzorgsmaatregelen. Er worden extra diensten ingezet, zodat we in compartimenten kunnen werken. Zo komen collega’s met minder verschillende bewoners in contact en houden we de kans op besmetting laag. Bewoners mogen één keer per dag één bezoeker ontvangen op de kamer. Die regel houdt kort stand, een paar dagen later gaan alle verpleeghuizen in Nederland op slot. Sommige bewoners reageren begripvol, aan anderen is het nauwelijks uit te leggen. Wanneer een demente mevrouw in strikte isolatie wordt geplaatst, omdat we denken dat ze COVID-19 heeft, is dit bijna niet vol te houden. Woede en onbegrip, ze snapt niks van de situatie. Er wordt extra personeel ingezet, zodat er de hele dag iemand bij haar is. Ik wil zo graag uitleggen dat het voor haar en andermans veiligheid is, maar dat gaat niet. Ik voel me machteloos. Uiteindelijk wordt mevrouw negatief getest, een grote opluchting. Maar nieuwe verdenkingen volgen elkaar op en dat zorgt voor veel onrust. Sommige collega’s vallen in de risicogroep, kunnen zij nog veilig werken? Moeilijke momenten Elke dag is er een COVID-19-update met nieuwe regels en richtlijnen. Inmiddels zie ik door de bomen het bos niet meer. Wat mag wel, wat mag niet? Al die wisselende regels zorgen voor onduidelijkheid bij zorgmedewerkers en bewoners. Mogen zij nu nog een frisse neus halen? De ene collega zegt van wel, de andere van niet. Verwarring alom. De dagen rijgen zich aaneen. Bewoners zitten de hele dag alleen op hun kamer, want samen eten mag niet en de gezamenlijke activiteiten gaan niet door. Na verloop van tijd eist de eenzaamheid zijn tol. Sommige bewoners barsten in tranen uit als ik binnenkom. Op zo’n moment vergeet ik de anderhalvemeterregel en geef een knuffel als troost. Ze missen hun familie ontzettend. Zeker als er iets ingrijpends gebeurt. De zus van een bewoonster is overleden, maar ze mag geen afscheid nemen. Geen dierbare die haar een knuffel mag geven. Dit zijn moeilijke momenten. Naast verdriet zijn sommige bewoners ook boos. Aangezien wij de enigen zijn die ze zien, wordt deze boosheid over ons uitgestort. Ik vind het soms moeilijk om mijn geduld te bewaren. Mijn collega’s en ik doen ons best, waar hebben wij deze boze woorden aan te danken? Op zo’n moment bedenk ik me dat het niet persoonlijk bedoeld is, maar dat de bewoner boos is op de situatie en niet op mij. De bewoners gaan ook conditioneel achteruit. We gebruiken de tillift vaker, de fysiotherapeut wordt gemist. Mensen raken verward. Het gebrek aan structuur heeft meer effect op bewoners dan ik had verwacht.

53


Opgesloten in vrijheid Veel bewoners hebben de oorlog meegemaakt, dus 4 en 5 mei zijn belangrijke dagen. Dit jaar leven we 75 jaar in vrijheid. Schrijnend dat juist de mensen die de oorlog hebben meegemaakt nu weer ‘opgesloten’ zitten. Verhalen van bewoners komen omhoog: mooie verhalen over de bevrijding, maar ook heftig over de tijd dat de oorlog in volle gang was. Een bewoonster heeft een vader in het verzet die gefusilleerd is. Elk jaar gaat ze naar de herdenking, nu zit ze alleen op haar kamer. Andere bewoners vertellen over de bevrijding. Over de Canadese tank waar ze op mochten zitten. En hoe lekker het broodje met roomboter smaakte dat ze kregen. Taart via een hengel Naast alle ellende ontstaan er ook mooie initiatieven. Een moment dat mij is bijgebleven is de verjaardag van een bewoner op de tweede verdieping. Niemand mag langskomen, maar een goede kameraad uit zijn diensttijd laat zich niet tegenhouden. Aan een raamwisser met uitschuifbare steel heeft hij een haakje gemaakt, waar hij een tasje aan hangt met een taartje erin. Hij hengelt de steel door het raam naar binnen, gaat in zijn auto zitten met zijn eigen taartje en thermoskan koffie en belt de jarige bewoner op. Zo eten ze samen taart en drinken ze koffie. En met de ‘beeldbeltelefoon’ kunnen bewoners zonder smartphone hun familieleden zien. Het levert lachende gezichten op. Een paar weken later is bezoek weer mogelijk, uiteraard met maatregelen. Per bewoner mag één bezoeker langskomen, met plexiglas tussen beide personen in. Bewoners waarderen het, hoewel bij sommigen het ‘gevangenisgevoel’ toeneemt. Liever duidelijkheid Terugkijkend heeft de afgelopen periode veel impact op mij gehad. Het was een periode met veel onzekerheid: over het virus en de gezondheidseffecten, het vervolg van de studie, de intelligente lockdown, mijn werk in het verpleeghuis, de tijd die dit in beslag zou nemen. Ik merkte dat ik het soms moeilijk vond om hiermee om te gaan, ik houd van duidelijkheid. Ik heb geleerd dat duidelijk communiceren in onzekere tijden erg belangrijk is. Dit neem ik in mijn toekomst als arts zeker mee. Als zorgmedewerker kreeg ik regelmatig vragen van bewoners en hun familie. Over de vraag of bewoners een rondje om het huis mochten lopen, is bijvoorbeeld veel discussie geweest. Dit zorgde soms voor boze reacties bij de bewoners. ‘Van jouw collega mag ik naar buiten, en nu zeg jij van niet’. Heldere communicatie, duidelijke afspraken, één lijn trekken en samenwerken zijn dan erg belangrijk. Steeds aanpassen Iets anders wat ik heb geleerd is adaptief zijn. De afgelopen periode is er veel veranderd. Van de een op de andere dag stopte mijn coschap en moest ik op zoek naar een andere invulling van mijn tijd, die ik gelukkig snel vond op mijn werk. Maar ook hier waren continu veranderingen. Bewoners moesten op de kamer eten in plaats van in het restaurant en ze hadden behoefte aan een langer gesprek als ik bij ze kwam voor de zorg. Ook werden er nieuwe manieren van communicatie

54


geïntroduceerd, zoals beeldbellen. Collega’s van verschillende afdelingen mochten niet meer samenwerken. De wondverpleegkundige mocht het gebouw niet in, waardoor ze wonden moest beoordelen via videobellen. Hier kwam de rol van organisator bij kijken. Het corona-uitbraakteam van de zorgorganisatie bedacht de regels, maar de uitvoering regelden de zorgmedewerkers zelf. Zo moesten we planningen maken voor beeldbellen en het bezoek dat langskwam. Het kostte veel energie om me elke dag aan te passen aan de nieuwe regels en richtlijnen. In mijn toekomst als arts krijg ik veel te maken met veranderingen en ik hoop dat mij dit steeds gemakkelijker afgaat. Grens over Als beroepsbeoefenaar is het belangrijk om je professioneel te gedragen, te reflecteren en je eigen grenzen aan te geven. Toen een bewoner boos werd en begon te schreeuwen omdat hij niet naar buiten mocht, moest ik moeite doen om professioneel te blijven. Ik haalde diep adem en vroeg of we het rustig uit konden praten. De bewoner was bij mij een grens overgegaan, wat ik niet accepteerde. Na een aantal pogingen bleef de bewoner boos, het is niet gelukt om goed het gesprek aan te gaan. Had ik de bewoner moeten laten uitrazen? Had ik meer begrip voor zijn situatie moeten tonen? Het maakte indruk op mij en het was een leerpunt. De kans is groot dat ik in de toekomst vaker met boze patiënten te maken krijg. Uiteraard hoop ik dat de COVID-19-crisis snel eindigt, maar realistisch gezien weet ik dat het nog lang niet zo ver is. De komende periode zal communicatie, aanpassingsvermogen en professionaliteit noodzakelijk blijven.

55


“Stilstaan bij de situatie en ervan balen mag óók” Julia van der Zande

In februari loop ik mijn coschap Huisartsgeneeskunde. Op één van de

terugkomdagen moeten we een ingewikkelde situatie beschrijven. Een coassistent uit mijn groepje vertelt dat een patiënt vroeg of hij besmet kon zijn met het COVID-19-virus, aangezien hij gisteravond bij de lokale Chinees had gegeten. Ik moet hier behoorlijk om lachen en kan me voorstellen hoe ongemakkelijk zo’n gesprek is. Op dat moment zijn er alleen besmettingen in China en acht de ECDC (European Centre for Disease Prevention and Control) de kans dat COVID-19 naar Europa komt heel klein. Ik realiseer me dat deze patiënt waarschijnlijk niet de enige is met deze oprechte vraag, die voortkomt uit onwetendheid en angst.

56


Die angst rondom COVID-19 voel ik in de weken die volgen nauwelijks. Het COVID-19-virus blijft ver weg en voelt als iets ongrijpbaars. Tot het ook in Italië hard om zich heen grijpt en het land in complete lockdown gaat. Ik lees artikelen over het aantal sterfgevallen en de verspreiding van het virus en zie vreselijke beelden van overvolle ziekenhuizen en intensive care units. Toch hoop en denk ik, misschien naïef, dat het in Nederland niet zo ver komt. Maar daar is de persconferentie van premier Rutte op 12 maart: iedereen in Nederland met klachten blijft thuis, zoveel mogelijk thuiswerken, hogescholen en universiteiten gaan over op online onderwijs. Dan raakt het mij ook: morgen geen tentamen klinisch redeneren. En daarna? Hoe zit het met de coschappen? Moeite met thuiszitten Opeens zit ik hele dagen thuis; zonder studie of werk, maar wel met veel onzekerheid, onduidelijkheid en twee huisgenoten die opeens thuis moeten werken. Een behoorlijke overgang. De eerste drie weken kan ik me erbij neerleggen en vul ik mijn dagen met puzzelen, lezen, een home work-out en een rondje door het Oosterpark met een podcast. Ook bedenk ik elke dag een kleine opdracht: badkamer schoonmaken, kast opruimen, fotoboek maken, zodat ik het gevoel heb dat ik een nuttige dag heb gehad. Na drie weken wordt duidelijk dat de coschappen voorlopig niet herstarten. Ik krijg steeds meer moeite met het feit dat wij als coassistenten thuiszitten, terwijl je overal hoort dat de zorg overloopt. Dit is toch één van de redenen waarom ik Geneeskunde studeer? Een bijzonder ziektebeeld en mensen willen helpen? Via het AMC bied ik mijn hulp aan, maar helaas hoor ik niets. Ik ga zelf op zoek en kan snel aan de slag op een psychogeriatrische afdeling voor mensen met dementie bij Amsta. Beschermen en zorgen Het is fijn dat ik hier echt iets kan betekenen en bijdragen. Aan veel bewoners is niet goed uit te leggen wat er aan de hand is. Veel van hen raken compleet ontregeld door alle veranderingen in hun vaste patroon. Vanaf het begin is er te weinig beschermingsmateriaal en onduidelijk beleid. Dit maakt het werk soms behoorlijk lastig. Aan de ene kant wil ik mezelf en de bewoners beschermen. Aan de andere kant moeten bewoners ook de zorg krijgen die ze nodig hebben, daar ben ik voor aangenomen. Uiteindelijk leg ik me erbij neer en richt me op het bieden van goede zorg. Moeilijke positie Ik ben ervan overtuigd dat ik goed werk doe door zo mijn steentje bij te dragen, maar het blijkt complexer. De huisgenote van mijn vriend verzoekt hem vriendelijk een andere woonruimte te zoeken zolang ik bij Amsta werk. Haar vader heeft reuma en valt in een risicogroep. Het tekort aan bescherming in verpleeghuizen vergroot het risico dat haar vader COVID-19 krijgt, ook omdat zij hebben besloten geen anderhalve meter afstand tot elkaar te houden. Zo krijgt mijn goede intentie een andere kant; ik breng iemand geheel onbewust en onbedoeld in een moeilijke

57


positie. Dit maakt mij ervan bewust dat iedereen deze COVID-19-tijd anders beleeft. Verantwoordelijk In de afgelopen periode is mijn verantwoordelijkheidsgevoel sterk aangesproken en op de proef gesteld. Ik voel me verantwoordelijk om mijn steentje bij te dragen in de zorg, maar voel me ook verantwoordelijkheid tegenover mensen om mij heen en de rest van de samenleving om me aan de regels te houden. Ik begrijp niet dat sommige mensen zo laks met de regels omgaan en hun verantwoordelijkheid niet nemen. Deze waarde neem ik later in mijn rol als arts zeker mee en ik verwacht dat ook van mijn patiënten: verantwoordelijkheid nemen. Ik weet echter ook dat niet alle patiënten daar hetzelfde over denken en dat ik het daar af en toe behoorlijk moeilijk mee zal hebben. Ruimte om te balen Ook vind ik het confronterend en leerzaam hoe ik met mijn eigen emoties en onzekerheid omga. Ik kan mezelf goed moed inpraten of oppeppen en heb er een handje van om mijn gevoelens te bagatelliseren. Hierdoor kon ik lang volhouden dat de impact van deze COVID-19-periode op mijn leven wel meeviel en lukt het me om me steeds aan te passen aan de veranderende situatie. Terugkijkend had ik best vaker even flink mogen balen en mezelf de tijd mogen geven om aan de nieuwe situatie te wennen. Na een tijdje was ik namelijk ook goed klaar met steeds mijn verwachtingen en plannen bijstellen en mezelf moed inpraten, waardoor dit minder goed lukte. Een groot aanpassingsvermogen en mezelf goed kunnen oppeppen, zijn handige eigenschappen. Maar ik heb ook geleerd dat stilstaan bij de situatie en daarvan balen óók mag en kan. Dat ik daarna met een rustiger en positiever gevoel verder kan gaan. Leren van thuiszitten Al met al heeft deze periode mij veel geleerd over onze samenleving en mezelf. Ik vind het bijzonder dat veel mensen zo flexibel blijken en dat er zoveel goede en mooie initiatieven zijn ontstaan. Ik vind het stiekem jammer dat ik niet samen met alle harde werkers van dichterbij heb ervaren hoe zo’n onbekend virus alles in één klap verandert. Aan de andere kant leerde ik in deze periode van thuiszitten veel over mezelf. Die lessen neem ik zeker mee in mijn toekomstige rol als arts.

58


59


“Ik heb zoveel heftige en verdrietige, maar gelukkig ook mooie momenten meegemaakt” Tisse van Nimwegen

Tijdens een van mijn eerste diensten op de afdeling zorg ik voor een

man. ‘s Ochtends ligt hij er nog goed bij, maar als ik twee uur later controles doe, is hij zo verslechterd dat hij bijna naar de IC moet. Vlak daarna komt een jongen van midden twintig terug van de IC; hij heeft veertien dagen aan de beademing gelegen en kan bijna niets meer zelf. Het zijn slechts twee van de vele heftige gevallen die ik meemaak in de frontlinie, als buddy op de COVID-19-cohortafdeling in een ziekenhuis in de regio Amsterdam.

60


Als buddy ben ik de rechterhand van een verpleegkundige: ik help met het aangeven en aannemen van spullen die de isolatiekamer in en uit moeten, assisteer bij medische handelingen en mag handelingen waar ik bekwaam in ben zelfstandig uitvoeren, zoals controles doen, bloed afnemen en infusen plaatsen. Ik heb echt het gevoel dat we dit samen doen. Iedereen slaat de handen ineen en zet de schouders eronder: verpleging, artsen, schoonmakers, secretaresses, keukenpersoneel, magazijnmedewerkers, beveiliging, psychologen en de directie. Het zijn drukke diensten, maar iedereen helpt elkaar; alsof we dit altijd al zo deden. Het ziekenhuis is gelukkig goed voorbereid: alles verloopt ongeveer zoals je hoopt dat het zou gaan. Geen afscheid De jongen van midden twintig verontschuldigt zich steeds dat wij hem met alles moeten helpen. En dat terwijl praten hem al ontzettend moeilijk afgaat. Tussendoor werk ik een keer op de Cardiologie-afdeling. Die blijkt bijna leeg; alsof niemand meer een hartaanval krijgt. Op de palliatieve unit overlijden soms vijf patiënten in één dienst. Het meest onmenselijke aan de COVID-19-crisis is dat we op de cohortafdelingen geen bezoek mogen binnenlaten. Ik vang een man op die afscheid komt nemen van zijn bijna overleden vrouw; hij heeft haar niet meer wakker gezien sinds ze afscheid namen op de SEH, waar ze hem beloofde dat ze over een paar dagen weer de oude zou zijn. Een dag later raakte ze buiten bewustzijn en ze is de rest van de opname niet meer bijgekomen. Haar man mag pas langskomen als zij op sterven ligt. Het ging zo snel dat hij het gevoel had dat hij niet echt afscheid kon nemen. Hartverscheurend. Heftig en verdrietig In een nachtdienst krijgt een man plotseling een enorme tachycardie met een saturatie van 70%. Hij vertelt geen familie of naasten te hebben. Als ik de volgende dienst terugkom, is hij overleden. En blijken er wel degelijk familieleden te zijn die hem hadden willen zien. Diezelfde nachtdienst help ik voor het eerst een patiënt afleggen. Erg indrukwekkend dat deze man nog warm is, alsof hij ieder moment wakker kan worden. Een paar dagen later ligt er een man op de cohortafdeling die er zo slecht aan toe is dat hij binnenkort naar de IC overgeplaatst wordt. Op dat moment wordt ook zijn vader op de afdeling opgenomen. De familie wil niet dat de zoon met stress naar de IC gaat en vertelt niets over de opname. De vader overlijdt een paar dagen later; zijn zoon heeft hem niet meer gezien. En zo zijn er nog meer heftige, verdrietige en persoonlijke gebeurtenissen die we dagelijks meemaken. Sospenso koffie Gelukkig zijn er ook mooie momenten; diezelfde jongen van twintig die we een week later uitzwaaien, terwijl hij op eigen kracht de afdeling afloopt. Met alle collega’s een paasbrunch organiseren, omdat we het hele paasweekend met hetzelfde team werken. Alle cadeautjes die we iedere dag weer krijgen. Het oorverdovende applaus voor de zorg aan zowel de voor- als achterkant van ons huis. De peersupportsessies waarbij alleen maar lovend gesproken wordt over de

61


goede samenwerking en hoe fijn iedereen elkaar helpt. De bereidwilligheid van het ziekenhuis en hoe makkelijk sommige dingen ineens geregeld kunnen worden. De sospenso-koffietjes die mensen uit de buurt in een horecazaak tegenover het ziekenhuis voor ons kopen en die wij in onze pauzes gratis komen halen. En uiteindelijk het einde van de eerste piek die in zicht komt, waardoor we de cohortafdelingen langzaam afschalen en de normale zorg weer opgepakt kan worden. Stok in je neus Na een paar weken ondergedompeld te zijn in het ziekenhuis, krijg ik keelpijn, algehele malaise en moet ik veel hoesten. Ik bel HR: wat nu? 48 uur wachten en me laten testen. In de rij voor de COVID-19-tent, waar mensen met tranen in hun ogen vertellen hoe verschrikkelijk diep die stok je neus in gaat. Zelf aan de beurt zijn en de collega herkennen die de test afneemt. Die stok in je neus die ze, als je denkt dat deze echt wel diep genoeg zit, toch nog 2 cm verder moet duwen. Thuiskomen en direct in een diepe slaap vallen. Wakker worden zonder reuk en smaak, maar met intense koppijn. En het dan eigenlijk al weten. Een paar uur later gebeld worden dat de test positief is. Een dag later de GGD aan de lijn met adviezen, folders en een contactopsporingsonderzoek. 19 uur slapen per dag. De huisarts die zich zorgen maakt, omdat je het als jong persoon wel zwaar te pakken hebt. Je ouders en partner die bezorgd zijn. Ik, als geneeskundestudent die alles bagatelliseert, maar ondertussen best ziek is. Een beklemmend gevoel krijgen op mijn borst, toch maar de pulse-oxi meter lenen van een vriendin en er -gelukkig - achter komen dat mijn saturatie netjes 99% is. Lieve familieleden en vrienden die boodschappen voor mijn deur zetten. Dezelfde lieve vrienden en familie die langskomen met beterschapspakketten. Me na ruim twee weken weer beter voelen, naar buiten mogen en dan van een klein rondje lopen al buiten adem zijn. Het is bizar hoeveel impact ruim twee weken binnen zitten heeft. Zorghart bestaat Ik ben blij dat ik deze crisis van zo dichtbij meegemaakt heb. Ik heb enorm veel van deze (hopelijk enige) piek geleerd en ik weet zeker dat dit van mij een betere dokter maakt. Ik neem mee dat het ziekenhuis het beste draait als alle disciplines samenwerken. Samenwerken stond al hoog in mijn persoonlijke vaandel, maar ik heb gemerkt hoe goed zorgmedewerkers erin zijn, en dat een “zorghart” hebben, echt bestaat. Ik heb geleerd hoe ik moet omgaan met extreem benauwde patiënten. Hoe ik patiënten overdraag aan collega’s of artsen als de verpleegkundige in volledige isolatie staat. Hoe een volle zaal met ernstig zieke patiënten gerund moet worden en hoe ik iedere patiënt de zorg kan geven die hij nodig heeft. Ik heb me kwaadgemaakt om mensen die gezellig met z’n allen in het Vondelpark lagen, als ik na een drukke dienst naar huis fietste, en ik heb geleerd dat we preventie nodig hebben om deze pandemie te bestrijden. Ik heb geleerd dat niet ieder artikel de waarheid verkondigt. Maar ik heb vooral geleerd dat ik goed functioneer in een stressvolle situatie, dat ik geniet van goede samenwerking en dat -in sommige opzichten- een lockdown zo gek nog niet is.

62


63


“Stilstand is geen achteruitgang” Anouk Dijkman

In december 2019 komt COVID-19 voor het eerst in beeld, dan alleen nog

via onze televisies, laptops en telefoons. Een probleem dat nog mijlenver van ons verwijderd is. De weken verstrijken, de eerste besmettingen in andere landen duiken op. Ik rond mijn laatste coschapsdagen bij Gynaecologie & Verloskunde af. Dan wordt de eerste Amsterdamse besmetting vastgesteld, in ‘ons’ lab van het Amsterdam UMC.

64


Niet-medisch geschoolde vrienden zoeken me steeds vaker op met vragen over het virus. Wat ik vind van de sterftecijfers, aangezien ze toch gelijk zijn aan een ‘gewone griep’? Of ze mondkapjes moeten bestellen? Of ik denk dat het in Nederland mee zal vallen? Antwoorden kan ik ze nauwelijks geven en dat voelt als een tekortkoming als je al 4,5 jaar geneeskunde studeert. Ik doe mijn best om alle informatie die er is op sites voor professionals te lezen. Er is veel onduidelijkheid. Buitenspelgevoel Dan volgt het bericht dat coschappen per direct voor onbepaalde tijd gestaakt worden. Plots is mijn agenda leeg en zijn de dagen lang. Het moeilijkste vind ik dat mijn toekomstige collega’s de drukste en meest heftige periode van hun carrières beleven, terwijl ik me buitenspel gezet voel. Ik begrijp de beslissing; een coassistent kost meer energie, moeite en beschermingsmiddelen, maar ik wil zo graag helpen. Ik vul de dagen met klusjes en begin uit pure verveling met hardlopen, in afwachting van een oproep voor (vrijwilligers)werk. Niks doen, daar blijk ik niet goed in. In het begin kom ik mezelf hard tegen en lig ik iedere avond met een onvoldaan gevoel in bed. Rust is lekker, maar ik kan er pas van genieten als ik het verdiend heb, en zo voelt het nu niet. Nieuwe ervaringen Dan krijg ik gelukkig bericht van een gezondheidsorganisatie met verzorgingshuizen in Amsterdam. Ze zoeken coassistenten om een handje te helpen. Ik begin op eigen verzoek op een gerontopsychiatrische afdeling als medewerker welzijn, wat inhoudt dat ik zorg voor extra vermaak en gemak nu bewoners geen bezoek mogen ontvangen en de dagbesteding is teruggeschroefd. Tegelijkertijd ontlast ik het zorgpersoneel door algemene klussen en verzorgende taken op me te nemen. Op de eerste werkdag loop ik met een collega mee. We brengen medicijnen rond. Voor mijn ogen wordt nog eens benadrukt hoe lastig het is om iedereen de voorgeschreven medicatie te laten innemen. Ongelofelijk hoeveel geduld en doorzettingsvermogen dat vraagt, zeker bij deze doelgroep. Sommigen zijn behoorlijk achterdochtig, willen het liefst iedere dag uitleg en bevestiging van de arts. Ik kijk mee hoe een hoogopgaand klysma wordt gegeven en verwonder me over het feit dat ik dit niet eens weet, en nooit de moeite heb genomen het op te zoeken. Terwijl het vaak genoeg voorbij komt in rapportages of de overdracht. Amper een uur op mijn nieuwe werk en nu al wat nuttigs geleerd. Aan het einde van mijn eerste dag fiets ik met een hoop nieuwe gezichten, namen en ervaringen het weekend tegemoet. Veel verdriet Al op mijn tweede werkdag loop ik vol zelfvertrouwen door het verzorgingshuis en open ik de deuren naar de afdeling met mijn nieuwe medewerkerssleutelbos. Daar stuit ik op een vlaggetjeslijn met een briefje waarop in grote rode letters het woord ‘isolatie’ staat. Met een plastic schortje, mondkapje en handschoenen loop ik de afdeling op. Het blijkt dat bij één van de bewoners in het weekend COVID-19 is vastgesteld. De bewoner zit in isolatie op zijn kamer, maar de gevolgen strekken verder dan dat. Zo werken wij vanaf nu met beschermende materialen, wat voor

65


verwarring zorgt bij bewoners die onze gezichten niet meer herkennen of ons niet meer kunnen verstaan door het mondkapje. De dagbesteding kan de komende weken niet voor vermaak zorgen. Zo worden de versoberde levens van de bewoners nog leger. Niemand mag nog naar de grote tuin, er wordt een stukje van de kleine binnentuin ingericht waar ze een frisse neus kunnen halen. De Babbelbox (een huisje waarin een bewoner en zijn bezoeker door plexiglas gescheiden zijn, en zo met elkaar kunnen communiceren, red.) voor bezoekers wordt in gebruik genomen voor het verzorgingshuis, maar onze bewoners mogen daar nog niet heen. Dit zorgt voor veel verdriet bij bewoners en familieleden. Het is ontzettend triest om te zien hoe één vastgestelde besmetting het leven van zoveel mensen aantast. De isolatie van de afdeling duurt twee weken, aan het begin en aan het einde worden alle bewoners en personeelsleden getest. Gelukkig blijven de testen van alle andere bewoners en personeelsleden negatief. Verbazingwekkend voor zo’n besmettelijk virus, maar wij zijn vooral erg opgelucht. Hartverwarmend én hartverscheurend Het werk wordt iedere dag leuker. Naarmate ik bewoners beter leer kennen en zij mij, merk ik dat ze me meer vertrouwen en toelaten. Sommigen laten me aanvankelijk hun boterham niet smeren, maar mag ik uiteindelijk helpen met wassen en aankleden. Ik faciliteer bij het videobellen en dat emotioneert me iedere keer weer. Onwijs blije en dankbare familieleden, bewoners die plots opleven en op het beeldscherm tikken in het verlangen naar fysiek contact met geliefden. Werkelijk hartverwarmend en zo’n kleine moeite. Zo hartverwarmend als dit kleine beetje virtuele contact was, zo hartverscheurend is soms de situatie rond de Babbelbox. Deze is zo ingericht dat bewoners en bezoekers via aparte deuren naar binnen gaan, maar het pad naar beide deuren toe ligt direct naast elkaar en is enkel gescheiden door een rood-wit afzetlint. Daardoor staan familieleden en bewoners regelmatig pal naast elkaar als ze de box verlaten, terwijl zij elkaar niet aan mogen raken. Van beide kanten is er begrip, maar het verdriet valt niet te onderdrukken. Schaterlachend dansen Op mijn werkdagen zorg ik voor een beetje extra vermaak in de huiskamer op de afdeling. Zo ga ik soms na de lunch nog een uur zitten met enkele bewoners om over het nieuws te praten. Een welkome toevoeging dat er een extra personeelslid is dat tijd heeft voor dit soort gesprekken, het verzorgende personeel is daar gewoonweg te druk voor. Eén middag zal ik nooit meer vergeten. Samen met de jonge garde collega’s organiseren we een muziekuurtje in de huiskamer. Bewoners mogen om beurten een nummer aanvragen dat we via YouTube aanzetten op de televisie. Het is geweldig om te zien wat muziek en herinneringen doen. Maar nog prachtiger is het om iedereen te zien ‘dansen’ - zittend in rolstoel of op de bank. Hoe enthousiaster wij worden, hoe meer zij meedoen. Uiteindelijk zit iedereen schaterlachend met z’n armen in de lucht. Dat beeld staat op mijn netvlies gebrand, een dierbare herinnering aan deze bewoners en collega’s.

66


Niet weten is niet erg Terugkijkend heb ik vier grote lessen gehaald uit deze crisis. De eerste is er één die veel wetenschappers en medisch professionals zullen onderschrijven, namelijk dat pijnlijk duidelijk is geworden dat de geneeskunde in vele opzichten niet in beton gegoten is. Soms lijkt dat zo; we leren de anatomie uit ons hoofd, studeren op typerende symptomen passend bij ziektebeelden en memoriseren welke medicijnen tegen welke ziektes gegeven moeten worden. Toch is er zoveel dat we niet weten, en blijkt ook de eeuwenoude kennis van de geneeskunde veranderlijk. Dit is geen tekortkoming, maar ik denk dat het belangrijk is voor de academici in ons dat we de grenzen van onze kennis erkennen en nieuwsgierig blijven. Een nieuw virus kan je professie zoals je die kent in korte tijd op zijn kop zetten. Daarbij realiseer ik me dat het dus ook niet gek is om iets niet te weten. Een gevoel dat ik aan het begin van de pandemie wel had, toen ik veel vragen van mijn vrienden niet kon beantwoorden. Echt luisteren Ten tweede ben ik een betere interprofessionele samenwerker geworden. In de eindfase van mijn opleiding kon ik een soort tweede verpleeghulpstage doen en dat was ontzettend leerzaam. Ik heb gesprekken gevoerd met mijn collega’s over wat zij waarderen in artsen en wat ik mee moet nemen in mijn verdere loopbaan. Echt luisteren naar de observaties van de verzorging en de klachten van de patiënt, zonder te snel conclusies klaar te hebben die ik tijdens de studie aangeleerd hebt. Professioneel en toegankelijk Ten derde ben ik in sommige opzichten een andere communicator geworden. Bewoners willen het liefst zo normaal mogelijk benaderd worden, en kunnen grapjes of persoonlijke verhalen juist heel erg waarderen. Wij worden vooral opgeleid om professioneel te zijn: u zeggen, achternamen gebruiken, empathisch doch vakkundig blijven. Ik had de neiging om me bij sommige voorvallen meteen heel verontschuldigend en beschermend op te stellen. Bijvoorbeeld die keer dat iemand zijn kunstgebit verloor. Andere collega’s maakten een grapje, waardoor de bewoner het voorval weglachte en doorging met de dag. Hierdoor leek mijn houding haast betuttelend. Professionaliteit is belangrijk, maar ik zie nu in dat het in soms ook belangrijk is om mensen op een toegankelijker niveau te benaderen. Honderd procent voor de mensen Tot slot realiseer ik me hoe ik mij als beroepsbeoefenaar wil opstellen en waarom ik ooit voor het vak van arts heb gekozen. Dat is honderd procent voor de mensen. Voor hun verhalen, hun welzijn, en om hun leven beter te maken waar ik kan. Ik ben in de tien weken dat ik hier heb gewerkt, echt om de bewoners gaan geven. Als zij blij waren, was ik het ook. Als ik hardlopend langs plekken kom waar ze me weleens over vertelden, moet ik aan ze denken. Ik weet nu al dat ik ze niet snel ga vergeten. Ik heb me voorgenomen om in de toekomst iedere patiënt met dezelfde deskundigheid, interesse en empathie te benaderen als de patiënt daarvoor, en ik

67


hoop dat het me lukt. De patiënt moet centraal staan, iedere patiënt heeft een nieuw verhaal dat de moeite waard is. Zo gaat dit prachtige beroep nooit vervelen. Unieke tijd Ondanks de ongelofelijke impact die deze pandemie heeft op de gezondheidszorg en mijn opleiding, ben ik dankbaar dat ik deze ervaring heb mogen opdoen. Het benadrukt voor mij nogmaals waarom ik ooit heb gekozen om arts te worden. Stilstand in mijn opleiding betekent in mijn geval zeker geen achteruitgang, maar een unieke mogelijkheid tot reflectie en zelfontplooiing die ik - achteraf gezien - niet had willen missen.

68


69


“Blij dat ik kon helpen op een plek waar COVID-19 het leven zo zwaar maakte” Charissa Verkade

Vrijdag de 13e zit ik met een onderbuikgevoel in de bus naar Monnic-

kendam, op weg naar mijn coschappen. Ik heb een compensatiedag, maar de kans is groot is dat de coschappen voorlopig gaan stoppen. Dus ga ik toch, zodat ik een beetje afscheid kan nemen. In de praktijk worden veel grappen gemaakt en iemand heeft zelfs coronacakejes gebakken. Terwijl ik net een mooi artikel lees over aambeien voor mijn middagspreekuur (ja, het is echt vrijdag de 13e) komt de mededeling dat de coschappen per direct stoppen. Het voelt dan nog niet als een ongeluksdag.

70


Het idee van één of twee weken vrij klinkt goed. Ik regel dat ik extra kan werken bij mijn bijbaantje. Maar ik had niet verwacht dat ik twee maanden later met verlangen terug zou denken aan Monnickendam. Al is het maar vanwege de verse kibbeling van de visboer, waarna ik wel drie kauwgompjes nodig had voor de rest van mijn spreekuur. Geen fear of missing out Een week later moet het bedrijf waar ik werk ook stoppen. Het lijkt erop dat veel ziekenhuizen ons nodig hebben; de aanmeldingsformulieren op LinkedIn en Facebook vliegen voorbij. Een kwestie van de naam van het ziekenhuis veranderen in mijn motivatiebrief en hup, daar gaat het volgende aanmeldingsformulier de deur uit. Helaas kom ik erachter dat ik minder nodig ben in deze crisis dan ik had gehoopt. Ik besluit maar even van de vrije tijd te genieten. Eindelijk tijd om Lord of the Rings te lezen en thuis sporten wordt een nieuwe bezigheid. Ik ben ervan overtuigd dat ik geen last meer ga hebben van fear of missing out, omdat er niks meer is om te missen op vrijdag- of zaterdagavond. Eindelijk kan ik gewoon rustig op de bank zitten. Toch word ik steeds onrustiger. Deze keer ben ik niet bang om de avonturen op de dansvloer te missen, maar juist om geen spannende avonturen mee te maken op de werkvloer. Gelukkig hoef ik me daar niet lang druk over te maken. Niet verantwoord Na twee weken vrij ga ik aan de slag bij een zorgtehuis. Het begint meteen goed: ik sta op mijn eerste dag alleen op een afdeling met zes bewoners. Dit vind ik totaal niet verantwoord, dus ik bel de teamleider, zeg haar dat ik dit niet ga doen en dat er iemand bij moet. Nog steeds kan ik niet begrijpen dat er van me verwacht wordt dat ik alleen op een afdeling kon staan, terwijl je niet weet waar alles ligt, de bewoners niet kent en totaal geen werkervaring hebt in de zorg op dit gebied. Gelukkig regelt de teamleider een extra collega die alles met mij samendoet. Tijdens deze werkperiode deed ik vooral nachtdiensten. Als ik aankom voor mijn tweede nachtdienst, hoor ik dat ik op de COVID-19-unit sta. In dit zorgtehuis zijn veel besmettingen, dus is er een speciale afdeling voor alle besmette bewoners. Dit wist ik van tevoren. Wat ik frustrerend vind, is dat vaste medewerkers niet op de COVID-19-afdeling willen staan en ze daarom studenten of andere flexmedewerkers inzetten. Vervolgens wordt mij ook verteld dat er maar één persoon op de COVID-19-afdeling mag staan. Dus als ik hulp nodig heb, wordt dat lastig. Dit vind ik ook niet oke, vooral omdat ik in mijn vorige nachtdienst vaak om hulp moest vragen met mensen tillen of verschonen. Als ik dit aangeef, zegt een van mijn collega’s dat ik ben aangenomen voor de bewoners met COVID-19 en dat ik dit gewoon moet doen. Ondanks dat ik het lastig vind om voor mezelf op te komen, ga ik hier meteen tegenin: wij zijn niet speciaal voor bewoners met COVID-19 aangenomen en al helemaal niet om op mijn derde werkdag alleen voor tien besmette bewoners te zorgen zonder hulp. Gelukkig wordt er naar me geluisterd en gaat een ervaren werknemer naar de COVID-19-afdeling. Vrij snel erna sta ik er ook, maar wel met twee andere collega’s.

71


Zwaar Fysiek is het minder zwaar dan ik had verwacht, maar dit komt ook omdat de bewoners vaak zo ziek zijn dat ze de hele nacht doorslapen. Mentaal vind ik het wel zwaar, omdat de ene na de andere bewoner besmet raakt. Zo help ik bijvoorbeeld een man met ernstige dementie drie nachten achter elkaar met naar de wc gaan, hij is fysiek nog aardig goed. Maar als ik een week later voor mijn nachtdienst kom, blijkt dat hij COVID-19 heeft opgelopen en al na twee dagen is overleden. Ik kan me niet voorstellen dat het zo snel kan gaan, terwijl iemand daarvoor nog redelijk zelfstandig was. Ook is er veel stress onder collega’s die veel bewoners al jaren kennen en nu opeens iedereen achter elkaar zien overlijden. Geen alleskunner Ik merk dat collega’s snel denken dat je als coassistent al veel kan. In het zorgtehuis maak ik veel situaties mee, waarin ik echt duidelijk om hulp moet vragen. Tijdens de opleiding Geneeskunde krijgen wij weinig te maken met het zorgtehuis, behalve tijdens de zorgstage in het eerste jaar. Zo wordt van mij verwacht dat ik zonder uitleg weet hoe het er in een nachtdienst aan toe gaat. Als ik de leidinggevende van die nacht vraag hoe vaak ik moet controleren bij de bewoners, reageert ze best fel. Dit voelt oneerlijk, omdat ze niet van mij kan verwachten dat ik dit allemaal weet. Dit herken ik van de coschappen. Bij bijna elk coschap wordt er snel verwacht dat je alles kunt. Ik probeer me hier minder van aan te trekken en gewoon vragen te stellen wanneer ik iets niet weet. Persoon achter de dementie In het zorgtehuis maak ik gelukkig ook veel leuke dingen mee en ik leer veel. Omgaan met ouderen vind ik geweldig. Als iemand hulp nodig heeft tijdens de nachtdienst, kan ik hier echt de tijd voor nemen en soms ook even blijven kletsen. Iemand helpen met verschonen voelt goed en de ouderen zijn heel dankbaar. Ook heb ik meer geleerd over ouderen met dementie. Ik vond het eerst lastig om achter de patiënt met dementie ook de persoon zelf te zien. Ik besef nu dat elke bewoner een eigen identiteit heeft en een heel leven achter de rug heeft. Tijdens dit baantje las ik het boek van Hendrik Groen en hierdoor werd ik me nog bewuster van hoe het is om in een zorgtehuis te wonen. Ik benader bewoners hierdoor anders en richt me niet alleen meer op de zorg. Ik maak vaker een praatje over wat iemand in zijn leven heeft gedaan en hoe iemand er nu in staat. Beter in grenzen aangeven Als ik hoor dat ik weer kan beginnen met de coschappen, vind ik het een goed moment om te stoppen. Na drie maanden in het zorgtehuis wil ik nog een maand genieten van de vrijheid. Deze keer kan ik er beter mee omgaan, omdat ik weet waar ik aan toe ben. Ondanks dat ik het soms moeilijk had in het zorgtehuis, ben ik blij dat ik mee kon helpen op een plek waar COVID-19 het leven van mensen heel zwaar heeft gemaakt. Ik heb veel voor mezelf moeten opkomen en mijn grenzen moeten aangeven. Dat was soms vervelend, maar het was ook een ideale oefensituatie. Nu als coassistent en later als arts-assistent kom ik ook in veel situaties

72


terecht waar ik mijn grenzen aan moet geven. Dit kan lastig zijn als ik bijvoorbeeld een opleidingsplek wil, daardoor goed over wil komen en alles maar accepteer. Ik heb nu de kans gekregen om te oefenen in een situatie waarbij ik in een minder afhankelijke positie zat. Maar vaak genoeg heb ik me nog ingehouden. Als ik terugkijk, had ik vaker iets kunnen zeggen over hoe collega’s met bewoners en coassistenten omgingen. Het blijft altijd lastig om iets aan te kaarten als je je nog niet helemaal vertrouwd voelt en mensen om je heen meer ervaring hebben. Meer vertrouwen in ouderenzorg Werken in een zorgtehuis is zwaar en ik heb veel respect gekregen voor de mensen die er werken. Ik kon het makkelijk volhouden, omdat ik wist dat dit tijdelijk was. Mijn moeder werkt ook in een zorgtehuis en ik begrijp nu pas hoe zwaar dat soms kan zijn. Het coschap waarmee ik na de stop begon, was in een ander zorgtehuis in Amsterdam. Ik dacht eerst dat ik dit niet leuk zou vinden, omdat ik niet de beste ervaring heb gehad. Toch ben ik blij dat ik een ander zorgtehuis heb gezien in een periode waarin COVID-19 minder heerste. Hierdoor heb ik meer vertrouwen gekregen in de ouderenzorg. Ik weet nu dat daar werken heel leuk kan zijn, omdat het niet alleen maar gaat om wie er is overleden of wie er besmet is geraakt.

73


DEEL II

DE ZORG DRAAIENDE HOUDEN



“Het moment dat haastige spoed het nieuwe normaal werd” Daniëlle de Nobel

Wanneer eind februari de eerste COVID-19 besmetting in Nederland

een feit is, ben ik voorzitter van de facultaire studentenraad van de faculteit Geneeskunde en neem ik plaats in de centrale studentenraad van de Universiteit van Amsterdam. Concreet bestaan mijn bezigheden grotendeels uit overleggen. Die gaan naast het reilen en zeilen op de faculteit en universiteit, ook over grootse plannen voor de toekomst. Zo ben ik met nog minstens honderd anderen aanwezig bij de strategiedagen van het Amsterdam UMC. Handen worden geschud, bekenden omhelsd. Toen nog normaal, maar op het moment van schrijven ondenkbaar.

76


Dinsdag 3 maart ben ik met de vicevoorzitter aan het werk in onze raadskamer. Het is stil in onze gang, de studievereniging is op reis naar Portugal. Veel raadsleden zijn mee, waardoor er weinig overleggen zijn. We zetten de muziek lekker hard aan, kletsen wat en werken aan onze todo’s. Niks aan de hand, totdat het gerinkel van de telefoon ons uit het muzikale feestje trekt. De vicedecaan vraagt of de studentenraad wil aansluiten bij het coronateam, het crisisteam van de faculteit. Het is het begin van een lange rit in de achtbaan, maar op dat moment beseffen we het niet. We grappen wat over de heisa over ‘gewoon een ander griepje’. Zo’n vaart zal het toch niet lopen? De eerste bijeenkomsten zijn dan ook voor iedereen onwennig. Niemand kan zich voorstellen dat de faculteit misschien een week dicht moet. Ik moet een beetje glimlachen nu ik dit typ; was het maar bij een week gebleven… Aanspreekpunt voor studenten Ik maak een WhatsApp-groep met assessoren van alle opleidingen en de voorzitters van de verschillende studieverenigingen. Zo kunnen we elkaar op de hoogte houden. Dat dit nodig is, blijkt uit de updates die ik schrijf die via verschillende andere appgroepen weer bij mij terugkomen. Niet iedereen heeft de ernst op dat moment door, maar kun je ze dat kwalijk nemen? Ze hebben niet gekozen voor een jaar crisismanagement, maar voor een jaar bestuurservaring met veel bijkomend plezier. De overleggen met het coronateam nemen toe. Ik overzie niet alle opleidingen en maak per opleiding een aparte appgroep met de belangrijkste betrokken studenten. Vanaf dat moment beschouw ik mezelf als aanspreekpunt vanuit de studenten, voor de opleiding en de verschillende verenigingen en assessoren. Meer dan 1500 aanmeldingen Donderdag 12 maart schrik ik wakker van mijn telefoon. Ik hoor dat het bacheloronderwijs van jaar 2 per direct gecanceld wordt. Jaar 1 en 3 volgen snel. Ook de coschappen worden stopgezet. Vanaf dat moment overleg ik twee keer per dag met het coronateam. Tijdens mijn agendapunt ‘studentenzaken’ stel ik vragen die ik vanuit studenten krijg, deel hun zorgen en vraag aandacht voor problemen die wij voorzien. Samen met de voorzitter van de CoRaad van de Vrije Universiteit zet ik een studentenpool op met studenten die willen helpen, zodat Amsterdam UMC en andere instellingen in de regio hier een beroep op kunnen doen. Met hulp van de vicedecanen krijgen we het voor elkaar dat studenten betaald worden. Binnen korte tijd hebben we meer dan 1500 aanmeldingen. De media pakken het op en voor ik het weet zit ik in het ochtendprogramma van Radio 10. Ik word veel gebeld door zorginstellingen. De organisatie wordt me te veel, gelukkig zijn er andere enthousiaste studenten die hier samen met HR verantwoording voor nemen. Onbeschrijfelijke machteloosheid De dagelijkse overleggen gaan door, inmiddels ben ik samen met een groep masterstudenten betrokken bij alle ontwikkelingen die zich in de master voordoen. We overleggen vaak en proberen zo goed en zo kwaad als het gaat overal over mee te denken. De facultaire- en centrale studentenraad gaan gewoon door, mijn agenda is het hele jaar nog niet zo vol geweest. Ik woon in een studio waar mijn

77


slaapkamer, woonkamer en keuken één ruimte zijn. Werk en privé gescheiden houden was nooit mijn sterkste punt, maar op dit moment bestaan er letterlijk geen scheidingslijnen meer. Mijn moeder behoort tot een risicogroep en mijn zorgen om haar zijn groot. De gedachte dat zij ziek kan worden, maakt me geregeld gek en we appen, bellen en videobellen veel. Mijn oma van 98 en mijn tante uit Duitsland breken vlak na het uitbreken van de pandemie hun heup. Ze worden beide opgenomen, maar mijn ouders en familie kunnen er niet heen. Zij zitten allemaal in quarantaine vanwege gezinsleden die tot risicogroepen behoren. De machteloosheid die ik samen met hen voel is onbeschrijfelijk. Ik wil er niet aan denken hoe het voelt als je dierbaren worden opgenomen met COVID-19. Of erger nog, als ze overlijden en je mag er niet bij. Dagelijkse wandelingen tijdens de lunchpauze en de adrenaline houden me op de been. Net als de wandelingen in de natuur met vrienden. Twintigers die wandelen massaal als sociale activiteit zien; de wereld staat goed op z’n kop. Eigen aanpak en interpretatie In het begin overheerst onzekerheid. Wat de ene dag een feit is, is de volgende dag totaal anders. Bovendien hebben we als faculteit te maken met drie grote spelers: Amsterdam UMC waar de faculteit huist, de Universiteit van Amsterdam die verantwoordelijk is voor het onderwijs en natuurlijk de regering. Amsterdam UMC loopt vaak voor wat betreft veiligheidsmaatregelen, dit zorgt soms voor strengere maatregelen voor onze studenten ten opzichte van andere UvA-studenten. Dit is vooral te merken aan de verschillen in communicatie tussen het intranet van Amsterdam UMC, Canvas en de site van de UvA. Het resultaat? Appgroepen ontploffen en de geruchtenmolen maakt overuren. Daar komt bij dat de faculteit Geneeskunde van de Vrije Universiteit dingen soms net anders aanpakt en de verschillende afdelingen van ziekenhuizen in de regio allemaal hun eigen aanpak en interpretatie hebben. Gelukkig komen we door de ‘Corona Canvaspagina’ langzaam meer te weten over het virus. We hebben er minimaal tot en met het eerste semester van het nieuwe academische jaar mee te maken en dat geeft rust. Langetermijnplannen worden gemaakt, de frequentie van overleggen wordt langzaam teruggedraaid. Met veel hertentamens en de overdracht aan de nieuwe studentenraad in het vizier, richt ik mij weer op het raadswerk. Gepaste haastige spoed Hierboven schets ik slechts een globaal beeld van mijn bezigheden tijdens deze eerste golf. Ik kan er kantjes over vol schrijven, zoveel als ik heb gezien en gedaan. Mijn rol is variabel: van gewone student tot voorzitter van de studentenraad, afhankelijk van het onderwerp en het overleg. Wanneer de situatie het toelaat, kijk ik toe hoe crisismanagement binnen een grote organisatie gaat. Welke rol pakken mensen binnen het crisisteam? Hoe verhouden oude rolverdelingen en rangordes zich in tijden van crisis? Het antwoord is voor mij simpel: traditionele rolverdelingen zijn van tafel, rangordes verdwenen. Er is geen tijd om beslissingen met grote groepen te nemen, voorstellen kunnen niet langs verschillende schijven. Zelden zag ik zoveel gepaste haastige spoed.

78


Tijd voor dierbaren De tweede helft van mijn raadsjaar verloopt op een manier die ik nooit had kunnen bedenken. Op bestuurlijk en organisatorisch vlak mag ik het crisismanagement van enorme instellingen zoals Amsterdam UMC en de Universiteit van Amsterdam van dichtbij meemaken en zelfs onderdeel zijn van het crisisteam van een grote faculteit. Door de dingen die ik in mijn privéleven meemaak, besef ik dat ik altijd tijd en aandacht voor mijn dierbaren wil houden. Hoe ik dit precies ga combineren met een carrière als arts? Daar denk ik over na. Het wordt in ieder geval een belangrijke factor bij de grote keuze die mij over ruim een jaar te wachten staat, als ik moet kiezen welke richting ik op wil. Belang van juiste informatie Ik heb zoveel geleerd, dat ik niet alles kan benoemen. Binnen de rol van Communicator leerde ik veel over communicatie in het algemeen. Zo zag ik dat stroomlijnen van communicatie moeilijk wordt als er geen centraal punt is van waaruit de informatievoorziening plaatsvindt. In de medische praktijk kan dit zich voordoen wanneer bijvoorbeeld de huisarts, thuiszorg en specialist verschillende informatie geven, waardoor de patiënt niet meer weet waar hij aan toe is. Een oplossing is een centraal informatiepunt aanwijzen of hiernaar terugverwijzen: de tekst uit de brief van de specialist herhalen of de specialist om uitleg te vragen. Daarnaast heb ik gezien hoe snel informatie rondgaat wanneer het in verkeerde of onwetende handen terechtkomt. Dit vertaalt zich in de medische praktijk natuurlijk naar situaties waarin patiënten informatie krijgen die niet voor hen bedoeld of onvolledig is. Denk aan het elektronisch patiëntendossier waarin patiënten uitslagen soms al kunnen zien, voordat ze de arts gesproken hebben. Mijn ervaringen maken me bewust van de effecten en ik neem dit mee in mijn volgende coschappen en latere baan. Doeltreffend en effectief Binnen de rol van Samenwerker heb ik geleerd om doeltreffend en effectief samen te werken, zodat besluitvorming snel en zorgvuldig plaatsvindt. Dit zag ik gebeuren binnen het crisisteam, maar heb ik ook meegemaakt op momenten dat er beslissingen genomen zouden worden, die de student naar mijn mening buitenproportioneel zouden schaden. In die situaties heb ik geprobeerd na te gaan wie voor wat verantwoordelijk was en wie de meest actuele en relevante informatie had. Op die manier kon ik mezelf goed informeren en waar nodig advies geven of daar juist vanaf zien. Ook het overbrengen van informatie tussen de studenten en het crisisteam, en het opzetten van de verschillende teams van studenten hebben aan mijn ontwikkeling binnen deze rol bijgedragen.

79


“Een onvergetelijk avontuur bij een nationaal crisisteam” Eline Goudswaard

Op de Intensive Care van de psychiatriekliniek voer ik een indringend gesprek met een patiënt met een bipolaire stoornis. Hij vertelt met tranen in zijn ogen hoe deze psychiatrische aandoening zijn leven op zijn kop zet. Onder de indruk van zijn openhartige verhaal, ontvang ik een uur later een mail: mijn coschap Psychiatrie wordt per direct stopgezet, een boodschap die mijn dagelijks leven behoorlijk zou veranderen. Net als mijn mede-coassistenten zit ik plotseling thuis.

80


De eerste dagen heb ik veel vragen: word ik opgeroepen om te werken in de strijd tegen COVID-19? Blijven mijn familie en vrienden gezond? Na een week thuis oude hobby’s opgepakt te hebben, krijg ik antwoord op mijn eerste vraag. Via een oud-collega word ik opgeroepen voor het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH). Binnen een half uur spring ik in de auto op weg naar een geheime locatie in Nederland, waar dit Consortium gevestigd is. Dit nationale crisisteam blijkt die ochtend te zijn opgericht in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Bij aankomst lijkt het alsof ik in een film ben beland. De deur wordt achter ons dichtgesmeten uit angst voor binnendringende pers en op het dak liggen droneprotectors die het aftappen van informatie tegengaan. Waar ben ik in vredesnaam terechtgekomen? Beschikbaarheid telt Het LCH koopt voor zorgpersoneel voldoende kwalitatief goede persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) in uit binnen- en buitenland en kijkt naar mogelijkheden voor productie in Nederland. Denk aan verschillende soorten mondkapjes, beschermingsbrillen, handschoenen, isolatiejassen en COVID-19-tests, maar ook IC-middelen zoals beademingsapparatuur. Het LCH is een samenwerking tussen de publieke en de private sector, waarin verschillende partijen bijeengebracht zijn. De publieke sector speelt een rol, omdat publiek geld wordt uitgegeven en omdat de verdeling van goederen een publieke verantwoordelijkheid is. Private partijen doen mee, omdat ze ervaring hebben in deze business en de markt kennen. In opdracht van het VWS werken deze partijen zonder winstoogmerk onder het credo: ‘blijf kopen’. Normaal gaat men in de zorg zuinig om met geld, maar in deze crisis is de beschikbaarheid van voldoende hulpmiddelen het enige dat telt. Vier mails per minuut Die eerste dag zijn tien coassistenten naar de geheime locatie afgereisd als onderdeel van team Inbox. 2000 mails staan klaar om weggewerkt te worden. We krijgen op dat moment zo’n vier mails met aanbiedingen per minuut binnen. Onder begeleiding van twee zorgconsultants – net als wij die ochtend ingevlogen – starten we met het categoriseren van alle mails. Een aantal keer per dag houden we een stand-up om de voortgang, successen en hulpvragen te bespreken, uiteraard met behoud van de anderhalve meter afstand. Meer dan honderd mensen samen Aan het einde van de werkdag is er een stand-up met alle LCH-werknemers. Die maken veel indruk. De eerste dag staat er zestig man, op dag twee tachtig en op dag drie driehonderd. Al snel staat het terrein vol met bewaking en wordt er bij de deur streng gecontroleerd. Ook wordt ’s ochtends van iedere werknemer de temperatuur gemeten. Want het is uniek dat wij met meer dan honderd mensen op deze locatie samen mogen zijn. We moeten dan ook uiterst voorzichtig werken. Het geeft wel aan in welk tempo het LCH groeit en hoe zoveel mogelijk mankracht wordt verzameld om voldoende kwalitatief goede PBM voor alle zorginstellingen in Nederland in te kopen. Dat ‘kwalitatief goede’ valt nog niet mee. Bij veel aanbie-

81


dingen kloppen certificaten niet, is de filtratie van de mondkapjes belabberd, of gaat het om te kleine aantallen. Soms worden woekerprijzen gevraagd zoals tien euro per mondkapje. Aan team Inbox de taak om de juiste aanbiedingen op te pikken. En dat is vaak zoeken naar een speld in een hooiberg. Een soort virus Na een week gaat team Inbox grotendeels over op werken vanuit huis; die anderhalve meter regel is moeilijk te handhaven bij zo’n snelgroeiend team. Er worden teamleads aangewezen die elk een groepje coassistenten aansturen en als afgevaardigde van hun team bij de stand-up aanwezig zijn. Ik werk een aantal weken als team lead. Team Inbox wordt een zelfsturend team met uitsluitend Geneeskundestudenten. We worden zelfs het best functionerende team binnen het LCH genoemd. Daardoor wordt een deel van ons studententeam bij andere afdelingen ingezet als ‘linking-pin’. Als een soort virus verspreidt team Inbox zich door het LCH, waarbij uiteindelijk op bijna elke afdeling leden bijspringen, zodat de lijntjes kort blijven. Er worden dagvoorzitters benoemd om alles in goede banen te leiden en de communicatie tussen de verschillende teams soepel te laten verlopen. Mijn laatste weken bij het LCH groei ik door in de rol van dagvoorzitter, geef leiding aan verschillende teams en zit dagelijks een viertal stand-ups voor met zo’n dertig werknemers. 4,5 miljoen kapjes per week Na een paar weken hebben we ruim 15.000 mails behandeld, waarvan 9.000 aanbiedingen van PBM, en 6.000 met allerlei andere vragen en hulpaanbod. Dit varieert van mensen die een desinfecterende machine ontworpen hebben of nog een vaatje alcohol in de schuur hebben staan, tot oude dametjes die op hun eigen naaimachines mondkapjes van stof willen maken. We worden overspoeld met aanbiedingen, vragen en tips. In april zijn er miljoenen hulpmiddelen ingekocht. Verder zorgt ons subteam productie NL ervoor dat Nederlandse bedrijven zoals Auping, Shell en DSM grootschalige productie van mondmaskers opstarten. Maar goed ook, want de vraag naar FFP2-mondmaskers is 61 keer zo groot als normaal, van wekelijks 73.000 in 2019 tot 4,5 miljoen kapjes per week voor de resterende maanden van 2020. Ons team Inbox functioneert al na korte tijd als een geoliede machine: de taakverdeling is duidelijk en iedereen weet precies wat hij of zij moet doen. Sterk ontwikkeld Mijn werk bij het LCH heeft ongetwijfeld bijgedragen aan mijn professionele ontwikkeling en het uitgroeien tot een zelfstandig werkende arts. Het was interessant om binnen een soort startup mee te werken in het maatschappelijk belang. Om te beginnen heb ik mij sterk ontwikkeld binnen de CanMEDS rol van Organisator. Als teamlead gaf ik leiding aan een aantal collega’s, verdeelde taken, beantwoordde vragen en was aanwezig was bij de stand-ups. Als dagvoorzitter coördineerde ik alle verschillende teams van team Inbox, en zat viermaal daags online vergaderingen voor met dertig collega’s. Andere taken waren het aansturen en feedback geven

82


aan de teams, rapporteren van vorderingen en verbeterpunten en bijspringen waar nodig. Prioriteren en tegelijkertijd rust bewaren was essentieel. Zo heb ik absoluut kunnen werken aan mijn organisatorische vaardigheden. Aanspreken en korte lijntjes Daarnaast heb ik veel geoefend binnen de competentie van Communicator en Samenwerker. Als dagvoorzitter leidde ik stand-ups in goede banen. Wist ik het antwoord op een vraag niet, dan zocht ik hulp waarna ik terugkoppelde aan de verschillende teams. Ook heb ik geoefend in collega’s aanspreken op zaken die minder goed liepen. Verder had ik korte lijntjes en een dagelijks overleg met team Communicatie en team Coördinatie, waarbij duidelijk communiceren en terugkoppelen opnieuw essentieel was. Bovendien behield ik als dagvoorzitter een goede en prettige werksfeer binnen het team. De uitdaging was om balans te vinden tussen gezelligheid en hard werken. Over beide factoren ben ik erg tevreden. Altijd paraat Tot slot heb ik een kijkje genomen binnen de rol van Gezondheidsbevorderaar. Nu ik richting het einde van mijn geneeskundestudie ga, ondervind ik dat je als arts altijd paraat moet zijn om – ook buiten het werk – te helpen bij medische problemen en vragen. Mijn familie en vrienden stelden mij veel vragen over COVID-19, virussen en correct gebruik van mondkapjes. Vaak wist ik het antwoord. Bij het LCH werd ik bij een medewerker geroepen die verhoging had. Ik moest bepalen of dit teamlid op locatie mocht blijven of naar huis moest. Na een aantal vragen en de temperatuur meermaals nagemeten te hebben, besloot ik dat hij geen direct gevaar vormde en voorlopig op locatie kon blijven. De organisatorische, communicatieve en gezondheidsbevorderende vaardigheden die ik heb opgedaan, ga ik inzetten in mijn verdere coschappen. Terugkijkend ben ik enorm dankbaar dat ik deel mocht uitmaken van dit enthousiaste, inspirerende team, en ben ik trots dat ik mijn steentje heb kunnen bijdragen in deze periode.

83


“Eeuwig dankbaar dat ik de kans heb gecreëerd om dokter te worden” Anna de Bruijn

Het is vrijdag 13 maart 2020. Nog één week vakantie voordat ik met mijn coschap Psychiatrie op locatie AMC start. Maar thuis op de bank ontvang ik het bericht dat mijn coschappen tot nader order stoppen. Ik hoor van medestudenten dat ze halverwege de ochtend naar huis zijn gestuurd. Ineens hebben we zeeën van tijd, maar ook een heleboel beperkingen. Niet met vrienden afspreken of een weekendje weg.

84


Juni 2020 begin ik mijn bijbaan als junior triagist bij de huisartsenpost. Door COVID-19 neemt de drukte op de huisartsenpost toe. Dat komt goed uit, aangezien ik thuis zit en graag mijn steentje bij wil dragen. COVID-19 vormt direct een onderdeel van onze triage aan de telefoon. Zo vraag ik meteen of iemand keelklachten en/of koorts heeft; ook al belt de patiënt voor een andere klacht. Luchtwegspreekuren Die keelklachten zorgen voor een logistieke uitdaging op de huisartsenpost. Want patiënten die mogelijk besmet zijn, mogen absoluut niet in contact komen met andere patiënten. Daarom wordt op elke huisartsenpost een luchtwegspreekuur opgezet: een afgezonderde of externe ruimte, waar zorgverleners patiënten met (verdenking op) COVID-19 zien. Huisartsen en hun assistenten dragen een overall, handschoenen, een mondmasker en een veiligheidsbril. Vooral in de eerste maanden heerst er veel spanning op de werkvloer, omdat de werkwijzen zo drastisch veranderd zijn. Andere interpretatie Doordat COVID-19 relatief nieuw is en er elke maand meer over bekend wordt, veranderen de adviezen van het Outbreak Management Team regelmatig. Mijn collega’s en ik nemen alle adviezen voor elke triagedienst door en bespreken wat het betekent voor onze werkwijze. Alle besluiten gaan in overleg met de regiearts van die dag. Het valt me op dat de adviezen vanuit de overheid soms lastig te begrijpen zijn en dat zorgverleners de adviezen regelmatig verschillend interpreteren. Sommige regieartsen willen dat wij alle patiënten vanaf 0 jaar met keelklachten of koorts op een luchtwegspreekuur inplannen. Andere vinden dit alleen nodig bij patiënten vanaf 12 jaar. Sommige huisartsen dragen mondmaskers en houden zich strikt aan de anderhalve meter afstand. Maar er zijn ook artsen die de preventiemaatregelingen vergeten en daar vaker aan herinnerd moeten worden. Veel patiënten hebben vragen over quarantaine. Ook de adviezen daarover interpreteren huisartsen anders. Het is in het begin erg wennen, maar naarmate iedereen meer bekend raakt met het virus, wordt de werkwijze duidelijker. Persoonlijk beschermingsmateriaal in de huisartsenzorg In het nieuws gaat het vaak over een schaarste aan persoonlijk beschermingsmiddelen. In het begin heeft Nederland namelijk geen eigen productielijnen, waardoor we afhankelijk zijn van de import uit onder andere China. Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) wordt opgericht en regelt de centrale inkoop voor de zorg en distributie aan zorginstellingen en zorgprofessionals. In het begin ligt de prioriteit bij ziekenhuizen en de intensive care. De eerstelijnszorg – waaronder de huisartsenzorg – komt gevoelsmatig op de tweede plek. Huisartsen gaan zelf beschermingsmiddelen aanschaffen. Sommige huisartsen raken hierdoor gefrustreerd en het leidt tot ongemakken. Binnen huisartsengroepen in provincie Utrecht ontstaat de vraag naar één vast team dat verantwoordelijk is voor de verdeling van beschermingsmiddelen. Uiteindelijk word ik hiervoor geselecteerd, samen met drie andere geneeskundestudenten. Twee van ons zijn aanspreekpunt voor de huisartsengroepen en

85


verwerken de bestellingen. Ik ben met een andere collega verantwoordelijk voor het tellen, verdelen en uitrijden van het beschermingsmateriaal. Het is niet moeilijk, wel tijdsintensief. Van maart tot mei werkten we zeven dagen per week. Dit was intens, maar gaf ook veel voldoening. De huisartsengroepen zijn erg blij met de beschermingsmiddelen. Eind juni werd het werk minder, omdat de huisartsen nu direct bij grote leveranciers kunnen bestellen. Impact op privéleven COVID-19 heeft direct impact op mijn eigen leven. Als kind bracht ik het grootste deel van mijn jeugd in Tilburg door; mijn gescheiden ouders en twee broertjes wonen daar nog steeds. Inmiddels woon ik al drie jaar in Utrecht. Begin april kopen mensen massaal levensmiddelen in en hoor ik van mijn moeder dat zij regelmatig in een lege supermarkt staat. We bedenken dat mijn broertje en mijn moeder tijdelijk bij mij intrekken, omdat ik ruimer woon. Ik zou dan voor een grotere voorraad aan eten en drinken zorgen. Uiteindelijk blijkt het niet nodig te zijn. Fysiek en mentaal beter Ondanks dat ik geen coschappen loop, werk ik gemiddeld 40 tot 60 uur per week. De werktijden zijn onregelmatig en mijn vaste ritme is weg. Ik moet bijvoorbeeld ineens mijn wekker zetten, terwijl ik vóór de pandemie uit mezelf ’s ochtends rond half 7 wakker werd. Ook op persoonlijk vlak heb ik het regelmatig zwaar. Later realiseer ik me dat ik me de afgelopen maanden vaker somber heb gevoeld. Vooral wanneer het zoveelste event met vrienden geannuleerd werd. Fysieke inspanning schiet er echt bij in. Voorheen sportte ik vier dagen in de week, maar toen de sportscholen dichtgingen, werd dit aanzienlijk minder. Ik moest een beroep doen op mijn creativiteit. Ik pakte high intensity interval trainingen weer op en dat viel niet mee. Het hielp om mijn verstand op 0 te zetten en er gewoon voor te gaan. Ik zette door en uiteindelijk verbeterde mijn conditie aanzienlijk. Maar de belangrijkste reden dat ik het volhoud, is dat ik me achteraf altijd beter voel. Ik realiseer me dat ik even vergeten ben welke impact mijn fysieke gesteldheid heeft op mijn mentale gesteldheid, dat ik dankbaar moet zijn dát ik kan bewegen. Dat besef helpt me om door te gaan, ondanks alle onzekerheden. Thuis in de zorg Een ander inzicht dat ik heb opgedaan, is dat het gemakkelijk is om jezelf uit het oog te verliezen, vooral als je altijd voor een ander bezig bent. Het is belangrijk om je eigen grenzen te bewaken en tijd voor jezelf te nemen. Fysieke inspanning heeft mij altijd goed geholpen en ik kan iedereen die de mogelijkheid heeft om te bewegen van harte aanraden. Terugkijkend realiseer ik me ook hoeveel geluk ik heb gehad, dat ik zulke bijdragen in de COVID-19-zorg kon en mocht leveren. Dat is een privilege. Ik heb geleerd dat ik energie haal uit het helpen van andere mensen en dat ik écht thuishoor in de zorg. Ik ben mezelf voor eeuwig dankbaar dat ik de kans heb gecreëerd om dokter te worden.

86


87


“In crisistijden wil ik aanpakken, niet afwachten” Charlotte Nubour

De avond voordat de coschappen stil worden gezet, kom ik terug uit

Athene waar ik op dat moment mijn coschap Sociale Geneeskunde doe in een vluchtelingenkamp. Mijn reisgenoot en ik moeten terug, de Grieken dreigen hun grenzen dicht te gooien. Met de trein of auto reizen kan niet meer. Zo’n terugkomst had ik niet voor ogen. Ik kan mijn coschap niet afmaken en heb het gevoel dat ik de vluchtelingen waar ik mee werk aan hun lot overlaat. Zij kunnen vaak niet terug naar hun familie. Bovendien missen ze adequate gezondheidszorg. Bij terugkomst is thuis niet meer hetzelfde als ik het achterliet: Amsterdam is leeg en er heerst een paradoxale rust, te midden van de paniek die het virus veroorzaakt.

88


Natuurlijk maak ik mij zorgen over mijn naasten, maar ik weet niet goed wat ik moet geloven over het virus. Er ontstaat een vicieuze cirkel: angst maakt dat iedereen in de media zoveel mogelijk antwoorden zoekt, maar juist die overhaaste en niet-eenduidige antwoorden vergroten de angst. Omdat ik alles wat ik in Griekenland heb gezien en meegemaakt aan het verwerken ben, gaat de angst een beetje aan me voorbij. Als het begint te landen, wordt mijn grootste zorg: wat moet ik nu gaan doen? Wanneer beginnen de coschappen weer? En kan ik in die tussentijd iets nuttigs doen? Helpen bij patiëntspreiding Ik schrijf mij in bij vijf zorgorganisaties. Maar het blijft akelig stil. Via een co-groepsgenoot hoor ik dat ze bij een nieuw crisiscentrum, het Landelijke Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS), coassistenten zoeken. Ik geef mij meteen op en start snel daarna met een weekend van twee twaalfuurs-diensten. Het LCPS wordt opgericht na verontrustende berichten vanuit Noord-Brabant en Limburg dat hun IC’s overvol dreigen te raken. Met hulp van defensie, artsen, consultants en coassistenten wordt binnen een week een Fully Operational Capable (FOC) centrum in het Erasmus MC uit de grond gestampt. Het centrum gaat de patiëntenspreiding, met name COVID-19-patiënten, coördineren om de zorgcontinuïteit te waarborgen. Coassistenten worden ingezet voor ondersteunende functies en het bellen met zorgregio’s om de verplaatsing te organiseren. Ik word ingedeeld in de Communications cel en ondersteun het structureren van interne en externe communicatie. Structuur LCPS Het LCPS is georganiseerd volgens een model van Defensie. Zij hebben vanuit (internationale) uitzendingen ervaring met het opzetten van crisisorganisaties. Hun structuur is gebaseerd op cellen: Command, Communications, Plans, Support en Patient Evacuation Coördination Centre. Termen als FOC zijn van hen afkomstig. Artsen creëren korte communicatielijnen tussen de COVID-19-afdelingen en het LCPS. De consultants waarborgen met efficiënte plannen het einddoel en coassistenten ondersteunen met hun medische kennis de afdelingen zonder dat ze direct nodig zijn voor COVID-19. Crisissituatie In totaal werk ik acht weken bij het LCPS. Ik ben onder de indruk van de snelheid waarmee in korte tijd zo’n efficiënt werkend centrum wordt opgezet en hoe ervaren artsen en leiders dit voor elkaar krijgen. Hoe zij ondanks de crisis hun hoofd erbij houden en weloverwogen beslissingen maken. En hoe zij ervoor zorgen dat iedereen het doel voor ogen houdt. Zo’n functie is niet voor iedereen weggelegd, maar van observeren alleen kan ik al veel leren. Aanpakker Als ik terugkijk, valt me op dat ik in een crisissituatie graag iets aanpak en doe in plaats van afwacht. Allereerst doordat ik deze kans met beide handen aangrijp. Eenmaal in het LCPS, probeer ik op mijn niveau creatief en proactief mee te denken

89


in oplossingen. Ik merk dat het soms lastig is om het einddoel voor ogen te houden als je op detailniveau aan het werk bent. Ik raak soms afgeleid door bijzaken, waarna mijn baas mij kritisch laat nadenken over het nut ervan. Ook als arts is het belangrijk om hoofd- van bijzaken te scheiden. Na mijn ervaringen bij het LCPS hoop ik dat dat in de toekomst nog beter gaat. Lessen vertalen naar patiëntenzorg Vóór het LCPS werkte ik voornamelijk met zorgverleners. Werken met consultants en anderen van buiten de zorg opent mijn ogen voor andere expertises. Consultants luisteren goed en komen zo tot de kern van het probleem. Hun kracht zit in creativiteit en probleemoplossend vermogen. Mooi om te leren hoe je zo tot een goed onderbouwd plan komt en dat vervolgens uitvoert. In het LCPS krijg ik continu begeleiding van consultants. Zij stimuleren mij om vragen te vertalen naar oplossingen en ‘out of the box’ te denken. Dit kan ik zeker vertalen naar patiëntenzorg, omdat goed luisteren naar wat de patiënt echt vraagt essentieel is. Als arts bedenk je dan de best mogelijke oplossingen en bespreekt die met de patiënt. Petje af voor zorgverleners Daarnaast leer ik veel over de besturing in de zorg. Ik had nog nooit eerder van Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) of Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) gehoord. Laat staan hoe communicatie op regionaal en landelijk niveau verloopt. Juist dit zijn essentiële elementen in deze crisissituatie. Want samenwerken zorgt voor een zo groot mogelijk draagvlak binnen de zorg. Ook valt me op hoe snel beslissingen worden genomen. Normaal vergen die maanden of zelfs jaren, nu doorbreekt de urgentie dat model. Daarnaast bewonder ik de manier waarop de IC’s in zo’n korte tijd zijn opgeschaald. Petje af voor alle zorgverleners die ontzettend hard hebben samengewerkt. Naar mijn idee benadrukt dit de essentie van het belang van samenwerken in de zorg. Ondanks dat het nu rustiger wordt, zullen we elkaar de komende tijd nodig hebben. Communicatie en samenwerken Bij alle eerdergenoemde competenties is adequate communicatie een vereiste. Goed leiderschap draait om helder communiceren naar degene die jij leidinggeeft. Daarnaast is probleemoplossend vermogen van weinig waarde als het niet met anderen gecommuniceerd wordt. Ook voor een goede samenwerking is adequate communicatie heel belangrijk. In crisissituaties én in de reguliere zorg. Dit benadrukt het belang om als arts duidelijk met patiënten, familie en collega’s te communiceren. In de Communications Cel ben ik vooral bezig met helder overbrengen van informatie naar internen en externen. Een uitdaging, want het is af en toe lastig om helder en bondig te formuleren. Zodra artsen niet goed geïnformeerd worden, ontstaat er kritiek. Maar een één op één-telefoongesprek met goede uitleg maakt vaak dat ik de arts kan overtuigen om zijn COVID-19-patiënt te verplaatsen en mee te werken aan het grotere geheel.

90


Ontzettend veel geleerd De weken vliegen voorbij, 13 maart 2020 voelt als een eeuwigheid geleden. Ik leer veel en maak veel mee. Om goed terug te kunnen kijken, houd ik een dagboek bij. Zo probeer ik alles wat ik leer en zie te verwerken en me niet te laten onderdompelen in de drukte. Terugbladerend, omschrijf ik mijn eigen functioneren als assertief en een echte aanpakker. De afgelopen periode vroeg veel van mijn oplossend vermogen en ik reflecteer daar kritisch op. Hoewel ik meestal goed communiceer, kan het altijd beter. Scheiden van hoofd- en bijzaken blijft ook mijn aandacht vragen. Ik heb ontzettend veel geleerd van de mensen waarmee ik samenwerkte en dit zal in crisissituaties en mijn dagelijks leven zijn impact hebben. De crisisperiode rondom COVID-19 was en is bijzonder. Vooral het vele verdriet maakt indruk. Ik ben ervan overtuigd dat ik hier veel aan heb als ik eenmaal arts ben. Een situatie als deze benadrukt het belang van adequate reflectie, zowel op individueel als groepsniveau. Op die manier leren we van de dingen die wel en niet goed gaan.

91


“Deze maanden hebben me duidelijk gemaakt hoe graag ik arts wil worden” Fleur Eijsbroek

Vrijdag 13 maart, 20 over 12. Mijn ochtendpoli Interne Geneeskunde in

het BovenIJ zit erop. De hele week is het onrustig op de afdeling: welke patiënt op de SEH is de eerste met COVID-19? Hoe ziek zou deze persoon zijn? Hoe gaat de zorg veranderen, nu er meer COVID-19 patiënten bijkomen? Gaan collega’s ziek worden? Zoveel dingen die we niet weten. Het geeft een opgewonden en gebroederlijke spanning, een klaar-voorde-strijd-gevoel. Ik merk dat ik er deel van uit wil maken. Dan komt het mailtje van het opleidingsteam Geneeskunde: de coschappen worden per direct stopgezet. Gebeurt dit echt?

92


Verschillende gedachten gaan door mijn hoofd: heerlijk ‘een paar dagen’ vrij. Tijd om uit te slapen, tijd voor ontspanning en stressloze dagen. En balen dat ik nu niet zal meemaken hoe het hier de komende tijd zal gaan. Hopelijk kan ik me nuttig maken. Eén van de artsen vraagt me het ziekenhuis te verlaten en mijn vrije middag te gaan vieren. Mijn hulp bij het afbellen van polipatiënten voor volgende week is niet nodig. Hij gaat snel naar de SEH, de eerste COVID-19 patiënt wordt daar net binnengebracht. Zorgplicht of sociaal leven De eerste twee weken vrij voelen als vakantie. De COVID-19-regels zijn nog niet zo streng, waardoor ik met vriendinnen af kan spreken. De ontspanning doet me goed en ik besef weer hoe gek ik mezelf kan maken tijdens een coschap. Waarom leg ik de lat zo hoog en geef ik mezelf zoveel stress? Mijn ouders vinden me er na twee weken weer veel gezonder uitzien. In de tussentijd reageer ik, gedreven door opwinding en een sterk solidariteitsgevoel, op alle mogelijke vacatures van Amsterdam UMC, lokale organisaties en zelfs UMC Utrecht. Ik wil mijn steentje bijdragen, op welke manier dan ook. Al snel volgt de reactie van het Projectteam Capaciteit COVID-19: of ik bij het arbotestteam COVID-19-testen wil afnemen bij werknemers met klachten van het Amsterdam UMC. Natuurlijk! Of toch niet …? Het besef dat dit de eerste keer is dat ik door mijn werk een risico vorm voor anderen en daarom beter het contact met familie en vrienden kan vermijden, slaat in als een bom. Ik heb mijn artseneed nog niet officieel afgelegd, maar mijn steentje bijdragen in deze pandemie voelt als een plicht. Ik had niet verwacht dat mijn toekomstige baan me voor zo’n persoonlijk dilemma zou stellen. Moet ik kiezen voor mijn zorgplicht of mijn sociale leven? Met vrienden en familie kan ik skypen, maar mijn vriend in Duitsland ook niet meer zien, geen idee voor hoelang? Ik woon alleen en de angst bekruipt me dat ik volledige isolatie niet aankan. Gelukkig stemmen mijn ouders ermee in dat ik hen af en toe op kom opzoeken. Het leidt thuis tot intense gesprekken. Mijn vader valt in een risicogroep en ik weiger in eerste instantie mijn werk te combineren met bezoeken aan mijn ouders. Ik zou het mezelf nooit vergeven als mijn vader COVID-19 krijgt door mij. Het frustreert hem: hij gaat toch ook gewoon naar zijn werk? Ik kan toch nooit zeker weten of hij via mij of één van zijn collega’s ziek zou worden, waarom zou ik mezelf dan de schuld geven? Hij staat erop dat ik mezelf niet opsluit en af en toe langskom. Indrukwekkend Zo start ik op de teststraat van de arbodienst. Het voelt als de juiste keuze om het hardwerkende zorgpersoneel te ondersteunen. De teststraat ligt naast de ingang voor de ambulances. Ik heb nog nooit zo veel IC-ambulances voorbij zien rijden. Voor mijn gevoel worden het er met de dag meer. Net als het aantal bedden met lijkzakken dat ik over de gangen zie rijden als ik onderweg ben naar de arbodienst. Heel indrukwekkend, die beelden zullen me lang bijblijven. Het aantal zorgmedewerkers dat langskomt voor een test neemt met de dag toe. Gelukkig hebben de meeste van hen milde klachten. Op een paar na. Eén verpleegkundige maakt veel indruk op me. Haar man brengt haar met de auto, ze kan zelf niet meer rijden. Ze

93


is overduidelijk benauwd. Ik vraag of ze al bij de huisarts is geweest. Nee, want het valt toch allemaal wel mee? Ik zeg haar eerlijk dat ik vind van niet. Haar man slaakt een zucht van opluchting: “Zie je, deze arts zegt het ook, we gaan gelijk een afspraak maken. Je moet nu aan jezelf denken. Patiënten en collega’s hebben niks aan je als je je zo voelt.” Ik laat in het midden dat ik nog geen arts ben. Het moment waarop zij wegrijden, besef ik waartoe dit virus in staat is en wat het aanricht binnen de gezondheidszorg. Gezonde jonge mensen worden doodziek en zorgpersoneel staat af en toe voor onmogelijke situaties. Niet alleen medisch gezien, maar ook qua organisatie van afdelingen en verdeling van medewerkers. Al het zorgpersoneel pusht zichzelf nog een beetje meer, ook al zijn ze doodop of doodziek. Hernieuwd gevoel van solidariteit In de daaropvolgende maanden neemt het aantal testen geleidelijk af. De reguliere zorg wordt weer opgestart en ik hoor dat de coschappen halverwege juni herstarten. Het normale leven komt weer op gang; mijn hulp op de teststraat is niet meer nodig en de COVID-19-maatregelen versoepelen, waardoor ik mijn vrienden weer kan zien. Ik ben blij dat het leven normaliseert en het klaar-voor-de-strijd-gevoel verdwijnt. Aan het nieuws merk ik dat heel Nederland een soortgelijke verandering doormaakt. Het gevoel van verbondenheid en solidariteit lijkt te verdwijnen, mensen zoeken vrienden, collega’s en familie weer op. Cijfers van nieuwe COVID-19-gevallen en IC-opnames verdwijnen uit de nieuwsberichten. Bepaalde groepen keren zich zelfs tegen de COVID-19-maatregelen, ze zijn het zat. Nu de zomer eraan komt en het waarschijnlijk voorlopig goed gaat, hoop ik dat heel Nederland het gevoel van solidariteit en strijdlust weer terugvindt als de herfst aanbreekt. Ik vrees dat we het dan hard nodig hebben. Grenzen leren kennen Ik had nooit verwacht dat deze studiestop zo lang zou duren en dat er echt wat zou veranderen. Voor mij als persoon, maar ook voor mijn visie op mijn professie. Ik realiseer me hoe belangrijk ontspanning en tijd voor vrienden en familie voor me is. En dat ik daar later, als ik gespecialiseerd ben, ook tijd voor wil vrijmaken. Ik voel me beter als ik minder stress ervaar, beter slaap, tijd heb om te sporten en stoom kan afblazen. Dat ondervinden de mensen om me heen ook. Ik weet dat ik perfectionistisch ben en graag overal alles uithaal wat er in zit. Dit maakt dat ik me altijd voor 110% inzet tijdens mijn coschappen, waardoor ik de laatste tijd over mijn eigen grenzen heen ben gegaan. Ik wil een goede arts worden en dan moet ik leren mijn grenzen te bewaken. Helemaal als ik obstetrisch gynaecoloog wil worden, daar is een goede balans tussen werk en privéleven essentieel. Een goede mentale gezondheid is net zo belangrijk als een goede fysieke gezondheid. Dus als ik die verpleegkundige adviseer naar de huisarts te gaan, dan moet ik ook wat doen voor mezelf. Ik ben gestart met mindfulness, dat geeft me veel handvatten om de balans terug te vinden. Over twee weken start ik met mijn semi-artsstage bij de afdeling Gynaecologie in het Flevoziekenhuis Almere. Hier hoop ik dat het me beter lukt om mijn grenzen te herkennen.

94


Goede samenwerker Deze drie maanden hebben me duidelijk gemaakt hoe graag ik arts wil worden. Dat ik niet kon helpen met polipatiënten afbellen en in eerste instantie ook niet in de strijd tegen COVID-19, voelde verkeerd. Niet alleen omdat het voelt als een plicht om te helpen, maar ook omdat ik het graag wil. Ik wil later werken in een team van gynaecologen, verloskundigen, AIOS, ANIOS en verpleegkundigen waarin we op deze manier drukke diensten en moeilijke casussen met elkaar te lijf gaan. Een goede samenwerker zijn is essentieel en daarvoor moet je proactief, assertief en adaptief zijn. Dat heeft deze pandemie me zeker bewezen. Belang van preventie Ook besef ik hoe belangrijk het voorkómen van ziekte is. In deze periode maakte ik voor het eerst mee dat ons zorgsysteem tekorten kent. Onvoldoende IC-bedden, onvoldoende zorgpersoneel om de reguliere zorg draaiende te houden, met alle gevolgen van dien. Deze eerste golf was een uitzonderlijke situatie door de snelheid waarmee het virus zich verspreidde en de beperkte kennis over het virus, waardoor het moeilijk was de juiste preventieve maatregelen te nemen. Ik heb in mijn opleiding het belang van preventie nog nooit zo duidelijk ingezien als nu. Het besef dat voorkomen altijd beter is dan genezen, neem ik zeker mee in de rest van mijn carrière.

95


“Thuiswonen in coronatijd was confronterend” Liselot Wagenaar

Op 13 maart 2020 staat mijn wereld op zijn kop, de opleiding wordt stil-

gelegd. Hoe nu verder? Hoeveel uitloop ga ik hebben? Moet ik collegegeld blijven betalen of kan ik me beter uitschrijven? Vragen die mij een onzeker gevoel geven. Het zijn terechte vragen en het is net zo terecht dat er op veel vragen nog geen antwoord is. COVID-19 is nu eenmaal een onbekend virus dat we moeten leren kennen. Deze onzekerheden zijn maar een klein deel van waar ik mee te maken krijg bij het begin van de uitbraak.

96


Tot 13 maart loop ik mijn coschap Sociale Geneeskunde bij het bedrijf van mijn vader en broer (bedrijfsartsen). Mijn eerste week zit er net op en ik vind het leuker en interessanter dan ik had verwacht. Helaas moet ik stoppen en is het niet toegestaan om online de spreekuren bij te wonen. Secuur werkje Het bedrijf van mijn vader en broer levert bedrijfsartsen aan diverse bedrijven. Ook aan de zorgsector, zoals de gehandicaptenzorg, verpleeghuizen, woonzorgcentra en huisartspraktijken. Deze werknemers komen als eerste in aanmerking om bij klachten getest te worden. Ik neem de aanvragen van werknemers aan en verwerk ze. Vervolgens neem ik contact op met de werknemer om te horen of hij voldoet aan de criteria van het RIVM en de GGD. De uitslag van de test wordt teruggekoppeld door de instantie die de test afgenomen heeft. Dit verschilt per GGD. Al die instanties hebben een ander beleid rondom de communicatie van de uitslagen aan werknemers. Om voor continuïteit te zorgen, hebben wij een eenduidig beleid. Bij een positieve uitslag bellen we werknemers en krijgen ze een mail met de uitslag en de consequenties voor henzelf en hun huisgenoten. Bij een negatieve uitslag krijgen de werknemers ook een mail. De richtlijnen van de RIVM en GGD veranderen voortdurend. Het is belangrijk hier adequaat op te reageren, zodat er weinig ruis ontstaat. Dit een groot leerpunt. Samenwerken met veel instanties zorgt voor veel miscommunicatie en fouten worden gemakkelijk gemaakt. Zo worden uitslagen bijvoorbeeld vaak telefonisch doorgegeven. Soms worden echter de meisjesnamen gebruikt, terwijl deze vrouwen de naam van hun echtgenoot hebben, of er worden cijfers van geboortedata omgedraaid. Iedereen maakt fouten, ongeacht welk beroep. Ik leer dat secuur werken van groot belang is: een fout zit in een klein hoekje. Confronterend Ik ga even terug in de tijd. Begin februari 2020 ga ik weer bij mijn vader wonen in Helmond. Mijn familie en ik hebben vorig jaar te horen gekregen dat mijn vader een neurodegeneratieve ziekte heeft. Welke ziekte is onduidelijk, maar de diagnose progressieve supra-nucleaire parese is in de differentiaal diagnose nummer één. Omdat we niet weten hoe snel en in welke mate hij achteruit gaat, is de keuze voor mij snel gemaakt. Ik wil zoveel mogelijk tijd met mijn vader doorbrengen. Na zeven jaar op mezelf gewoond te hebben, is terug naar mijn ouderlijk huis nogal een stap. De combinatie thuis wonen en coschap lopen is erg wennen. Thuiskomen en geconfronteerd worden met de situatie, kost meer energie dan ik dacht. De situatie verandert echter volledig als ook mijn coschap stopt. 24/7 thuis zitten en de lockdown die ik mezelf heb opgelegd vanwege het verhoogd risico van mijn vader, is een regelrechte vuurdoop en verloopt de eerste weken niet zonder slag of stoot. Ik word voor het eerst 100% geconfronteerd met zijn ziekte. Er is geen uitweg, ik moet het onder ogen komen. Na een aantal weken kan ik rationeler naar de situatie kijken. De stap om weer thuis te gaan wonen, met of zonder COVID-19, is groot en het is geoorloofd dat ik de situatie zwaar en confronterend vind. Toelaten en uiten van emoties is geen teken van zwakte. Het onder ogen komen en er samen het beste van maken, is juist waardevol en leerzaam.

97


Negatief is positief In deze periode ervaar ik nog maar eens dat gezondheid voor veel mensen een onbekend, spannend terrein is. Door de afhankelijkheid van dokters en zorgmedewerkers neemt hun kwetsbaarheid toe. Patiënten interpreteren een labuitslag niet zo makkelijk als wij. Zo is ‘negatief voor COVID-19’ soms ongelooflijk lastig uit te leggen als een positief bericht. Dat zij juist NIET besmet zijn. Dit, samen met mijn vader als patiënt, heeft veel invloed gehad op mijn professie. Wij vinden bepaalde woorden, uitslagen, of rondlopen in een ziekenhuis normaal, dat geldt zeker niet altijd voor (zieke) mensen. Zelf ga ik bij elk bezoek van mijn vader aan de neuroloog mee. Elk bezoek, elk gesprek, elke uitslag is spannend. En dan bezit ik nog adequate kennis over een groot deel van het medische gebeuren. Maar hoe is dat voor mensen die deze kennis niet hebben? Over COVID-19 weten zelfs de grootste geleerden niet veel, hoeveel onzekerheid en vragen levert dit wel niet op voor mensen die niet in de zorg geschoold zijn? Geleerde lessen In de afgelopen periode ben ik me enorm bewust geworden van een aantal aspecten die grote invloed hebben op mijn professie als toekomstige arts. Ten eerste ben ik me nog bewuster van de noodzaak van secuur en nauwkeurig samenwerken met collega’s, zorgverleners en patiënten. Daarnaast zie ik het belang van goede communicatie over het medische probleem, de uitslagen en het daarop gebaseerde beleid. Ten slotte: zorg is mensenwerk. We kunnen en hoeven niet alles op te lossen. Soms zijn er situaties waar je geen invloed op hebt, acceptatie is dan het sleutelwoord.

98


99


“Deze pandemie levert me een schat aan kennis op”

Bas Verkaik

‘‘Goedemorgen, mijn naam is Bas en ik ben coassistent. Ik mag u geen

hand geven, maar komt u mee”. Zo begint voor mij de COVID-19-crisis. Tijdens mijn op één na laatste week bij de polikliniek Neurologie van locatie AMC is er, op de strengere handhygiëne na, nog geen vuiltje aan de lucht. Maar de realiteit komt elke dag dichterbij. Op donderdag komen berichten van coassistenten die niet meer naar hun coschap mogen. Geruchten dat coassistenten van de Vrije Universiteit Amsterdam volgende week thuis moeten blijven, geven een raar sfeertje. Toch maar een keer extra mijn handen wassen en wat alcohol er overheen. Van schaarste is geen sprake. Als ik naar huis ga, twijfel ik of ik mijn spullen mee moet nemen. Zo erg zal het niet worden, toch?

100


Diezelfde avond nemen de geruchten toe. Ook het AMC zou coschappen tijdelijk staken. Het bericht van mijn docent komt de volgende ochtend niet als verrassing: “Vanaf vandaag en tot nader order zijn coassistenten niet meer in het ziekenhuis aanwezig.” Twee dingen gaan door mijn hoofd: “Lekker, een week eerder vakantie”, en “Wat betekent tot nader order”? Met ons co-groepje bespreken we in café Vrijdag in Amsterdam onze grootste zorg op dat moment: wat gebeurt er met de toets van die dag? ‘s Avonds mail ik de huisartsenpost (HAP) in het Amstelland ziekenhuis waar ik een bijbaantje heb, ik kan direct aan de slag. De dag daarna staat mijn agenda vol; het loopt storm op de HAP. De ‘vieze’ kant Vandaag is alles anders. Mijn werk bij de HAP als triagist werd na vier maanden langzaam routine; twee belletjes over blaasontsteking, drie over een verzwikte enkel en vier van ouders met een verkouden kind. Vanaf vandaag zijn er nog maar twee soorten belletjes. Van mensen die zeggen: “Ik heb gehoord van mijn neef, wiens dochter in de klas zit met een kindje dat bij de kapper gehoord heeft dat de overbuurvrouw mogelijk in Italië is geweest, en nu ben ik bang dat ik die corona heb”. En van mensen die nog geen twee woorden kunnen spreken, voordat ze vijf diepe teugen adem moeten halen. Ze durven niet naar het ziekenhuis, bang voor corona. Ons beleid is duidelijk. Iedereen moet zoveel mogelijk thuisblijven. Als er écht iemand gezien moet worden, dan aan de ‘vieze’ kant. Op de deur van de wachtkamer hangt een a-4tje met ‘coronawachtkamer’. We hebben ook een ‘vieze’ coronaspreekkamer, een ‘vieze’ corona-wc en zelfs onze eerste ‘vieze’ coronadokter. In het ziekenhuis word je ziek De belletjes nemen langzaam af, omdat we in het keuzemenu uitleggen dat de meeste informatie over COVID-19 op de site van het RIVM staat. Patiënten bellen alleen nog als ze geen computer hebben of erg benauwd zijn. Ouders met snotterige kindjes bellen niet meer. Maar patiënten die wél moeten bellen, doen dat ook niet meer. Iemand met acute pijn op de borst met uitstraling naar de kaak en linkerarm die verergert bij inspanning, durft niet naar het ziekenhuis. Als ik zeg dat ik een ambulance stuur, zegt ze dat ze echt niet wil, “want in het ziekenhuis word je ziek.” Behandeling onduidelijk Veel patiënten die door de ‘vieze’ coronadokter gezien worden, gaan naar het ziekenhuis. Hoe ze behandeld moeten worden, is onduidelijk en lijkt elke dag te veranderen. Vandaag is het Hydroxychloroquine met Azitromycine, horen we van een longarts uit het VUmc. Of het effectief is? We weten het niet. Het enige medicijn dat lijkt te werken is zuurstof; liefst met vijftien liter per minuut door een non-rebreather. Als ze richting de Spoedeisende hulp (SEH) gaan, zien we ze niet meer terug op de huisartsenpost. Het lijkt alsof ze naar het ziekenhuis gaan en daar blijven. Hoe gaat het er daar aan toe? Ik vraag het me steeds af.

101


Buddy in OLVG Daar kom ik snel achter. Ook het OLVG vraagt om extra handjes. Mijn aanstelling bij het flexbureau is nog actief, dus ik kan gelijk aan de slag als buddy om het verpleegkundige personeel te ondersteunen op de COVID-19-cohortafdelingen. Hier gaat mijn blik verder daar waar die bij de huisartsenpost ophield. De reguliere afdelingen van de Acute Opname, Longziekten en zelfs Urologie, maken plaats voor COVID-19-patiënten. Het beeld komt overeen met wat ik op de huisartsenpost zag: oude patiënten met verschillende co-morbiditeiten die met vijftien liter zuurstof nog naar adem snakken. Ik zie ook een huilend koppel dat afscheid moet nemen bij de ingang van de Spoedeisende Hulp. Nu begrijp ik hen pas. Veel patiënten zouden hier overlijden. Coronakilo’s De sfeer onder het personeel is soms grimmig. Ze maken lange diensten zonder vakantie. Werken met een loshangend chirurgisch masker en een vuurwerkbril wekt niet de indruk dat je goed beschermd bent. Helemaal als er meerdere collega’s ziek worden, waarvan een groot deel positief test. Gelukkig is er veel ondersteuning van het ziekenhuis en daarbuiten. We krijgen meerdere keren per dag eten aangeleverd en de hoeveelheid taart zorgt voor de nodige coronakilo’s. Verdriet is nooit ver weg Toch is verdriet nooit ver weg. Familie mag niet op bezoek komen en de partner waarmee je al zestig jaar samen bent, mag één keer per dag je kamer in. Volledig ingepakt in beschermingsmateriaal zit je een paar uur op de stoel naast het bed. Terwijl je zelf ook langzaam ziek wordt. Dit hartverscheurende beeld in mijn achterhoofd, maakt me woedend als ik een paar uur later onderweg naar huis groepjes vrolijk in het park zie zitten, of hele families boodschappen zie doen. Studie naar langetermijneffecten Tijdens mijn dienst bij het OLVG word ik gebeld: wij zoeken coassistenten voor een studie naar langetermijneffecten van COVID-19. We weten nog niet wat je gaat doen, voor hoe lang en wanneer je kan beginnen. Wil je helpen? Nog geen week later ben ik fulltime aan de slag. De studie kijkt een jaar lang naar de psychische en lichamelijke langetermijneffecten van het virus. Daarnaast volgen we maandelijks de productie van COVID-19 antistoffen. De aanvraag van ZonMw is er net doorheen en het begin van de database staat, verder moet alles nog bedacht en gebouwd. Zelfs de goedkeuring van de Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC) is nog niet rond. Desondanks gaat het in een razend tempo. De grote piek COVID-19-patiënten is geweest, nu is de taak om deze patiënten te benaderen. Gewoon coschap Ik doe kantoor- en kliniekwerk op het recent veroverde kantoor naast de decaan: ik bouw aan de database in Castor, maak werkinstructies voor nieuwe collega’s en includeer deelnemers aan de hand van in- en exclusiecriteria. Veel patiënten zijn vergelijkbaar met die op het OLVG. Vaak ouderen, maar ook mensen rond de veer-

102


tig. Vrijwel alle patiënten willen meedoen. Ik moet vaak herhalen dat ze er minimaal een uur over moeten nadenken. Ik regel de vragenlijsten, de informed consent formulieren, bloedafname, mond- en neusswabs en de administratieve afhandeling. Uiteindelijk ken ik de meeste patiënten bij naam. Bijna elke dag ga ik langs om te kijken hoe het met hen gaat. Met de goedkeuring van de METC en een database die inmiddels draait, wordt het echt druk. Elke dag zijn er nieuwe patiënten, en voor patiënten uit de eerste golf staan de poliklinische vervolgafspraken al gepland. Even voelt het alsof ik gewoon coschappen loop. Moeite met koffie zetten Op de polikliniek zie ik de langetermijneffecten van het virus. Oudere mannen van in de zeventig die na twee maanden revalidatie nog steeds moeite hebben met een kop koffie zetten. Voorheen gezonde mannen van in de veertig die twee weken op de IC lagen en na drie maanden nog steeds vermoeid en kortademig zijn. Twintigers die nog steeds geen reuk of smaak hebben. “Eten is een stuk minder leuk als je niks ruikt of proeft”, vertelt een man van begin 30 die vlak daarvoor vader is geworden. “Gaat dit weer voorbij?” “Daarom doen we dit onderzoek. Wij weten het ook nog niet.” Coronacoschap Ondanks de achterstand voelt deze periode niet als verloren tijd. Integendeel. Ik heb een coronacoschap kunnen lopen. Beginnend bij de huisartsenpost, meerdere diensten op de zaal in het OLVG en afsluitend met een wetenschappelijke stage bij de VIS-studie. De coronaspecifieke trainingen en e-learnings van de ziekenhuizen voelden als tussentijds onderwijs. Al die kanten die ik van deze pandemie heb mogen meemaken, leveren mij een schat aan kennis op.

[1] ‘Viroimmunological, clinical and psychosocial correlates of disease severity and long-term outcomes of infection in SARSCoV-2 – a prospective cohort study’, ook wel de VIS-studie.

103


“Als ik later specialist ben, wil ik anderen ook het gevoel geven dat ze welkom zijn” Manouck Roelofs

Vrijdag 13 maart. De zon laat ons met haar zonnestralen in de waan dat

het een dag wordt als alle andere. De eerste uren lijkt dat ook zo; mijn eerste kop koffie is zwart, de vriendelijke receptioniste lacht me toe onderweg naar de overdracht, de poli-assistent meldt de eerste patiënten aan, de vakgroep start de dag met de overdracht en wij – de coassistenten – gaan verder met onze dagelijkse routine. Informatie bij elkaar sprokkelen uit anamnese en onderzoek en onze gedachten bespreken met de internist, waarna we als kers op de taart met de internist de poli-patiënten zien. Toch hangt het in de lucht; een wolkensamenkomst in een steeds donker wordende lucht die enkele momenten later een storm veroorzaakt.

104


Veel Nederlanders zien COVID-19 in eerste instantie als een storm in een glas water. Ruis waar wij ons niet teveel van aantrekken. Een nuchterheid waar ik als patriot trots op ben. Helaas zijn die oogkleppen op dit soort momenten erg onpraktisch. Dat blijkt uit een gesprek met een mede-coassistent: we grappen over wat we gaan doen in onze toekomstige vrije tijd - op dat moment twee weken - maken plannen om de eerste week te werken en de week daarna met het co-groepje van het welverdiende geld op vakantie te gaan. Om 12 uur wordt de storm werkelijkheid; de coschappen worden gestopt. Langzaam begint te dagen dat COVID-19 in Nederland realiteit is. Ik verbaas mij dat dit voor ons gevoel toch uit onverwachte hoek komt, terwijl diep van binnen de alarmbellen overduidelijk aan het rinkelen waren. Bezig blijven Volgens Google kost het 21 dagen om een nieuwe routine aan te leren. Ik denk dat wij dat allemaal aan den lijve ondervinden. Toch denk ik dat een nieuwe routine aanleren in dit soort situaties in rap tempo gaat. Routines zijn belangrijk voor psychisch welbevinden. Het scheidt de werkdagen van weekenddagen, het geeft een sense of rewardment, een doel aan de dag. Niet verrassend dat heel Nederland op zoek is naar een routine en begint met sporten of een nieuwe hobby. Zelf vul ik mijn agenda met – inderdaad – sporten, pianospelen, Facetimen met vrienden, de Spaanse taal oppakken, dingen uitzoeken voor mijn wetenschappelijke stage in Argentinië, een artikel schrijven, geld ophalen voor stichting Save a Child’s Heart en bovenal het samenzijn met mijn familie. Stilzitten vind ik moeilijk, ik wil graag bezig blijven. Erbij willen horen Als coassistent val je vaak tussen wal en schip. Wij fietsen overal tussendoor, maar horen er nét niet helemaal bij. In de eerste maanden wil ik zo graag iets doen voor de zorg, omdat ik het gevoel heb dat ik bij de frontlinie hoor. Desondanks is er genoeg hulp en zijn veel coassistenten niet nodig. Ook mijn handen jeuken om iets voor de zorg te betekenen. Het is een raar gevoel; het vakgebied waar ik zo graag bij wil horen, is keihard bezig met het bestrijden van een pandemie en ik zit thuis te wachten totdat ik iets kan doen. Belangrijk scharniertje Na een maand krijg ik bericht van een goede vriend dat hij een baan voor me heeft. Het wordt een van de meest bijzondere en unieke ervaringen van mijn leven. Ik ga werken bij een centrale nationale organisatie met als belangrijkste doel: het realiseren van persoonlijke beschermingsmiddelen en testmateriaal voor de Nederlandse zorg. Deze organisatie bestaat uit een aantal hoofdschakels, ik werk met een groep medische studenten bij team Inbox. Dit is vooral administratief werk. Ik beoordeel aanbiedingen van beschermingsmiddelen en speel deze door naar een ander deel van de organisatie. Ik heb veel contact met aanbieders, Trade, Finance en Communicatie en doe daar regelmatig klusjes voor. Tussen deze organisatieschakels ben ik een scharniertje. Maar wel een belangrijk scharniertje; als mijn team niet werkt,

105


dan loopt de keten niet. Het geeft me een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Een gevoel wat ik tot nu toe in mijn coschappen nog niet heb ervaren. Aanpassen en meebeslissen De organisatie is in een paar weken opgezet. De afdeling waar ik werk is zelfs helemaal opgezet door coassistenten. Daar ben ik trots op. Door dit korte bestaan veranderen de werkzaamheden met de dag. Het betekent dat wij een groot aanpassingsvermogen moeten hebben. Ik vind het een van de leukste dingen van dit werk; het is nieuw, anders, veranderlijk, maar toch stabiel. Ik heb het gevoel dat ik mee kan beslissen over de richting die de organisatie opgaat. Welkom voelen Vanaf dag één is het een warm bad. Ik voel me welkom, mensen zijn blij dat ik er ben. Ze hebben ons nodig. Ook een gevoel dat ik nog niet heb gehad als coassistent. Het geeft me een energieboost waarmee ik me voor de volle 100% inzet en waaruit ik zelfvertrouwen put. Tijdens de coschappen voel ik me soms een vijfde wiel aan de wagen, een onhandig aanhangsel. Gelukkig wordt dat gevoel steeds minder. Ik zie het als een van mijn missies later als specialist, om anderen het gevoel te geven dat ze welkom zijn. Het is een kleine moeite om te laten merken dat iemand ertoe doet. Ik hoop dat ik iemand daarmee vertrouwen en energie geef, zodat diegene het beste uit zichzelf haalt. Daarnaast doet het mij ook goed om iemand een goed gevoel te geven. Een win-win situatie. Fundament van de samenleving Misschien naïef om te denken dat wij na twee weken ons normale leven weer op kunnen pakken, toch konden we dít niet voorspellen. Ik leef van dag tot dag, totdat de dagen zijn versmolten in weken en ik plotseling zie dat er al drie maanden verstreken zijn. Als ik terugkijk, besef ik hoe belangrijk de gezondheidszorg is. Ik denk dat veel mensen de zorg voor lief nemen en nu pas beseffen dat wij een van de fundamenten van de samenleving zijn. Zorgverleners hebben opnieuw bewezen dat ze hardwerkende soldaten zijn. Ik ben trots op wat zij bereikt en volbracht hebben. Het is bemoedigend en stimulerend om te beseffen dat ik deel ga uitmaken van dit vakgebied en er stiekem al een klein beetje deel van ben. Diepzeeduiken Coschappen voelen voor mij vaak als een sprong in het diepe, een stap richting het onbekende, maar een diepzeeduik als deze heb ik nog niet eerder genomen. Ik heb geleerd zowel proactief als proadaptief te zijn. Eigenschappen die erg belangrijk zijn in de zorg, vooral in onvoorziene en acute situaties. Ik moet meteen handelen en daarbij soms ook een sprong in het diepe durven nemen. Ik denk dat ik nooit meer een organisatie tegenkom die zo veranderlijk is als deze. En dat is misschien ook goed. Tijdens dit werk heb ik geleerd nog beter te communiceren, samen te werken en leiderschap te tonen. Niet alleen de veranderlijkheid, maar vooral de verantwoordelijkheid was nieuw en spannend tegelijk. Samenwerken met mensen uit allerlei takken van sport is leuk: politiek, industrie, economie, bestuurlijke rol-

106


len in ziekenhuizen en medische fabrikanten. Het zijn collega’s die ik niet snel weer tegenkom als dokter in een praktijk of ziekenhuis, maar daarom niet minder leuk of interessant. Ik heb veel van hen geleerd op verschillende vlakken: productieprocessen, omgaan met de pers, manieren van politiek voeren, vergaderen en niet onbelangrijk: de korte wandeling in de middag door de prachtige bossen in de omgeving van de geheime locatie. Dankbaar Het is misschien een rare gedachte en ik wil niet klinken als Famke Louise, maar ik ben COVID-19 dankbaar. Dat ik zo’n unieke ervaring heb mogen meemaken, dat ik zulke prachtige, interessante mensen heb mogen leren kennen en bovenal dankbaar dat ik mijzelf als professional nog beter heb leren kennen.

107


“Gelukkig heb ik een hechte familie met wie ik deze tijd samen doorkom” Roos Bakker

Vrijdag 13 maart krijg ik bericht dat de coschappen per direct en voor

onbepaalde tijd stoppen. Op dat moment volg ik mijn coschap Huisartsgeneeskunde. Moet ik nu direct naar huis? Na overleg met de huisarts besluit ik de dag ‘gewoon’ af te maken. De huisartsenpraktijk is volgende week dicht vanwege een geplande vakantie. Mogelijk kan ik de week daarop weer komen. In de periode die volgt, blijkt het echter geen kwestie van dagen, maar van maanden. Als 23 maart de ‘intelligente lockdown’ wordt aangekondigd, blijkt hoe ernstig de situatie is.

108


Acht weken later beginnen de ziekenhuizen langzaam met opschalen. De ernst van het virus is in die tijd goed doorgedrongen. We werken naar het ‘nieuwe normaal’ of de ‘anderhalve-meter-maatschappij’, al weet nog niemand wat dit precies inhoudt. Dilemma’s Tijdens de quarantaineperiode sta ik voor verschillende dilemma’s: moet ik gaan werken? Hoe ga ik om met een risicogroep? Moet ik me uitschrijven voor mijn studie? Wat zijn de effecten van de COVID-19-crisis op de reguliere zorg? Mijn ouders zijn beide medisch specialisten. Mijn vader heeft een auto-immuunziekte waarvoor hij methotrexaat gebruikt. Mijn jongere zusje loopt ook coschappen en werkt in een verzorgingstehuis waar recent COVID-19 uitgebroken is. Mijn jongste zusje rondt haar bachelor bewegingswetenschappen af. Mijn eerste vraag, is het verstandig om te gaan werken, is dan ook een lastige. Als je in je tweede jaar van de master geneeskunde zit, weet je meer over de zorg dan de gemiddelde Nederlander. Is het dan niet mijn plicht om te helpen in deze crisistijd? Maar als ik mijn quarantaine verbreek en ga werken, verhoog ik het verspreidingsrisico. Ik besluit niet direct aan het werk te gaan, maar back-up te zijn bij mijn moeder in haar huisartsenpraktijk en de zorggroep waar ze werkt. Daarbij valt mijn vader door zijn methotrexaatgebruik in een risicogroep. Het is nog niet zeker of gebruik van een immunosuppressivum een risicofactor is, maar wel aannemelijk. Naar aanleiding hiervan stopt hij tijdelijk, maar na overleg met zijn arts start hij toch weer met het gebruik. Een activatie van zijn auto-immuunziekte kan ook een mogelijke risicofactor zijn voor een ongunstig beloop van de infectie. Later lijkt het erop dat er niet significant meer mensen die methotrexaat gebruiken (denk aan reumapatiënten) op de Intensive Care terechtkomen. Maar feit blijft dat hij in een risicogroep zit. Mijn ouders houden ook meer afstand van elkaar, omdat mijn moeder als huisarts regelmatig op ‘de vieze post’ werkt waar potentiële COVID-19-patiënten gezien worden. Daarbij zijn er onvoldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor de zorgmedewerkers. Daarom ga ik samen met mijn vader en jongste zusje naar de Veluwe, waar we in strengere quarantaine kunnen. Mijn zusje en ik doen boodschappen, zodat mijn vader zo min mogelijk kans op besmetting heeft. Zelfgemaakte mondkapjes Als we horen dat er een tekort is aan persoonlijke beschermingsmiddelen, gaan mijn zusjes en ik aan de slag. We maken zelf mondkapjes; eerst een wegwerpvariant van keukenrol, zakdoeken en metalen neusstukjes. Later maken we herbruikbare mondkapjes van hoeslakens en stofzuigerfilters die op hoge temperaturen gewassen kunnen worden. Natuurlijk zijn die inferieur aan de officiële chirurgische mondmaskers, maar een patiënt benaderen met een zelfgemaakt mondkapje is beter dan zonder. Gelukkig zijn de maskers uiteindelijk niet nodig in het gezondheidscentrum. Ze liggen nu in plastic te wachten tot ze wel nodig zijn. Naast mondkapjes is er ook een tekort aan beschermende jassen. Ik heb nog een laboratoriumjas liggen, die mijn moeder goed kan gebruiken als extra bescherming over haar kleren. Blijkbaar zijn er meer mensen met dat idee, want een paar dagen later starten een paar studenten een actie om laboratoriumjassen in te zamelen voor huisartsen. Ik regel

109


jassen voor de collega’s van mijn moeder, zodat ze hun spreekuren in laboratoriumjassen kunnen draaien. Goed gevoel over keuze Nu de coschappen weer opgestart zijn, is het een goed moment om te reflecteren op de beslissingen die ik heb gemaakt. Ik ben tevreden over de keuze dat ik niet ben gaan werken, maar back-up te zijn voor mijn moeder. In eerste instantie gaf het een gevoel dat ik niets aan het doen was, maar het is een van de weinige dingen die ik kon doen om verspreiding te minimaliseren en gezondheidsbevorderend te handelen. Ik heb niet stilgestaan in de ontwikkeling van mijn medische deskundigheid, ondanks het gebrek aan patiëntenzorg. Ik keek mee naar de webinars waar mijn ouders aan deelnamen, zodat ik op de hoogte bleef van de ontwikkelingen en de inzichten over het virus. Daarnaast heb ik 56 NHG-bijscholingen gedaan waar ik veel van geleerd heb. Serieus nemen Ik ben benieuwd of de versoepelingen van de maatregelen de besmettingsgraad beïnvloeden. Helaas is dat niet alleen afhankelijk van de medewerkers in de zorg, of van Nederlanders in het algemeen. Het is ook afhankelijk van hoe serieus de wereldbevolking deze pandemie op lange termijn neemt. Zorgen met reden Na een aantal maanden lees ik bovenstaande ervaringen nog eens door en dat is echt een eyeopener: wat wisten we een half jaar geleden nog weinig. Wie had kunnen voorspellen hoe het zou verlopen? Ik besloot mijn reflectieverslag met lichte zorgen over het onder controle houden van de pandemie. Helaas waren de zorgen met reden. Ik geloof dat we de verschillende golven nog maar lastig uit elkaar kunnen houden. Zitten we aan het eind van de tweede, halverwege de derde? De meningen zijn verdeeld. Ook de gedachte dat we afhankelijk zijn van de ontwikkelingen in de rest van de wereld blijkt juist. Met de nieuwe, meer besmettelijke varianten uit Engeland, Afrika en wie weet waar nog meer, lijkt de pandemie nog niet op zijn retour. Slechts twee maanden 7 februari 2021 is de laatste dag van mijn coschappen. Mijn officiële einddatum was 22 november 2020. Twee maanden vertraging valt mij enorm mee. Een week na het einde van mijn coschappen ga ik aan de slag als basisarts in het verzorgingstehuis, dezelfde plek waar ik mijn semiartsstage gelopen heb. Even ertussenuit lijkt geen optie, de mogelijkheden zijn te beperkt. Rek eruit Inmiddels is er een vaccin en zijn in mijn gezin vier van de vijf mensen ingeënt. Bijzonder genoeg is alleen mijn vader nog niet gevaccineerd. Ik merk aan alle kanten dat de rek eruit is. De anderhalve meter wordt steeds kleiner, ik krijg vaker een weerwoord of een smoesje over het niet volgen van de maatregelen en bij ons in

110


het verzorgingstehuis klinkt meer kritiek op het beperkte bezoekersbeleid. Bij mij is de rek er ook uit. Bijvoorbeeld als een patiënt me voor de zoveelste keer niet verstaat, omdat ik een mondkapje op heb. Maar ook dat de spontaniteit van dingen er volledig af is. Even bij iemand op bezoek of ergens naar toe kan simpelweg niet zonder afspraak. Dag voor dag In de media wordt vaak de analogie gemaakt met een oorlog. In het begin vond ik dat overdreven, maar nu er een avondklok is ingesteld, begrijp ik hem steeds beter. Het moeilijkste is dat er geen duidelijk eindpunt in zicht lijkt. Ik heb de zij-instroom Geneeskunde gedaan, een pittige studie met elke week een tentamen. In die periode heb ik geleerd dat het verstandig is om het leven dag voor dag aan te pakken. Vooral niet te ver vooruitkijken, omdat je dan gewoonweg in paniek raakt. Daar kwam ik doorheen, omdat ik wist dat het na een jaar voorbij zou zijn. Maar nu is het einde nog niet in zicht. Gelukkig heb ik een hechte familie met wie ik het over alles kan hebben en met wie ik deze tijd samen doorkom. Focus op het goede We moeten er met zijn allen doorheen zien te komen. Ik doe dat door me te focussen op de goede dingen die voortkomen uit deze pandemie: ondanks de lockdown heeft mijn oma in geen tijden zoveel (digitaal) contact gehad met haar kinderen en kleinkinderen. Ondanks dat ik dagelijks met de auto naar mijn werk in Amsterdam ga, sta ik vrijwel nooit in de file. Mogelijk is er een effectieve snellere manier ontwikkeld om vaccins te maken. Als je kijkt naar Israël, waar ze al wat verder zijn met het vaccineren, lijkt er een duidelijke verandering te zijn in de patiënten die op de IC liggen. Dit wijst erop dat het vaccineren effect heeft. Misschien is dat toch een klein lichtpuntje op de horizon.

111


“Ik ben ook de assertieve beroepsbeoefenaar, niet alleen de onderdanige coassistent” Rolien van der Torren

We zijn net klaar met de visite op de afdeling Nefrologie van het AMC. Ik

loop mijn eerste grote coschap bij Interne Geneeskunde. Hoewel ik geen liefhebber ben van Interne Geneeskunde, heb ik het ontzettend naar mijn zin door de goede begeleiding en de ervaring die ik opdoe. Maar op vrijdag 13 maart komt aan dit plezier abrupt een einde: alle coassistenten moeten naar huis.

112


Na het weekend mail ik verschillende ziekenhuizen of ik iets voor ze kan betekenen. Het Amsterdam UMC, Antoni van Leeuwenhoek, OLVG en verschillende huisartsenpraktijken geven geen antwoord. Ik baal; ik ben coassistent, maar kan niks doen. Het maakt dat ik me machteloos voel. Ik wil zo graag iets betekenen voor de zorg en tegelijkertijd weet ik niet hoe. Hectiek Op maandag word ik gebeld: of ik wil helpen in een callcenter voor mondkapjes? Een uur later ben ik met een medestudent die ik niet ken, op weg naar een plek die ik ook nog niet ken. We komen aan bij een groot wit gebouw waar hectiek de overhand heeft genomen. Iemand duwt een laptop in onze handen en wijst ons een plek toe aan een bureau dat volstaat met kinderfoto’s en gezinsportretten, alsof diegene net is gevlucht. Ik vraag aan een jongen die zelf druk bezig is, of hij weet wat we moeten doen. Hij blijkt pas een half uur geleden begonnen te zijn en nee, ook hij weet niet echt wat hij aan het doen is. Een uur later wordt ons in een notendop uitgelegd wat de bedoeling is. We zijn onderdeel van een instantie die persoonlijk beschermingsmateriaal (PBM) inkoopt, waar op dat moment een enorm tekort aan is. Onze taak is duidelijk: we zijn een mailcenter en moeten de vijf mails met aanbiedingen die we per minuut binnenkrijgen, sorteren en beantwoorden. Oranje lintje Het callcenter is onderdeel van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH), opgericht door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om tijdens de pandemie voldoende PBM en medische hulpmiddelen in te kopen. Dagelijks komen er duizenden mails binnen. De meeste met aanbiedingen van mensen die, goed- en kwaadwillend, beschermingsmiddelen aanbieden. Al mijn collega’s hebben hetzelfde doel voor ogen: zo veel en zo snel mogelijk PBM bemachtigen voor de Nederlandse zorg. We maken lange dagen, we werken soms wel 8 of negen dagen door, zonder weekend of feestdagen. Koningsdag vieren we achter de computer. Tijdens de digitale stand-up draagt iedereen een oranje lintje. Linking pin Het LCH is in een week uit de grond gestampt, dus in het begin is het erg zoeken, maar gaandeweg ontstaat een structuur om inkomende mails te beantwoorden. Daarnaast is het zoeken naar een functie die bij mij past. Er lag immers geen kant-en-klaar takenpakket klaar. Ik ben contactpersoon, of linking pin, tussen het callcenter van LCH en het ministerie van VWS. Dagelijks bespreek ik met iemand van het ministerie tegen welke problemen we aanlopen. Die zijn divers: van een vervelende aanbieder tot lastige vragen. Deze besprekingen vereisen een goede voorbereiding en een volhardende houding. Zaken die voor het ministerie van VWS niet van belang zijn, zijn soms juist alles bepalend voor het callcenter. Soms vind ik dat lastig, vooral in situaties waarin ik een tussenweg moet zoeken, bijvoorbeeld als we lang moeten wachten op een antwoord van VWS en ik ondertussen het callcenter moet aansturen. Verder is het belangrijk dat iemand controleert wat er wordt gecommuniceerd, we werken immers namens het ministerie. Dat is ook mijn

113


taak. Ik stel vaak kritische vragen en ga secuur te werk, daarom heb ik deze functie toebedeeld gekregen. Niet alleen fouten in zinsconstructie of spelling vallen me op, ook let ik op de toon van een mail. Antwoorden zoeken Een andere taak die ik op me neem, is zoeken naar antwoorden. Met logisch nadenken komen we een heel eind, maar er zijn veel lastige vragen over het gebruik van PBM. Als studenten zijn we geen mondkapjesspecialisten en we weten vaak niet overal een antwoord op. Ik vind het een uitdaging om binnen het LCH antwoorden te vinden op vragen als: “Mag ik mondkapjes gebruiken waarvan de houdbaarheidsdatum is verstreken?” of “We hebben mondkapjes die zijn afgekeurd, mogen we die alsnog gebruiken?” Geen ingewikkelde vragen, toch komen ze vanuit ziekenhuizen en zorginstanties. En het laatste wat je wilt, is dat mensen ziek worden door jouw advies. Poeslief Als laatste bel ik ontevreden aanbieders. We moeten veel aanbiedingen afwijzen, omdat de certificaten niet voldoen aan onze eisen. Certificaten zijn vaak gecensureerd, bewerkt of nep. Veel mensen willen een graantje meepikken in deze tijden van enorme schaarste. Ze weten dat de prijzen sterk gestegen zijn en de nood hoog is, en kopen bijvoorbeeld zonder enig verstand van mondkapjes een grote partij op, die ze aan ons proberen te verkopen. Vaak blijken de certificaten dan ongeldig. Sommigen hebben veel geld in de mondkapjes gestoken en zijn het niet eens met onze beslissingen. Via de mail worden we vaak voor van alles uitgemaakt. Als ik ze dan nabel om de situatie uit te leggen, zijn ze poeslief. Verkassen naar de Veluwe De eerste periode dat ik voor het LCH werk, woon ik thuis in Amsterdam. Maar dat voelt beklemmend en mijn huisgenoten hebben andere plannen, die in de knoop raken met mijn overvolle werkweek. Al snel trek ik samen met mijn vriend tijdelijk bij zijn ouders in op de Veluwe. Dat is fijn, maar het brengt ook een risico met zich mee. Voor mijn taken moet ik fysiek op het LCH zijn. Hoewel niemand andere mensen ziet, zie ik wél veel mensen op het LCH. Ondanks de dagelijkse controle op koorts met een oorthermometer, blijft het spannend; ik wil de familie van mijn vriend niet in gevaar brengen. Met beide benen op de grond Mijn werk geeft veel voldoening. Hard werken met een sterk en ijverig team haalt het beste in mij, maar ook in anderen, naar boven. Iedereen staat open voor kritiek en er is tijd voor een grapje. Iedereen heeft hetzelfde doel, tijd om te mopperen is er eigenlijk niet. En uitspreken is beter dan niks zeggen. Mijn takenpakket blijkt wel te groot; waar sommigen om klokslag 5 uur naar huis gaan, zit ik nog tot 9 uur in de avond om mijn werk af te maken. En dus begin ik taken te verdelen. Met delegeren heb ik in het begin wel moeite. Ik doe het liever zelf dan dat ik een ander eerst moet instrueren. Als iemand mij de kritische vraag stelt: ”Weet iemand anders wat

114


jouw taken inhouden als je uitvalt?” zet mij dat met beide benen op de grond. Ik ben niet onmisbaar en moet mijzelf ook zeker niet onmisbaar maken, want ook ik kan uitvallen. Herstart De herstart van de coschappen in juni is een grote verandering voor het callcenter. Veel werknemers zijn coassistent en zij moeten stoppen met hun werkzaamheden. Samen met anderen stel ik een plan op, zodat de werkzaamheden van LCH door kunnen blijven gaan. Trots en veel geleerd Als ik terugkijk op de periode bij het LCH, ben ik ontzettend trots. Trots op de bijdrage die ik heb geleverd tijdens de eerste COVID-19 periode. Er zijn momenten waarop ik mijzelf op mijn best heb laten zien. Bijvoorbeeld het moment dat ik de temperatuur meet van een minister die langskwam. Het was een truc om zijn aandacht te krijgen voor enkele prangende vragen. Ik heb veel geleerd. Met mijn werkzaamheden heb ik automatisch de rol van Gezondheidsbevorderaar ingevuld. Het plan dat ik opstelde voor het LCH, zodat de werkzaamheden door konden blijven gaan, past bij de rol van Organisator maar ook bij de Medische Deskundige. Ik heb beter leren delegeren, wat weer past bij de Beroepsbeoefenaar. De rol als Communicator heb ik op diverse manieren gehanteerd, zowel in de communicatie naar het ministerie van VWS, mijn medestudenten, als naar lastige aanbieders. In mijn rol als Samenwerker ben ik zeker gegroeid. Ik heb geleerd dat iedereen een eigen bijdrage heeft en dat de samenwerking verbetert als je je bewust bent van je eigen kwaliteiten en tekortkomingen. Als ik nu samenwerk, vertel ik meteen dat ik creatief en ondernemend ben, maar ook chaotisch. Ik werkte met veel verschillende mensen samen: niet alleen het ministerie van VWS, ook communicatiedeskundigen en inkopers van medische hulpmiddelen. Vaak waren ze verbaasd als ze erachter kwamen dat ik coassistent ben. Ik heb ontdekt dat ik ook een assertieve beroepsbeoefenaar ben in plaats van alleen de onderdanige coassistent. Door assertief te zijn, namen mensen mij serieus en twijfelden niet aan mijn kennis. Dit is iets wat ik nog steeds meeneem naar mijn coschappen.

115


“Mijn opgedane ervaringen maken me een nog betere arts” Abel Sandmann

Toeval bestaat niet, maar het is vrijdag de 13de. De dag waarop ik naar

huis word gestuurd van mijn coschap Interne Geneeskunde in het OLVG. In de weken daarvoor gingen gesprekken al voornamelijk over COVID-19. Allerlei scenario’s passeerden de revue, maar niemand had verwacht dat we echt naar huis zouden worden gestuurd. Op 16 maart worden de coschappen landelijk bevroren en zit iedereen thuis. Onvoorstelbaar dat mijn plannen voor de komende weken niet doorgaan.

116


De laatste twee weken van mijn coschap zou ik doorbrengen op de Spoedeisende hulp (SEH) en Acute Opname Afdeling. Na de toetsen en mijn eindpresentatie, zou een groots climaxgevoel moeten volgen. Daarna drie weken naar Colombia voor het coschap Kindergeneeskunde. Maar nu: een lege agenda. Hoe ga ik mijn tijd invullen? Paniek In eerste instantie voel ik paniek. Normaliter droomt een drukke student als ik van uitslapen, series kijken en boeken lezen. Maar nu verdwijnt de zin erin als sneeuw voor de zon. Een drukke student anno nu is helemaal niet gewend verplicht op de bank te zitten. Een echt luxeprobleem. Dus ga ik op zoek naar leerzame en nuttige activiteiten en hobby’s. Nog nooit zoveel gewielrend Na een eerste paniekgolf volgt gelukkig een gevoel van rust. Zo’n lege agenda heb ik in jaren niet gehad. Het is lang geleden dat ik zo’n stressloos bestaan heb geleid. Mijn dagen besteed ik gestructureerd en gezond. Ik maak lange nachten en vul mijn dagen met sportsessies, gezonde lunches en parkbezoekjes met huisgenoten. Ik loop hard, heb thuisfitnessen ontdekt, en heb alleen al in de lockdown evenveel gewielrend als in mijn leven tot dan toe. Steentje bijdragen Maar de lockdown duurt langer dan ik verwacht. Met het besef dat ik een steentje bij wil dragen in deze crisis, meld ik mij aan bij het OLVG. Met mijn ervaring als helpende op verschillende verpleegafdelingen, als prikcoassistent op de prikpoli en ondersteuner op de SEH, kan ik een toevoeging zijn. Corona Check app Ik ga aan de slag als telefonist in het callcenter voor de OLVG Corona Check-app. Dit is een zorgapplicatie die is omgebouwd om de verwachte drukte bij huisartsen weg te nemen en patiënten gerust te stellen. Patiënten vullen dagelijks hun symptomen in via de app en wij medici monitoren dit. Patiënten geven zichzelf een score op symptomen als kortademigheid, koorts, hoesten, keelpijn, reuk- en smaakverlies, en neusverkoudheid. Op basis van de score kan de klinische diagnose COVID-19 gesteld worden, wat intensiever contact vereist. Als bij ons de alarmbellen afgaan of als een patiënt graag contact wil, bellen wij hen op. Het gevoel dat er iemand op hen let, geeft vaak enorme geruststelling. Het is mooi om dit voor deze mensen te doen. Soms wordt een patiënt ingestuurd naar de Corona triagetent bij het OLVG of zelfs naar de lokale SEH, eventueel met ambulance. Zo laat ik zelf een alleenstaande en zeer kortademige patiënte doorverwijzen naar deze triagetent. Ik ben trots dat ik dit voor haar kan doen. Ik ben onder de indruk dat een landelijke app in zo’n korte tijd is uitgerold, die leert van feedback van zowel de gebruiker als van ons. Ondanks dat de verantwoordelijkheid bij de patiënt en zijn huisarts blijft, haalt deze app enorme druk van de zorg af. Ik ben trots op het OLVG voor het creëren van deze app en dat ik daar in de beginfase bij mag helpen.

117


Samen de schouders eronder Inmiddels zijn er in het OLVG vier COVID-19 cohortafdelingen gereed gemaakt, waar verpleegkundigen werken die in de patiëntenkamers volledig gehuld zijn in isolatiemateriaal. Ik ga aan de slag als buddy. Een buddy helpt verpleegkundigen met bijvoorbeeld spullen aangeven en controles invullen. Doordat ik veel heb gewerkt met patiënten in isolatie, kan ik ook assisteren in de patiëntenkamers. Het is een apart gevoel om in de frontlinie te staan. Ik kan van betekenis zijn voor soms angstige patiënten die dit nieuwe virus onder de leden hebben. Ik werk in teams met personeel van verschillende disciplines, die niet eerder met elkaar samenwerkten en taken krijgen die ze nooit eerder hebben gehad. Het maakt niets uit. We zetten samen onze schouders eronder en gaan ervoor. Ik merk hoe een goede samenwerking hoort te gaan tussen mij en mijn collega’s in andere functies en disciplines. Ontroerend Na enkele weken komen de eerste patiënten terug van de Intensive Care (IC). Post-IC-patiënten zijn er meestal slecht aan toe en verzwakt door de lange beademingsperiode. Zo ook een koppel dat beiden enkele dagen geïntubeerd is geweest. Zij liggen samen in een patiëntenkamer. Via de telefoon vertel ik de familie dat zij mogen videobellen. Ingepakt in isolatiemateriaal hou ik de telefoon voor de gezichten van hun verzwakte (groot)ouders. Het ontroert me dat het hen allemaal goed doet dat ze elkaar even kunnen zien. Al is het een klein gebaar, ik ben trots dat ik van grote waarde ben voor deze hard getroffen familie. Plus-co Ik krijg de vraag of ik diensten als Plus-co wil doen. Als Plus-co ben ik bereikbaar voor het hele ziekenhuis om hartfilmpjes te maken, iets waar ik als buddy ervaring in heb opgedaan. Daarnaast ben ik beschikbaar voor bloedafnames, infusen plaatsen en andere klusjes. Zo ontlast ik verpleegkundigen op COVID-19 cohortafdelingen van deze tijdrovende taken. Voor mij een grote eer dat ik deze leuke functie heb gekregen, bovendien is het erg leerzaam. Geen horrortaferelen Leven in tijden van crisis is voor iedereen anders. Het is leerzaam te zien wat een medische crisis met mensen in mijn omgeving doet. In de media bestaat het nieuws hoofdzakelijk uit COVID-19. De nieuwsberichten zijn soms erg negatief en angstaanjagend. Ook ik vind het lastig om nieuws op waarheid te schatten. Even word ik zelfs bang voor horrortaferelen uit andere landen, zoals overlopende Intensive Cares. Gelukkig kan ik dit van me afzetten nu ik met eigen ogen zie hoe het er écht aan toe gaat. Hierdoor realiseer ik me dat mensen meer angst dan nodig ingeboezemd krijgen, wat wel weer bijdroeg aan het volgen van de maatregelen. Het valt mij op dat mensen met een medische of wetenschappelijke achtergrond het nieuws beter kunnen relativeren. In ons vak krijgen wij vaker te maken met ziekte en dood, maar dat geldt niet voor iedereen. Mijn niet-medische huisgenoten zijn huiveriger dan mijn collega’s. Eén huisgenoot ontvlucht zelfs ons huis als blijkt dat ik op een COVID-19 cohortafdeling werk. Iedereen kijkt anders aan tegen medisch nieuws en

118


ik leer hoe ik daar rekening mee kan houden. Zo kan ik nu beter inzien wat voor impact ziekte heeft. Iets wat ik als toekomstig arts goed kan gebruiken om meer empathie te tonen naar onbekende patiënten. Coronaselfies De COVID-19-crisis zorgt voor herwaardering van de zorg. Opeens zijn artsen en verpleegkundigen de helden van de maatschappij. Zelf merk ik dat mijn werk in de frontlinie, mijn studie en toekomstig beroep, ineens extra interessant zijn. Mijn omgeving stelt meer medische vragen en is geïnteresseerd in mijn vakgebied. Sommige zorgverleners genieten van deze aandacht, gezien de talloze coronaselfies in isolatiemateriaal op social media. Ik geniet van de cadeaupakketten, maar realiseer me dat zorgheld zijn niet mijn grootste motivatie is om arts te worden. Crisis maakt veel goeds los De media schrijven dat zorghelden zich met gevaar voor eigen leven in de frontlinie van de crisis begeven. Zelf ervaar ik dit niet zo. We leren procedures aan waardoor het risico op infectie zo klein mogelijk is. De aantrekvolgorde van handschoenen, schort, spatbril, mondmasker en muts, en het tussendoor desinfecteren zit er bij

119


mij steeds beter in. Er dreigt een tekort aan isolatiemateriaal, waardoor allerlei initiatieven worden opgezet om materiaal in te leveren en te recyclen. Ik realiseer me hoe ongelofelijk adaptief de zorg kan zijn. In korte tijd worden extra Intensive Care Units en COVID-19 cohortafdelingen gebouwd. Personeel moet op nieuwe locaties met nieuwe collega’s en taken werken. Het laat ook zien hoeveel goeds een crisis in de mens losmaakt. Er wordt ongelofelijk veel flexibiliteit gevraagd van werknemers die met toewijding en motivatie extra diensten draaien. Prachtig om te zien hoeveel collegialiteit er heerst en hoe medische professionals individueel schakelen in een snel veranderende wereld. Nog betere arts Al met al ben ik blij met mijn bijdrage tijdens de COVID-19-crisis. Ondanks dat ik thuis zat met een bevroren coschappakket, is het een nuttige en leerzame tijd geweest. Ik pakte alle kansen die zich aandeden om mijn steentje bij te dragen en heb ervaringen opgedaan die mij voor altijd hebben veranderd. En waardoor ik hopelijk een nog betere arts zal zijn.

120


121


“Zorg gaat verder dan alleen het ziekenhuis” Bibiche den Hollander

Op vrijdag 13 maart worden de coschappen vrij abrupt stopgezet. De dag ervoor draai ik nog het hele spreekuur van mijn arts, waarbij ik alle patiënten zelf zie. Een dag later mag ik niet meer in het ziekenhuis komen. Een snelle omslag die waarschijnlijk niemand zag aankomen.

122


Het wordt al snel duidelijk dat we voorlopig nog thuis zitten. Ik ga gelijk solliciteren en vind al snel een baan bij HVO-Querido, die een nieuw opvangcentrum voor daklozen in Amsterdam heeft opgezet. HVO-Querido helpt mensen in een kwetsbare situatie, waaronder daklozen, en proberen hen weer deel uit te laten maken van de samenleving. Ik heb nog nooit met daklozen gewerkt en ken HVO-Querido niet, maar wil graag mijn steentje bijdragen in de zorg en vind het een uitdaging om met deze nieuwe doelgroep te werken. Kamers van tape Vanwege de COVID-19-uitbraak moet de gemeente Amsterdam alle daklozen een slaapplek bieden en in Amsterdam zijn nu een aantal noodopvangen ingericht. Daklozen worden actief van de straat gehaald. Ik werk bij de noodopvang in Osdorp. Twee grote sporthallen in een sportcentrum zijn omgebouwd tot slaapzalen. In elke sporthal slapen vijftig daklozen, allemaal mannen. Met tape zijn ‘kamertjes’ gemaakt met een bed, tafel en stoel, zodat de anderhalve meter gewaarborgd is. Ik werk vier tot vijf dagdelen per week, samen met een collega van HVO-Querido en twee mensen van het Leger des Heils. Met dit team hebben we de dagelijkse leiding. Daarnaast werk ik nauw samen met vrijwilligers van het Rode Kruis, beveiligers en de brandweer. Zij leiden alles in goede banen en zorgen voor een veilige situatie. Mijn taken zijn divers. Tijdens de ochtenddiensten ben ik vaak dagcoördinator en eerste aanspreekpunt. Aan het begin van de ochtend verdeel ik de taken, begeleid de vrijwilligers van het Rode Kruis, beantwoord de telefoon en zorg dat alles loopt. Tijdens de ochtenddienst verzorgen we ontbijt, koffie en thee, staan mensen te woord met vragen over huisvesting of uitkering en assisteren de beveiliging. Ook zorgen we dat mensen anderhalve meter afstand houden, houden we het systeem met alle cliënten up to date en maken we schoon. Verder verleen ik medische hulp en beantwoord medische vragen. Ik heb regelmatig contact met hulpdiensten zoals de GGD, Leger des Heils en inloophuis Amoc voor overleg of hulp voor de daklozen. Daarnaast maak ik regelmatig een praatje met cliënten. Aan het einde van de dienst schrijven we een overdracht met een zorggerelateerd en een organisatorisch deel. Het zorggerelateerde deel gaat over de cliënten. Met honderd mensen gebeurt er regelmatig wat en het is belangrijk om dit over te dragen aan collega’s van de ochtend- of avonddienst. Pijnloos prikken Daarnaast start ik in mei bij HelloDoc, een bedrijf dat medische services aanbiedt aan internationals (expats) in Nederland. Zij zorgen bijvoorbeeld voor huisartsenzorg, medicatie en bieden bloedtesten aan. Eén van de diensten is de afname van COVID-19-antistoftesten. Zij zoeken studenten die bij mensen bloed willen afnemen voor deze testen. Ik vind prikken leuk en vind het altijd een uitdaging om iemand zo pijnloos mogelijk te prikken. Daarnaast is prikervaring altijd nuttig voor de toekomst. Ik werk vaak maar één dagdeel per week, en daardoor is het goed te

123


combineren met HVO-Querido. Soms werk ik op een priklocatie waar cliënten naartoe komen, soms ga ik naar mensen thuis of bedrijven toe om op locatie te prikken. Wetenschappelijk artikel Pulmozyne Verder ben ik druk met een artikel over het gebruik van Pulmozyme bij niet-cystic fibrosis (CF) kinderen op de kinder-IC’s in Nederland, waarbij ik eerste auteur ben. Pulmozyme is een medicament dat met name wordt voorgeschreven bij CF. Het wordt echter ook regelmatig off-label voorgeschreven op kinder-IC’s in Nederland. Het is alleen niet duidelijk hoe vaak, voor welke indicaties en of hier protocollen voor zijn. Ik heb in de maanden voor de COVID-19 periode een survey opgesteld en deze uitgestuurd naar alle kinder-IC’s in Nederland. Op deze manier willen wij meer inzicht krijgen in het gebruik van Pulmozyme bij niet-CF-kinderen. De antwoorden van vragenlijsten heb ik verzameld en de data overzichtelijk opgeslagen in SPSS. De data heb ik uitgewerkt in grafieken en tabellen zodat ik ze overzichtelijk kan presenteren. Naast de vragenlijst heb ik een systematic review uitgevoerd over wat er al bekend is over het gebruik van Pulmozyme bij niet-CF kinderen op de kinder-IC. Dit alles heb ik uitgeschreven in een artikel dat inmiddels is ingediend bij een journal. Ik werk nauw samen met een PhD-student en een kinder-intensivist die mij al langer begeleiden bij wetenschappelijk onderzoek. Erg leerzaam én nuttig, omdat ik binnenkort start met een PhD bij Kindergeneeskunde. Een dak boven je hoofd Als ik terugkijk op deze periode heeft de situatie positief voor me uitgepakt. De stop van de coschappen kwam onverwachts en ik denk dat niemand hierop voorbereid was. Ik denk dat ik goed en snel gehandeld heb door direct te solliciteren. HVO-Querido is weliswaar een zorginstelling, maar heel anders dan een ziekenhuis. Het sociale aspect speelde een grote rol. Thuisblijven in deze periode is voor veel mensen een opgave en door mijn werk realiseer ik me dat je blij moet zijn dát je onderdak hebt en dat alles geregeld is. Ik heb geleerd om met veel verschillende mensen om te gaan met diverse achtergronden: sommigen cliënten hebben lange tijd vastgezeten of kwamen regelmatig in contact met justitie, anderen waren op straat terechtgekomen door familieproblemen. Ook waren er mensen die vastzaten in Nederland vanwege COVID-19. Ik besef dat adequaat communiceren en mijn communicatie aanpassen aan degene die ik voor me heb erg belangrijk is. Sommige cliënten hadden behoefte aan contact en vonden het fijn om hun verhaal te doen. Andere mannen hielden liever afstand. Daarnaast leerde ik samenwerken met verschillende collega’s uit meerdere disciplines. In het ziekenhuis deed ik al ervaring op met werken in een team, maar in deze setting waren de rollen en verhoudingen heel anders. Ik moest mensen vaak aansturen en iedereen had zijn sterke en zwakke punten. Verder leerde ik goed samenwerken en moest ik me regelmatig aanpassen aan de situatie. De sporthal werd in no time omgebouwd tot een slaapzaal, wat betekent dat het werk en de locatie voor iedereen nieuw was. Het was leuk dat ik er vanaf het begin bij mocht zijn, omdat ik daardoor goed mee kon denken over verbeteringen. Sommigen diensten waren heel hectisch waardoor ik taken moest prioriteren, én de veiligheid waarborgen. Op dit soort momenten

124


probeerde ik mensen aan te sturen, zodat ik zelf het overzicht hield. Daarnaast ben ik regelmatig ingezet voor kleine medische problemen. De problemen waren vaak onschuldig, wondjes aan de huid, een rood oog, maar cliënten konden heel angstig zijn. Soms waren de klachten beladen. Zo was er iemand die regelmatig aan automutilatie deed. Dit heeft mij als medisch professional gevormd. Respect met afstand Als professional ben ik veranderd: ik kijk nu echt anders naar daklozen. Iedereen heeft een eigen verhaal en met de nodige hulp kunnen zij weer deelnemen aan de samenleving. Ik ben mij er meer van bewust dat zorg niet alleen in het ziekenhuis plaatsvindt, maar op veel bredere schaal. In mijn toekomstige werk wil ik meer aandacht hebben voor het verhaal van patiënten die dakloos zijn of kampen met andere sociale problematiek. Deze groep heeft mijn interesse gewekt en ik heb nu ervaring opgedaan hoe ik met deze groep om kan gaan. Wederzijds respect is belangrijk, maar wel met professionele afstand. Open communicatie Mijn werk bij HelloDoc was een stuk commerciëler. Ik neem hiervan mee dat ik graag iedereen wil helpen en dat iedereen toegang moet hebben tot goede zorg. Het bedrijf is erg gericht op internationals en de zorg die zij aanboden was prijzig. Het aanbieden van COVID-19-testen hadden ze net opgezet en daarom was alles nieuw voor hen. Helaas was de communicatie naar ons daardoor soms onduidelijk en dat gaf onrust onder de studenten. Ik neem hiervan mee dat een open communicatie erg belangrijk is; het schept duidelijkheid en voorkomt ontevredenheid en onrust. Leerzaam Tijdens het schrijven van mijn artikel heb ik mijn medisch deskundigheid, mijn rol als Academicus, Organisator en Communicator goed kunnen ontwikkelen. Ik heb veel literatuur gelezen en artikelen geëvalueerd. Van een lange lijst selecteerde ik artikelen voor de systematic review, die ik heb uitgevoerd volgens de strenge richtlijnen van een tijdschrift; erg leerzaam voor mijn toekomstige werk als arts-onderzoeker. Met een strakke planning en goed prioriteiten stellen, lukte het om het artikel binnen korte tijd af te krijgen. Tot slot heb ik dagelijks contact gehad met mijn begeleiders. Ik heb geleerd dat het belangrijk is om regelmatig contact te houden, op tijd mails te beantwoorden en het aan te geven als ik ergens niet uitkom. Dit neem ik zeker mee als professional. Kortom, ondanks alle onzekerheid rond de coschappen, vond ik deze periode erg leerzaam en vernieuwend.

125


“De crisistijd heeft zonder twijfel bijgedragen aan mijn ontwikkeling tot arts” Larissa Heideman

Het is vrijdag 13 maart. Samen met mijn familie bereid ik me voor op de persconferentie. In de afgelopen dagen hoor ik hier en daar geluiden over een volledige lockdown, maar veel wijzer word ik niet van alle geruchten. Terwijl de uren met een trage gang verstrijken, pieker ik over de mogelijke maatregelen. Heel lang heb ik niet om alle scenario’s langs te gaan, want na enkele minuten hoor ik de verlossende woorden: er volgt een intelligente lockdown.

126


Op die dag komt de tot voor kort ijverig draaiende samenleving noodgedwongen tot stilstand. Daarmee is het ook de dag waarop ik als student een groot deel van mijn gewone leven inlever. Voor mij betekent het dat de startdatum van mijn coschappen vooruitgeschoven wordt en dat mijn werk voor de studentenraad opnieuw vorm moet krijgen. Aangezien het onderwijs hard getroffen wordt door de lockdown, is de rol van de studentenraad de komende tijd extreem belangrijk voor studenten. Als bestuurslid ga ik dan ook een drukke periode tegemoet. Crisisoverleggen Met de uitspraak van premier Rutte vers in het geheugen, wordt mijn telefoon al snel overspoeld door berichten van de raad en andere leden van het dagelijks bestuur. De woorden dringen nog niet geheel tot mij door, maar tijd om ze te verwerken is er niet. Ik neem mijn telefoon op, pak mijn laptop en neem deel aan een spoedoverleg met het dagelijks bestuur. Vele crisisoverleggen volgen. Maart, april en mei staan in het teken van digitale overleggen rondom de herstart van het onderwijs, de coschappen in het bijzonder. De eerste weken van de lockdown spendeer ik achter mijn laptop. Bijna elke minuut van de dag gaat naar de studentenraad: alle problematiek en logistieke knelpunten rond de herstart van de coschappen, digitale toetsing met gloednieuwe software, het ombouwen van het onderwijs naar digitaal onderwijs. Het zijn een paar voorbeelden van onderwerpen waar ik me mee bezighoud. Uiteraard lopen de reguliere studentenraadszaken, zoals het uitwerken van de studentenraadsenquête en het nalopen van begrotingen, ook door. Digitaal vaardig Het vraagt veel flexibiliteit, creativiteit en doorzettingsvermogen van het bestuur. Zo leren we om vergaderingen digitaal voor te zitten via Zoom en Teams. Het creëert een hele andere vergaderdynamiek en vraagt om andere voorzitterskwaliteiten van de technisch voorzitter. Die vaardigheden komen me goed van pas, gezien het feit dat de meeste groepsvergaderingen digitaal verlopen. Het gaat vlotter en efficiënter dan fysiek vergaderen, maar het participatiegehalte ligt vrij laag. Ik vind het een uitdaging om daar een goede balans in te vinden. Omgooien en bijsturen Daarnaast leer ik veel over crisismanagement in de onderwijsorganisatie. Tijdens de eerste maanden nemen we als bestuur afwisselend deel aan de crisisoverleggen van de faculteit, die bijna dagelijks plaatsvinden. Na ieder overleg bespreken we met z’n drieën de recente ontwikkelingen en besluiten we wat onze vervolgstappen zijn. Ik leer snel schakelen. Flexibiliteit en aanpassingsvermogen zijn op deze momenten van groot belang. Je moet in staat zijn je hele plan om te gooien en opnieuw op te zetten. En bij nieuwe ontwikkelingen hetzelfde riedeltje te doorlopen, zoals bij het inwerktraject voor de nieuwe raad. Vanaf het begin van het verkiezingstraject in februari tot de inwerkweken van de nieuwe raad van juni tot en met augustus, gooi ik bijna wekelijks het hele traject en de planning om, vanwege nieuwe maatregelen.

127


Raadslid en gewoon student Terugkijkend kan ik zonder twijfel zeggen dat deze crisistijd veel heeft bijgedragen aan mijn ontwikkeling als arts. Ik bevond me als bestuurslid in situaties waarin mijn kwaliteiten op het gebied van communicatie, samenwerken en leiderschap getest werden. Het was fijn dat ik me goed kon verplaatsen in zowel de rol van raadslid (onderdeel van de organisatie), als die van gewone student. Zo had ik een goed beeld van de wensen van de student en kon ik dit afzetten tegen de mogelijkheden op organisatorisch niveau. Ik kon goed meedenken over de juiste manier van communiceren naar studenten, wat voor informatie we moesten delen, op welke manier en op welk moment. Deze inzichten kan ik later mooi toepassen in de behandelrelatie met patiënten. Ook in zo’n situatie is het altijd een afweging wat, wanneer en op welke wijze je iets communiceert. Rollen aannemen In de crisisperiode heb ik met verschillende groepen samengewerkt. Iedere groep en elke gesprekspartner waren anders. Hierdoor heb ik geleerd welke groepsrollen er zijn en welke ik kan aannemen in een groep. In een groep met mensen die analytisch zijn ingesteld en zich kunnen verliezen in het uiteenzetten van een probleem, is het wenselijk om een leidende rol aan te nemen, bijvoorbeeld die van voorzitter. Op die manier kan mijn rol per groep verschillen. Als arts werk ik later ook met verschillende disciplines. Ik denk dat ik met dit inzicht goed kan samenwerken met allerlei zorgverleners. Leiderschap op ieder niveau Als laatste heb ik leiderschap ontwikkeld; een onvermijdelijke competentie in een crisisperiode en belangrijk om te hebben. Een goede leider is iemand die overzicht heeft, een (lange termijn) visie en het vertrouwen van de groep om hen naar het juiste resultaat te leiden. De komst van COVID-19 bracht een hoop chaos, waardoor de reguliere raadszaken naar de achtergrond verdwenen. Ik heb geleerd dat de eerdergenoemde kwaliteiten van een goede leider essentieel zijn om bijvoorbeeld de studentenenquête, die door de crisis naar de achtergrond verdween, in goede banen te leiden. Mijn doel was een werkstructuur te creëren met duidelijke en haalbare deadlines. Dit resulteerde in een fijne sfeer voor de verantwoordelijken om in te werken. Leiderschap is een kwaliteit die ik later als arts op ieder niveau kan toepassen; van het opstellen van een behandeltraject en het begeleiden van een patiënt tot aan grootschalig organisatorisch niveau op het gebied van bedrijfsvoering.

128


129


DEEL III

ZORGEN VOOR JEZELF



“Terugblikkend is voor mij de waarde van wetenschappelijk onderzoek bevestigd. Het heeft me geleerd dat ik kritisch moet blijven.” Clinton van Trikt

Het gezellige geroezemoes in het personeelsrestaurant maakte de afge-

lopen dagen plaats voor een griezelige stilte. Wat ik niet weet, is dat het ziekenhuis achter de schermen druk bezig is met de voorbereidingen op de COVID-19-golf. In de ochtend van 13 maart krijgen wij een mail waarin staat dat alle coassistenten, dus ook ik als semi-arts, per direct naar huis moeten. Het gerucht dat ik al twee weken in de wandelgangen hoor, wordt realiteit.

132


Over zes dagen gaat Italië China voorbij als land met de meeste geregistreerde COVID-19 besmettingen ter wereld. In Nederland mogen we nog gaan en staan waar we willen. Tijdens de laatste persconferentie leren we dat we beter geen handen meer kunnen schudden, maar ons niet te veel zorgen moeten maken: “We beschikken over de meest deskundige mensen op dit terrein in de wereld […], we zijn een nuchter volkje. We zitten niet te wachten op symboolmaatregelen die nu niet nodig zijn”, aldus premier Rutte op 9 maart. Ziek na carnaval Precies vijf dagen na zijn persconferentie word ik wakker met stekende hoofdpijn en een loopneus. Ik heb carnaval gevierd in Noord-Brabant met veel mensen die zich nu ook ziek beginnen te voelen. Een paar dagen geleden dronk ik nog koffie met een collega die nu met koorts in bed ligt. Niemand wordt getest, want niemand heeft contact gehad met iemand uit een risicogebied. Om te voorkomen dat het virus zich verder verspreidt, worden alleen mensen met milde klachten in Noord-Brabant aangeraden om thuis te blijven. Zonder droge hoest en koorts moet je er gewoon vanuit gaan dat je geen COVID-19 hebt. Dat is de richtlijn. Tussen de Excelsheets We zijn tien dagen verder; mijn vriendin en ik zijn flink ziek. Geen keelpijn en koorts, maar wel hevige vermoeidheid, benauwdheid en een totaal verlies van reuk en smaak. Inmiddels zit mijn familie op Aruba in lockdown en ligt de vader van mijn vriendin in Jakarta op bed met flinke koorts. Niemand mag meer vliegen, dus de komende tijd zie ik geen familie. Gelukkig voel ik me na een aantal dagen een stuk beter en heb ik tijd om me te focussen op mijn onderzoek. Ik besteed mijn dagen tussen Excelsheets met patiëntdata en hou het nieuws over COVID-19 nauwlettend in de gaten. Toch besmet Door mijn affiniteit met wetenschappelijk onderzoek, ga ik zelf op zoek naar informatie. Ik probeer de NOS-updates te negeren en besteed een paar uur per dag op PubMed en in wetenschappelijke journals. Hier lees ik over de manieren waarop het virus zich kan manifesteren bij patiënten en leer ik dingen over het virus die ik niet terugzie in de overheidscommunicatie. Ik lees over het verschijnsel van het wegvallen van reuk en smaak, dat veel voorkomt. Zo weet ik dat de kans heel groot is dat mijn vriendin en ik besmet waren. Zelfs al stelde de assistente van het OLVG ons telefonisch gerust: “Als je geen koorts of keelpijn hebt, heb je geen COVID-19. Dat is de richtlijn.” Vertraging Het is vandaag Nationale Dodenherdenking. De ceremonie op de Dam is net voorbij. Ik zit achter mijn computer en heb zojuist de bovenstaande gebeurtenissen op papier gezet. Ik voel me dankbaar dat iedereen om mij heen gezond of genezen is, en ik ben trots dat de Nederlandse gezondheidszorg nergens de controle is kwijtgeraakt. Toch heb ik me ook verbaasd: hoe kan het dat de Nederlandse overheid

133


dacht dat ons niet hetzelfde lot als China zou treffen? Had Nederland verwacht dat het virus ons niet zou bereiken in deze tijd van ultieme globalisering? Of dachten we medisch zo geavanceerd te zijn dat het virus hier minder impact zou hebben op het zorgsysteem? Had Nederland eerder mondkapjes en testen besteld als het deze kansen anders had ingeschat? Ook heb ik me verbaasd over het telefonisch contact dat wij hadden met de zorgmedewerker, die ons vertelde dat we geen COVID-19 hadden, omdat we geen last hadden van koorts en keelpijn. Interessant, maar ook frustrerend dat er een flinke vertraging zat tussen de ontwikkelingen in de verspreiding van het virus en het beleid. Vertrouwen in academische skills De afgelopen periode stond voor mij in het teken van onderzoek. Zowel overdag, tijdens mijn onderzoek voor de afdeling Orthopedie, als in de avonduren, waarin ik op zoek ging naar nieuwe wetenschappelijke informatie over COVID-19. De Academicus in mij voert hierbij de boventoon. Terugblikkend is voor mij de waarde van wetenschappelijk onderzoek bevestigd. Het heeft me geleerd dat ik kritisch moet blijven. Dat ik kan vertrouwen op mijn eigen academische skills in mijn zoektocht naar nieuwe informatie. Zo liep ik qua kennis steeds voor op de informatie die gedeeld werd tijdens de persconferenties en kon ik mensen om mij heen hierover goed informeren. Het heeft mij vertrouwen gegeven in mijn academische kennis en skills en de manier waarop ik dit over kan brengen aan anderen. Inzichten voor de rest van mijn leven Naast Academicus nam ik ook de rol van Medisch Deskundige aan. Ik dacht mee over manieren om de verspreiding van het virus tegen te gaan en over de stappen die de Nederlandse overheid met de gezondheidszorg kon zetten. Als ik een oplossing formuleerde, gebruikte ik de kennis uit mijn zoektocht naar wetenschappelijke informatie, gecombineerd met mijn persoonlijke ervaring als COVID-19-patiënt. Hierdoor heb ik kritisch gereflecteerd op het handelen van de overheid en de RIVM. Tegelijkertijd ben ik geïnspireerd geraakt door het professionele optreden van de gezondheidszorg en wat er op korte termijn mogelijk is, als iedereen met elkaar samenwerkt. Het zijn ervaringen en inzichten die ik de rest van mijn leven bij me draag.

134


135


“Door de crisis weet ik zeker dat ik arts wil worden” Elise Weterings

Woensdag 4 maart 2020. Ik zit met mijn huisgenoot aan tafel en we heb-

ben het over ‘dat griepje’. “Joh, daar hoeven wij niet bang voor te zijn, er gaan alleen oude mensen aan dood zoals bij de normale griep”, zeggen we tegen elkaar. Een paar dagen later heb ik ergens wel het gevoel dat dit niet zomaar een griepje is … Toch boek ik een dag later een vliegreis naar Portugal voor de zomer en een concert voor in november.

136


Dat het geen gewoon griepje is, blijkt op 13 maart als alle coassistenten naar huis worden gestuurd. Toevallig ben ik die dag vrij, omdat ik weekenddienst heb. Mijn eerste gedachte is dan ook: yes, geen weekenddienst! Nu kan ik naar de reünie van mijn middelbare school en de verjaardag van mijn vader. Ik zit in de vierde week van mijn coschap Gynaecologie en zie de coschapstop als een welkome pauze, precies op de helft van dit zware coschap. Genoeg meegemaakt? Ik twijfel als ik mijn keuzes voor online onderwijs moet opgeven. Heb ik wel genoeg meegemaakt om te schrijven over mijn ervaringen in deze COVID-19-tijd? Ik sta niet vanaf het begin van de lockdown in de frontlinie op een Intensive Care en ik heb tot dan toe gelukkig geen dierbaren verloren aan het virus. Maar ik hou van schrijven, deed eindexamen in filosofie, dus wil graag reflecteren op wat ik heb meegemaakt. Want ook kleinere dingen kunnen iemand beïnvloeden tijdens zo’n crisis. Dus ik doe het. Oppas op school Het eerste weekend dat ik thuis zit, worden strengere maatregelen aangekondigd. De horeca en de scholen moeten dicht. Meteen is de paniek duidelijk. Mijn moeder is directeur van een basisschool die pas drie jaar bestaat en het docententeam is nog klein. In de eerste dagen moet het thuisonderwijs opgezet worden, maar veel docenten hebben keelpijn of snotteren wat en mogen dus niet komen. Die eerste dagen zit ik dagelijks op school en speel ik ‘oppas’ voor de kinderen van ouders met een vitaal beroep. Twijfel Ik krijg appjes van vrienden en familie met vragen over het virus en of ik uitleg kan geven. Aan de ene kant fijn, omdat het mij dwingt me maximaal in het virus te verdiepen. Aan de andere kant een grote verantwoordelijkheid en ik wil geen onjuiste informatie verspreiden. Diezelfde week worden mijn schoonvader en schoonmoeder erg ziek. Allebei jonge, gezonde mensen van rond de 60, altijd aan het sporten en geen overgewicht. Het begint met vreselijke hoofdpijn en daarna hoesten en benauwdheid. Ik doe boodschappen en zet ze voor hun deur. Waar mijn schoonmoeder langzaam beter wordt, wordt mijn schoonvader zieker en zieker. De huisarts komt elke dag langs in marsmannenpak en checkt zijn saturatie. Ze kopen zelf een saturatiemeter om hem ’s nachts in de gaten te houden. Het zijn spannende dagen voor de hele familie. Regelmatig vragen ze mij om uitleg wat de huisarts nou precies bedoelt. Ook ik word bang dat het niet goed afloopt. Zelfs als geneeskundestudent, met meer medische kennis en toch beter in staat om de ernst van een situatie in te schatten. Eén nacht stuurt mijn schoonmoeder filmpjes van mijn schoonvader door, waarin hij ijlend, zwetend, benauwd in bed ligt, met een saturatie tussen de 80% en 90%. Moet ze de huisarts bellen, vraagt ze. Dit vind ik lastig. Ik kan niet naar zijn longen luisteren en controleren of hij aanspreekbaar is. Hoe betrouwbaar is die saturatiemeter? Moet ik erheen om hem te checken? Maar dan moet ik daarna twee weken in quarantaine, en ik heb me net opgegeven om te

137


helpen in het AMC. Ik baal dat ik de enige in de familie ben met medische kennis. Als ik nee zeg en hij wordt nog zieker, is het mijn verantwoordelijkheid. Uiteindelijk adviseer ik te bellen; ik heb er geen goed gevoel over en op afstand kan ik geen goede inschatting maken. Terecht, zo blijkt. Tijd om te praten De laatste weken voor de coschappen weer beginnen, kan ik als zorgondersteuner aan het werk op de verpleegafdeling longziekten en Maag- Darm- Leverziekten in het AMC. Hier zie ik van dichtbij hoe heftig het virus is en hoe het mensen tot op het bot uitkleedt. Op de afdeling ligt een man die herstellende is van COVID-19. Hij kan niet eens zelf een bakje vla eten. Ook ligt hij de hele dag huilend in bed. Hij heeft familie in het buitenland die niet kan komen en is dus praktisch alleen. Als zorgondersteuner heb ik tijd om af en toe bij hem te zitten. Ik realiseer me hoe bang deze man moet zijn en hoe eenzaam hij zich moet voelen. Ik pak zijn hand en praat met hem over de gebeurtenissen en over koetjes en kalfjes. Het geeft mij enorme voldoening. Als arts en als mens Door de hele situatie denk ik na over mijn coschappen en of deze studie wel bij me past. Altijd maar de hiërarchie in het ziekenhuis, mensen die elkaar afsnauwen omdat de werkdruk te hoog is, de eindeloze beoordelingen die ik moet vragen aan arts-assistenten die zelf amper tijd hebben voor hun eigen taken, laat staan voor onderwijs. Wat vind ik belangrijk? Hoe en wie wil ik zijn als arts en als mens? Het maakte me onzeker dat ik in eerste instantie blij was met de lockdown, de pauze in de coschappen en het feit dat ik absoluut geen zin had om op 22 juni weer te starten. Ik had veel tijd om na te denken en heb ervaren hoe leuk ik andere bezigheden vind, zoals werken met kinderen op school en verpleegkundig werk. Uiteindelijk besef ik dat ik echt met deze studie wil doorgaan, zeker nu ik mijn plek heb gevonden bij mijn coschap in de huisartsenpraktijk. Doordat ik nu de keuze heb gemaakt dat ik dit écht wil, ben ik nog gedrevener om mijn doel te bereiken. Ook maar een mens Ik ben erachter gekomen dat ik als arts ook aandacht wil hebben voor het mentale en emotionele deel. Naast kennis en wetenschap op basis waarvan ik een patiënt kan helpen. Zeker met dit soort heftige ziektebeelden, is het belangrijk om iemand mentaal vooruit te helpen. Bij die patiënt op de verpleegafdeling zag ik duidelijk dat revalidatie niet opschiet, als iemand zich geestelijk niet beter voelt. Als arts moet ik professioneel en kundig overkomen, maar empathie is ook belangrijk. Het is belangrijk om te laten zien dat je ook maar een mens bent. Vertrouwen Wat deze crisis mij ook leert, is vertrouwen op mijn ‘pluis-’ en ‘niet pluis-’ gevoel. Van cruciaal belang als arts. Op een belangrijk beslismoment voor mijn schoonvader, heb ik een juiste inschatting gemaakt. Natuurlijk moet dit gevoel groeien met

138


de jaren, maar het geeft mij vertrouwen dat ik dat gevoel dus blijkbaar al enigszins heb, dat ik de juiste studie volg en dat ik later een goede professional kan worden. Aan de slag met psycholoog Ook is het tijd om met mijn eigen psyche aan de slag te gaan en met een psycholoog te praten over de angst om dingen fout te doen; zowel in mijn privéleven als mijn werk. Ik vind het verontrustend dat ik een tweede lockdown niet vreselijk zou vinden, omdat er sociaal dan geen verwachtingen zijn en dus geen vrienden of familie die ik kan teleurstellen als ik iets verkeerds doe. Ik ga hiermee aan het werk, omdat ik het niet wenselijk vind om steeds bang te zijn dat ik iets fout doe en niemand wil teleurstellen. Niet naar collega’s, patiënten, of naar mijn gezin toe. Ik wil niet in een burn-out raken, zoals één op de vijf jonge artsen. Samenwerken Veel mensen in mijn omgeving moeten nu thuiswerken, terwijl ik nog elke dag naar mijn coschap mag. De opluchting dat de thuiswerkmaatregel niet voor mij geldt, laat me inzien dat ik een baan wil waarin ik met anderen samenwerk. Ik werk niet graag alleen en heb het liefst mensen om mij heen om te overleggen en samen tot een einddoel te komen. Niets is zeker Inmiddels zitten we in de tweede golf en is het onzeker of we weer in complete lockdown gaan en of mijn coschappen op de ‘normale’ manier doorgaan. Werken op een COVID-19-afdeling wordt nu geopperd. Daar kan ik nu allerlei ideeën over hebben, maar wat ik ook heb geleerd, is dat niets zeker is. Ik kan me heel druk maken, uiteindelijk is het afwachten hoe de situatie uitpakt en moet ik me daaraan overgeven. Maar één ding weet ik zeker, mijn concert in november gaat definitief niet door.

139


“De maanden zonder opleiding gaven me inzichten waar geen coschap aan kan tippen” Eva Cohen

Het is de laatste vrijdag van mijn vakantie in maart 2020. Ik vermijd

supermarkten, die grotendeels zouden zijn leeggeroofd door kortzichtige hamsteraars. Fama est dat mijn coschap aanstaande maandag niet doorgaat: de coassistenten daar zijn naar huis gestuurd, een goede voorspeller van het noodlot dat ons wacht.

140


Zaterdag 14 maart Ik ga langs bij mijn moeder in mijn ouderlijk huis in Amsterdam. Ze geeft me een ‘elleboog-groet’, waar ik honend om lach. Mijn hockeywedstrijd voor morgen wordt afgelast. Maandag 16 maart Rutte houdt een toespraak op nationale televisie: de eerste toespraak van een premier tot het volk sinds Den Uyl dat deed over de oliecrisis in 1973. Rutte verslikt zich in zijn uitleg over groepsimmuniteit; op medisch gebied geen absurde mededeling, maar politiek gezien een misser. Ik vind het angstaanjagend hoe nauw de politiek en het ‘gewone’ volk plots met de medische wereld verbonden zijn. Men strooit meer met meningen dan dat men nadenkt en medische kennis wordt geveinsd in alledaagse discussies en politieke debatten. We dreigen te verdrinken in de informatie over COVID-19 en dat maakt mij moe. Dinsdag 17 maart De klok slaat 20:00 uur. Met tranen in mijn ogen en een dubbel, bijna melancholisch gevoel applaudisseer ik voor alle harde werkers in de zorg. Ik voel solidariteit, omdat ik me met hen identificeer, maar ik voel ook schuld, omdat ik thuis zit zonder de handen uit de mouwen te steken. De boodschappen die ik voor mijn oma en een onbekende blinde vrouw doe, zijn het applaus niet waard. Al mijn aanmeldingen voor hulpinitiatieven binnen de zorg zijn tot nog toe onbeantwoord gebleven. Ik wacht af. Donderdag 19 maart Ik kijk uit het raam van mijn studio van 28 vierkante meter, dat voor de helft wordt bedekt door tralies die een hoogenergetisch trauma vanaf zes hoog moeten voorkomen. De zon staat hoog aan de hemel, de lucht is strakblauw, vrij van vliegtuigsporen. Ik voel me niet gevangen, maar vrij: vrij van geest, vrij van een overvolle agenda, vrij van verwachtingen. De kaft en inhoud van het boek ‘Liberty’ van Virginia Woolf vertalen mijn gevoel. Zaterdag 21 maart Mijn vader is ziek. Een aantal dagen terug kreeg hij koorts en een droge hoest. Als ernstig astmatische patiënt behoort hij tot de risicogroepen. Ik maak me zorgen, pessimistische vooruitzichten schieten door mijn hoofd. Stel je voor, hij moet plotseling naar het ziekenhuis, hij gaat snel achteruit en overlijdt op de Intensive Care. Niemand mag op bezoek, op de begrafenis hebben we vijftien minuten om afscheid te nemen, omdat het volgende slachtoffer alweer is voorgereden. En dat allemaal in deze onvergetelijke crisis, die voor altijd aan het verlies van mijn vader zal zijn verbonden. Ik bel mijn broer, een arts in opleiding tot psychiater, en dat helpt. We bespreken zakelijk de alarmsymptomen en het beloop. Mijn vader heeft dagelijks contact met het OLVG via een app. Van zijn huisarts krijgt hij amoxicilline voorgeschreven. COVID-19 als oorzaak valt niet uit te sluiten, maar er worden nauwelijks

141


mensen getest door een gebrek aan testmateriaal en behandelmogelijkheden. De zorgen blijven dat mijn vader plots ‘inkachelt’. Zondag 29 maart Mijn vader verklaart zichzelf na een ruime week genezen, op microniveau is dit een grote zorg minder. Ondertussen gaan onder coassistenten uit heel Nederland geruchten over herstartscenario’s. In Groningen zouden ze pas in september weer starten, in Maastricht schijnen bepaalde coschappen gewoon door te zijn gegaan. Als coassistent voel ik me alleen gelaten, door mijn universiteit en het land. Niemand ziet dat wij stilstaan: voor andere studies zijn immers al oplossingen bedacht. En dit terwijl we braaf ons collegegeld blijven afstaan. Gelukkig, probeer ik mijzelf op te vrolijken, had ik geen baan, dus kan ik die ook niet verliezen. Woensdag 8 april Ook onzekerheid went. Bovendien is de hoeveelheid tijd die ik zelf kan invullen een verademing. Ik heb het gevoel dat ik even van de loopband des levens ben afgestapt en eindelijk grip heb gekregen op de tijd. Het gebrek aan verplichtingen geeft vrijheid tot nadenken over waar ík gelukkig van word. Geïnspireerd door Simone de Beauvoir onderzoek ik welk leven ik voor mijzelf leid en welk leven voor anderen. Nu dit laatste leven tijdelijk verdampt is, blijft een destillaat van een herwaardeerd waardensysteem over. Uiteraard blijft in 2020 het leven voor anderen, verdampt of niet, altijd in de lucht hangen via telecommunicatie. De druk die jongeren zichzelf momenteel opleggen om er ook in quarantaine het beste van te maken, typeert deze individualistische, prestatiegerichte generatie. Als je geen podcast produceert, zuurdesembrood bakt, een nieuw instrument leert bespelen of hardlooprecords rent, besteed je je gedwongen vrije tijd niet effectief en kun je maar beter je Instagramaccount verwijderen om niet te bezwijken onder schuldgevoelens. Toch lukt het me om die absurde online wereld de rug toe te keren en me niet te laten verleiden tot een sprintje op de loopband. Vrijdag 17 april Na vier wekkers – met een lege agenda blijkt het onthouden van één afspraak opeens een hele opgave – start de Teamsvergadering met mijn coschapgroepje. Dat mijn mentoren, die beide arts zijn, in deze crisis tijd maken om ons te spreken, straalt naast professionaliteit ook zeer goede zorgen uit. Ik voel me als coassistent weer gezien en gewaardeerd. Via hen krijgen we een kijkje in de situatie in het AMC, waarbij zoveel mogelijk patiënten via videoconsulten worden gezien. Met verbazing bespreken we dat er wekenlang een kwart minder kankerdiagnoses zijn gesteld op basis van voorlopige diagnoses in de landelijke pathologiedatabase. Aangezien COVID-19 voor zover bekend geen genezing van kanker veroorzaakt, is deze daling niet anders te verklaren dan door uitgestelde huisartsbezoeken en diagnostiek in ziekenhuizen.

142


Woensdag 29 april Als lijdzaam wezen te midden van deze pandemie, ben ik niet langer werkloos en doelloos. Vanaf vandaag ben ik namelijk woonzorgondersteuner op de psychogeriatrische afdeling van een verzorgingstehuis te Amsterdam, wat inhoudt dat ik bijdraag aan een optimaal woon- en leefklimaat van de bewoners. Zo optimaal mogelijk naar omstandigheden, zou het contract eigenlijk moeten luiden. De bewoners mogen namelijk geen enkel bezoek meer ontvangen. In tegenstelling tot andere verpleeghuizen, fungeert het tehuis waar ik werk nog niet als kerkhof van het COVID-19-virus. Terwijl er ook in dit huis tekorten zijn aan persoonlijke beschermingsmiddelen voor het zorgpersoneel. De huidige crisis licht de sluier op van onderliggende diepgewortelde problemen in onze maatschappij. Terwijl iedereen nobel verkondigt dat we de meest kwetsbaren moeten beschermen, worden ouderen en hun verzorgers aan hun lot overgelaten. Het contrast tussen ziekenhuizen en verpleeghuizen is groot, dat valt mij ook op als ik bij mijn nieuwe werk binnenstap. De orde binnen een ziekenhuis die ik ken uit mijn coschappen, is hier nergens te bekennen. COVID-19-testen worden nauwelijks beschikbaar gesteld en zieke collega’s kunnen door een personeelstekort niet worden vervangen. Ik bereid me voor op een emotioneel veeleisende baan, maar prijs mijzelf gelukkig dat ik een bijdrage kan leveren aan de zorg en dat ik deel uit mag maken van de ‘frontlinie’. Maandag 11 mei Vanaf vandaag geldt voor een geselecteerde groep verpleeghuizen een versoepeling van het bezoekverbod, waarbij nu één vaste bezoeker per bewoner mag langskomen. Het tehuis waar ik werk valt daar niet onder, mede omdat het huis nog geen twee weken COVID-19 vrij is. Veel bewoners op mijn afdeling zijn gewend aan bezoek van dierbaren, soms zelfs dagelijks. De veelal ernstig dementerenden hebben behoefte aan gehechtheid en erkenning van hun identiteit, waar hun naasten normaalgesproken een grote rol in spelen. Als tijdelijke oplossing is de ‘Babbelbox’ opgericht: een tuinhuisje waarin een bewoner en zijn bezoeker door plexiglas gescheiden zijn, en zo veilig met elkaar kunnen communiceren. Het is beter dan niets, maar het verbod op aanraking en de verplaatsing van de afdeling naar het tuinhuisje zorgt voor verwarring onder de bewoners. Met lede ogen zie ik de verschraling van de zorg aan, waarbij bewoners in hun laatste levensfase enorm achteruitgaan in hun kwaliteit van leven. Daardoor rijst de vraag in hoeverre de strenge maatregelen niet meer kwaad doen dan goed. Ook ethisch gezien is het een interessant vraagstuk: in hoeverre ontneem je ouderen hun autonomie? Wat als zij meer waarde hechten aan het zien van dierbaren dan een langer leven in eenzaamheid? Die keuze kunnen ze nu niet zelf maken. Maar een bewoner kan die keuze ook niet alleen voor zichzelf maken, want dat beïnvloedt meteen de keuze van andere bewoners: één besmetting verspreidt zich binnen een verzorgingstehuis als een lopend vuurtje. Terwijl ik dergelijke zaken overpeins, geef ik een wankele 94-jarige vrouw van mijn afdeling een arm om te voorkomen dat zij over de drempel van de Babbelbox struikelt. Haar jongere man, die zojuist een rode roos en champagne meebracht voor haar verjaardag, zwaait haar uit. Ik krijg een brok in mijn keel wanneer de vrouw zich naar hem omdraait en haar gerimpelde, zijdezachte hand uitstrekt om

143


hem aan te raken. Ik voel mij schuldig dat het mijn huid is die haar huid raakt in plaats van die van hem, die ze zo goed kent. Dinsdag 19 mei Langzaam maar zeker schuif ik richting een pre-pandemie agenda. Ik ben gestart met onderzoek bij de afdeling Urogynaecologie en er is zojuist verplicht vervangend onderwijs vanuit de opleiding online gekomen. Ook hou ik me samen met een groep studenten bezig met de herstart van de coschappen, waarbij we meedenken over hoe ondersteunend onderwijs op afstand een deel van de fysieke uren kan vervangen. Verder probeer ik mijn vrije uren, waarin ik het liefst sport of van de zon geniet, niet onder de drukte te laten lijden. Ik denk aan Marcel Levi en hoe hij met drie uur slaap per nacht vijftien Londense ziekenhuizen door de crisis sleept, terwijl hij diensten draait in de acute zorg. Zo stel ik mijzelf gerust. Vrijdag 29 mei De besmettingsaantallen in Nederland lopen terug. Voor nu. Juist deze ogenschijnlijk kalme tijd moet het moment zijn voor reflectie op de afgelopen periode, al is het maar ter voorbereiding op de toekomst. Het lijkt tegenstrijdig, maar de maanden zonder opleiding hebben mij inzichten gebracht waar geen coschap aan kan tippen.

144


145


“Ik heb veel nagedacht over wat voor arts ik wil zijn” Francien Cobben

Op het moment dat ik dit schrijf, zit ik op de afdeling Longgeneeskunde van het OLVG in Amsterdam. De COVID-19-pandemie raast nog steeds door het land en door de hele wereld. De afdelingen in het ziekenhuis liggen bomvol, verpleegkundigen vallen bij bosjes uit en zelfs de zelfverklaarde ongenaakbare Donald Trump heeft COVID-19 gehad. Waar komt COVID-19 vandaan? Wat is de beste behandeling? Wat is de kans dat ik dit krijg? Dat oma dit krijgt? Hoe kan het virus bestreden worden? Wanneer gaan de kroegen eigenlijk weer open? Wanneer komt dat vaccin? Sta ik deze zomer dansend op een festival? Is de anderhalvemetersamenleving de toekomst?

146


De vragen in mijn hoofd veranderen door de maanden heen in symbiose met mijn gemoedstoestand. Bezorgdheid gaat over in verveling, gaat over in irritatie en bezorgdheid. Ik kijk naar buiten. Het is herfst en het regent, iedereen zit dik ingepakt op de fiets. Het is inmiddels bijna een jaar geleden dat het COVID-19-virus de kop opstak in China. Een of andere Chinees at een schubdier en de rest van het verhaal kennen we. Een mooi moment om terug te blikken op mijn nieuwe leven na aanvang van COVID-19. Ik ga terug naar begin 2020. Eigenlijk dachten we allemaal een beetje zoals Trump. Wij in Nederland zijn onaantastbaar! Corona? Ja, die Chinezen, hartstikke logisch, hun eigen fout. Moeten ze maar geen vleermuizen en schubdieren eten. Inmiddels weten we beter: winkelwagentjes worden grondig gepoetst, de kroegen zijn dicht en iedereen mijdt elkaar als de pest. Polarisatie Het valt me op dat wat zich in de maatschappij afspeelt, ook in het klein gebeurt in mijn vriendengroep. Er treedt polarisatie op. Virus Waanzin is een bekend tegengeluid van de regering en het Outbreak Management Team, het virus zou bedacht zijn en de anderhalvemetermaatschappij is een middel om de Nederlandse burger in toom te houden en zijn vrijheid te onderdrukken. Wekelijks wordt er gedemonstreerd. Niet alleen in Nederland, maar in heel de wereld. Dit zet mij aan het denken. Waar demonsteren mensen precies tegen? Tegen het virus? Kun je tegen een virus demonsteren, of is dat virus er gewoon? Of tegen de regels die hen opgelegd worden? Zijn ze juist bang of geloven ze niet dat COVID-19 een reëel probleem is? Een andere vorm van demonstreren zijn de illegale feesten die overal plaatsvinden. In mijn eigen omgeving herken ik dit. Vrienden die recalcitrant worden en lak aan de regels hebben, met een gevoel dat als het hen niet overkomt, het allemaal wel meevalt. Zelf ga ik ook nadenken; menselijke aanraking is ontzettend belangrijk voor een gevoel van samenzijn en connectie. Dat gevoel mist nu meer dan ooit, vriendinnen zonder vriend of vriendin zijn eenzaam, zitten alleen thuis. Waar je je potentiële partner eerst nog in de kroeg kon ontmoeten, zit je nu thuis op de bank met een app, te swipen. Afspreken doe je op anderhalve meter, intimiteit in de vorm van aanraking of een zoen mag niet. Ik kan me hier best in vinden, maar demonsteren? Dat niet. Wat beweegt hen dan? Dit vraag ik me allemaal af terwijl ik thuiszit. Boodschappen voor de buurt De coschappen zijn stilgelegd, de zorg in het ziekenhuis draait voornamelijk om de COVID-19-pandemie. Juist in deze tijden van onrust, onzekerheid en angst, probeer ik rust te vinden. Nadenkend en lezend kom ik de dagen door, ik loop buiten, zie de eerste tekenen van de lente en haal diep adem. Hoe kan ik helpen? Hoe kom ik deze maanden door zonder door te draaien? Hoe hou ik mezelf in godsnaam bezig? Het kost me moeite uit bed te komen en wat te verzinnen om de dag door te komen. Elke dag hetzelfde riedeltje bevredigt mij niet. Bij vriendinnen herken ik dit. Thuiszitten zonder werk, zonder te mogen afspreken met vrienden, zonder doel voor de dag. Ik besluit boodschappen te gaan doen voor buurtbewoners die zelf niet meer naar buiten durven. Het gevoel iets te doen, hoe klein ook, is fijn. Ik heb weer

147


een doel, iets om voor op te staan. Dit klinkt misschien triest, maar na een aantal maanden thuiszitten, grijp ik de kleinste dingen aan om te helpen. Voorkómen beter dan behandelen Deze situatie heeft veel met mij gedaan. Ik merk dat ik mensen om mij heen nodig heb, een doel. Ik wil helpen, voor anderen klaarstaan. Of deze periode mij een betere arts maakt? Dat weet ik niet. Ik heb niet midden in de chaos gestaan, maar helaas alleen vanaf de zijlijn meegekeken. Heb verhalen gehoord over lange dagen in een zwetend pak. Een overvolle Spoedeisende Hulp en de vele overledenen. Wat had ik daar graag geholpen. Deze periode heb ik veel nagedacht. Over het hoe, wat en waarom. Maar ook over mijn eigen leven, mijn toekomst. Hoe vul ik mijn leven in? Wat voor arts wil ik zijn? Ik ben proactief, assertief en pas me gemakkelijk aan. Durf voor mezelf op te komen en initiatief te nemen in soms lastige situaties. Deze lange thuisperiode heeft daar niet veel aan veranderd, maar heeft dit juist alleen maar versterkt. Wel ben ik meer doordrongen van het feit dat ziekte voorkómen net zo belangrijk is als, of zelfs belangrijker dan, het behandelen van ziekte. Pillen met luttel advies Deze periode laat mij ook inzien dat een gezonde leefstijl en goede conditie ontzettend belangrijk zijn. Een gezonde levensstijl en veel beweging zou wonderen doen, niet alleen in de Verenigde Staten waar 33 procent van de bevolking obees is, maar ook in Nederland. Eten kan, net als nicotine, alcohol en drugs, een verslaving zijn. Te weinig wordt het trauma achter dit copingmechanisme behandeld, te vaak krijgen mensen pillen voorgeschreven met een luttel advies om af te vallen. Deze trend zien je terug op de COVID-19-zalen; veel patiënten hebben multicomorbiditeit en een overgroot deel kampt met een te hoog BMI. Dit geldt niet alleen voor patiënten, maar ook voor de arts zelf. Vertrouwen houden Dat brengt mij naar mijn tweede punt: de arts en zijn gezondheid. Zeker in het begin van de pandemie waren adequate beschermingsmaterialen schaars. Het laat zien dat je als arts vaak aan gevaren blootgesteld wordt. Elke dag behandel je zieke patiënten en elke dag onderwerp je jezelf aan gevaren die je bij een normale kantoorbaan niet hebt. Eerlijk is eerlijk, een kantoorbaan is ook veel minder leuk, maar mijn punt is duidelijk. Een goede balans tussen het leveren van adequate zorg en je eigen gezondheid in acht nemen is niet alleen tijdens deze pandemie ontzettend belangrijk, maar altijd, realiseer ik mij. Hoe gaat het nu verder? Ik kijk uit het raam, zuchtend. Mijn geduld en dat van miljoenen anderen wordt al maanden op de proef gesteld. Het enige wat we kunnen doen is vertrouwen hebben, helpen waar we nodig zijn en afwachten. En dat doen we dus, vurig hopend op een COVID19-vrije wereld.

148


149


“Ik heb onwijs veel respect voor de helden in de zorg” Suzanne van Wandelen

Als 13 maart de coschappen worden stopgezet, staat mijn wereld even

stil. Het voelt alsof ik de afgelopen jaren in een sneltrein zat en er nu aan de noodrem wordt getrokken. Sinds het begin van mijn bachelor ben ik non-stop doorgeraasd met mijn studie en andere leuke activiteiten: het bestuur bij mijn studentenvereniging, een drukke bijbaan op de Spoedeisende Hulp van Amsterdam UMC, een onderzoek en publicatie bij de afdeling Anesthesie en daarnaast een druk sociaal leven.

150


Eerst voel ik paniek. Hoe moet dat met mijn studie, ik heb alles net zo goed voor elkaar: een semi-artsstage op de afdeling Anesthesie waar ik jaren hard voor heb gewerkt en een keuzecoschap bij Defensie op Curaçao. Gaat dat nu wel door? En hoe overleef ik zonder sociale contacten? Maar al snel verdwijnt de paniek naar de achtergrond en maakt het plaats voor ontspanning. Voor het eerst in mijn volwassen leven hoef ik even helemaal niks. Hoe vervelend ik het ook vind dat ik studievertraging oploop en hoe heftig de situatie ook is; ik voel een rust die ik tijden niet gevoeld heb. Enorme prestatiedruk De millennial wordt grootgebracht in een maatschappij die voor veel druk en hoge verwachtingen zorgt. Het brengt een enorme prestatiedrang en de continue behoefte met zich mee om zoveel mogelijk tijd per dag te besteden aan nuttige dingen en het onderhouden van sociale contacten. De mentaliteit die heerst binnen de studie Geneeskunde volgt dezelfde lijn. In de eerste weken van de bachelor hoor ik al hoe belangrijk het is om activiteiten naast de studie te doen zodat ik me later kan onderscheiden van medestudenten. Tijdens de coschappen wordt keer op keer gevraagd of ik weet wat ik later wil worden. Weet je dit, dan is de volgende vraag of je al bezig bent met onderzoek doen op die afdeling. Anders is de kans op een opleidingsplek erg klein. Verslaafd aan nieuws Vanaf het moment van stopzetten begint ook de intelligente lockdown, zoals Mark Rutte het noemt. We hebben nog enkele vrijheden, maar moeten zoveel mogelijk thuisblijven en zo min mogelijk mensen zien. Ik volg het nieuws op de voet. Voor ik het weet, zit ik uren op de NOS-app of kijk ik naar weer een crisisberaad in de Tweede Kamer. Iets waar onze generatie verslaafd aan is geraakt, maar waar ik zeker niet gelukkiger van word. Sterker nog: door al dat droevige nieuws ga ik mij alleen maar angstig en somber voelen. Ik besluit om alleen nog naar het NOS Journaal van acht uur te kijken. Sloopkogel door de provincie Mijn vader werkt als anesthesist op de Intensive Care (IC) in Noord-Brabant, de frontlinie. Via dagelijkse telefoongesprekken vertelt hij over de ernstige situatie daar. Terwijl er in Noord-Holland nog geen sprake is van paniek, stromen de ziekenhuizen bij hem vol. Mijn vader vertelt dat hij veel leeftijdsgenoten aan de beademing moet leggen. Hij wordt er emotioneel van. Het virus gaat als een sloopkogel door de provincie en het ziektebeeld vertoonde ernstige vormen. Binnen enkele uren tot dagen gaan patiënten flink achteruit, beginnen meerdere organen te falen, waarna vaak de dood volgt. Gelukkig is er hoop en komt een kleinere groep van de Intensive Care af. Op de gewone afdeling worden ze herenigd met hun families. Samenwerken belangrijker dan ooit Grote namen zoals Bill Gates waarschuwden ons jaren geleden al voor een dergelijke uitbraak. In 2015 spreekt hij de verwachting uit dat komende decennia miljoe-

151


nen mensen gaan overlijden. Niet door oorlog, maar een pandemie als gevolg van een ontembaar virus. Voor een oorlog heeft de NAVO soldaten paraat staan. Maar als het aankomt op een pandemie, wie staan er dan klaar om de strijd aan te gaan? Waar landen miljarden investeren in defensie, wordt er steeds meer gekort op de zorg. Zoals voorspeld, blijkt dat niemand in de wereld is voorbereid op deze pandemie. Intensive Cares stromen vol en met wat kunst en vliegwerk wordt er in no time drie keer zoveel capaciteit gecreëerd. Het grootste knelpunt blijkt het tekort aan verpleegkundigen. Al jaren is er een tekort aan IC-verpleegkundigen en is de werkdruk hoog, nu ligt er een nog grotere last op hun schouders. Het afgelopen jaar vochten ze voor een betere cao, nu draaien ze dubbele diensten. Maar niemand klaagt. Integendeel. Ze slaan de handen ineen en naast hun normale werkzaamheden scholen ze andere verpleegkundigen en anesthesiemedewerkers bij, zodat ze op de Intensive Care mee kunnen draaien. Samenwerking is belangrijker dan ooit; niet alleen binnen vakgroepen, maar ook interprofessioneel. Zorghelden paraat Waar zij niet kunnen thuisblijven, is hun boodschap naar het volk: “Blijf thuis!” Terwijl de meeste Nederlanders van hun laatste biertje of biefstukje genieten in het plaatselijke café of restaurant, staan alle zorghelden paraat. Soms met gevaar voor eigen leven. Om hen heen worden steeds meer collega’s ziek en de afdelingen en Intensive Cares lopen vol. Niet alleen met onbekende patiënten, maar ook met collega’s. In deze tijd is een kritische reflectie belangrijker dan ooit. De medische ontwikkelingen zijn nauwelijks bij te houden. Een nieuw virus dat een overvloed aan nieuwe informatie met zich meebrengt, informatie die elke dag geactualiseerd wordt. Ziekenhuizen handelen naar beste kunnen, kijken dagelijks kritisch naar nieuwe inzichten en moeten hun beleid voortdurend veranderen. Niet alle antwoorden Wat ik meeneem uit deze crisis is dat goede communicatie in onzekere tijden ontzettend belangrijk is. Als arts wordt er van me verwacht dat ik op heldere wijze communiceer naar collega’s, patiënten en hun naasten. Normaal gesproken kun je dat het beste doen door scenario’s te schetsen, maar nu is alles onzeker en zijn alle scenario’s mogelijk. Door de chaos is er niet altijd voldoende tijd om rustig te zitten met de patiënt of familie. Of zorgverleners geven hier geen prioriteit aan. Vol bewondering kijk ik documentaires over het werk van zorgprofessionals tijdens de crisis en hoor ik verhalen van collega’s over wat ze meemaken op de werkvloer. Zij beamen dat patiënten en hun families niet verwachten dat zij alle antwoorden hebben. Patiënten en families hebben vooral behoefte aan steun en een luisterend oor. Daar is in het ziekenhuis weinig ruimte voor, maar er wordt creatief mee omgegaan en veel getelefoneerd en gevideobeld. Een arts hoeft niet altijd antwoord te hebben op elke vraag, maar moet wel open en eerlijk zijn over de onzekerheid. De belangrijkste les voor mij is dat goede communicatie kan bijdragen aan een gevoel van steun en hoop voor patiënten en familie. Ze vinden het fijn als je als arts toegewijd en intensief betrokken bent.

152


Tijd voor bezinning De afgelopen maanden waren buitenproportioneel heftig en ik heb onwijs veel respect voor de helden in de zorg. Hopelijk maak ik daar snel weer deel van uit. Het is een enorme veldslag geweest. En nu we langzaam weer opkrabbelen, kunnen we kijken naar wat het ons heeft gebracht en wat we kunnen leren voor een eventuele tweede golf of pandemie. Een van mijn lessen is dat we niet ons hele leven hoeven te rennen. Dat het goed is als we af en toe de tijd nemen om tot rust en bezinning te komen, na te denken over wat ons gelukkig maakt en wat belangrijk is in het leven. Tot slot leer ik hiervan dat het ontzettend belangrijk is om te investeren in de gezondheidszorg. Niet de oorlog is onze gevreesde vijand, maar een virus op een markt in China dat zich uit kan breiden tot een pandemie.

153


“Leven in COVID-19-tijd heeft mij ook mooie momenten gebracht” Tessa Slagboom

Mensen die zich begin 2020 zorgen maken over het COVID-19-virus,

worden door nuchtere Nederlanders eerst nog bestempeld als overdreven of hysterisch. Toch komt de situatie met het stopzetten van de coschappen plots in een stroomversnelling. In eerste instantie lijkt mij dit ontspannen: ik loop een coschap waar ik het niet zo naar mijn zin heb en kamp sinds een aantal weken met spanningsklachten. Ik verwacht dat deze lockdown een paar weken duurt en dat de maatschappij daarna gewoon verdergaat. Een paar weken vakantie eigenlijk. Opgelucht rij ik naar huis, waar mijn vriend inmiddels ook thuiswerkt.

154


Dat weekend zie ik een aantal vrienden. Niemand weet dan nog dat het voorlopig de laatste keer in lange tijd is dat wij elkaar live zien. Uiteraard bespreken we de situatie. Er is nog veel onduidelijk en mysterieus rondom dit nieuwe COVID-19virus. Is het een griepje? Zijn de maatregelen niet wat overdreven? In de tussentijd gaat mijn moeder met mijn tante op vakantie naar Panama. Begin maart geldt nog een positief reisadvies. Een van mijn andere tantes belt me, omdat zij zich zorgen maakt over hun terugvlucht. Die is twee weken later. Mijn ouders zijn gescheiden en mijn vader werkt bij de KLM, dus ik informeer wat de verwachtingen zijn. Dat is nog onduidelijk. Mijn tante en ik besluiten toch om mijn moeder te waarschuwen: houd de berichtgeving rondom vluchten goed in de gaten en kom eventueel eerder naar huis. Nog geen paar uur later wordt hun terugvlucht geannuleerd, met de mededeling dat zij weer bericht krijgen, zodra een nieuwe vlucht beschikbaar is. Dat is het. Zonder aankondiging of waarschuwing wordt alles stilgelegd. Daar zitten ze dan in Panama, 8.800 kilometer verderop, geen idee hoe lang ze daar vastzitten. Voor mij is het een uitdaging deze zorgen los te laten. Ik heb een hechte band met mijn moeder, zij is degene die ik het liefst om mij heen heb als ik mij niet prettig voel, zoals nu. Ik heb geen enkele controle over de situatie, niemand weet wanneer ze terug kan vliegen. Horrornieuws Intussen schieten de horrornieuwsberichten als paddenstoelen uit de grond. Via nieuwssites, maar ook op televisie en sociale media zie ik heftige persoonlijke COVID-19- ervaringen met intens pakkende headlines. Ik twijfel over het perspectief waarin ik deze berichten moet plaatsen. Intense verhalen over jonge, gezonde mensen die in rap tempo vreselijk benauwd en zuurstofbehoeftig worden of zelfs overlijden. Apocalyptische video’s van de overvolle IC’s in Italië met huilende artsen en de dreiging dat dit in Nederland ook gaat gebeuren. Beademingsmachines die opraken. Tijdens mijn stressmomenten ben ik al kortademig door het hyperventileren, dit helpt echt niet mee. Ik bedenk hoe ik voor mijzelf makkelijk onderscheid kan maken tussen hyperventilatie en symptomen van COVID-19. Ook omdat ik niet bij de huisarts of eerste hulp wil eindigen met een onbenullige diagnose, terwijl ik zelf medisch geschoold ben en de zorg het al zo zwaar heeft. Uiteindelijk koop ik een oximeter en thermometer. Tot nu toe heb ik die gelukkig nog niet gebruikt. Alle nieuwsapps eraf Ook met wetenschappelijke kennis en een medische achtergrond vind ik de nieuwsberichten moeilijk te filteren. Het valt mij op dat artsen vaak van mening verschillen en een andere visie hebben op het virus. Zo hoor ik het hoofd van de IC in Groningen bij Jinek vertellen over de relatie tussen leptine, obesitas en COVID-19, en de mogelijke positieve resultaten van een antioxidant genaamd resveratrol, gewoon verkrijgbaar bij de drogist. Nog tijdens deze uitzending raakt het middel overal uitverkocht. De internist die ik een dag later spreek, is minder uitgesproken en vertelt dat leptine wel vaker geassocieerd wordt met negatieve gezondheidsuitkomsten. Geen baanbrekend nieuws dus. Ik merk dat ik angstig word na weer een horrorartikel over COVID-19 en verwijder alle nieuwsapplicaties van mijn telefoon.

155


Wel houd ik de cijfers van het RIVM in de gaten en uiteraard kijk ik naar de toespraken van premier Rutte. Trip down memory lane Ondertussen is mijn vader dag en nacht aan het werk voor de KLM, ik spreek hem nauwelijks. Terwijl veel vrienden teruggaan naar hun ouders, vaak samen met broertjes en zusjes, mis ik de connectie met mijn ouders die ik nu zo nodig heb. Gelukkig verbetert dit snel als ik er met mijn ouders over praat. Mijn moeder landt twee weken later op Nederlandse bodem met een repatriëringsvlucht. Mijn vader verliest helaas zijn baan. Ook dit brengt onzekerheid mee; normaal leen ik maandelijks geld bij mijn vader om mijn studie, kamerhuur en boodschappen te betalen. Als hij voor een langere periode zonder baan zit, kan dat niet meer. Ook dit moet ik leren loslaten. Anderzijds ben ik dankbaar voor de band met mijn familie en de tijd die ik met ze kan doorbrengen in een periode met meer rust en minder haast. Zo neemt mijn vader mij een ochtend mee op a trip down memory lane, waarin we samen langs alle plekken in Amsterdam fietsen waar hij als kind gewoond en geleefd heeft. Mijn moeder vertelt me dat deze periode haar herinnert aan haar jeugd waarin de sociale kringen een stuk kleiner waren, ze in het weekend de natuur opzocht en op vakantie ging in eigen land. Uit eten gaan of een vakantie in het buitenland waren een luxe. In onze huidige maatschappij zijn wij zo vaak aan het hollen en vliegen, dat wij de basis en waardering hiervoor wel eens vergeten. Zelfzorg Vanaf het begin van de lockdown probeer ik een positieve instelling te houden: selfcare voor mijn fysieke en mentale gestel. Bij mij heeft dit veel te maken de controle leren loslaten en het vertrouwen in mijzelf en de toekomst terugwinnen. Stress heeft een negatief effect op het immuunsysteem, iets wat ik dus liever niet heb nu. Daarom let ik op mijn voeding en slaappatroon, probeer alcohol te minimaliseren, wandel ik, doe aan yoga en ben ik veel buiten. Schuldgevoel Naast mijn coschappen ben ik bezig met wetenschappelijk onderzoek. De eerste weken breng ik veel zaken op orde die zijn blijven liggen. Fijn dat ik daar nu tijd en aandacht voor heb, in plaats van geïrriteerd in de avond-, weekend- of vakantie-uren aan de slag te moeten. In de eerste week van de lockdown kom ik één keer in het AMC om binnengekomen papieren data te verwerken. Bizar om te zien hoe verlaten een deel van het ziekenhuis en de afdeling zijn. Als de situatie voortduurt, ga ik op zoek naar een bijbaan. Ik schrijf me in bij verschillende medische uitzendbureaus, maar hoor weinig terug. Daarbij vind ik het moeilijk om te kiezen waar ik wil werken. In de frontlinie lijkt mij geen goed idee, omdat ik momenteel snel gespannen ben en denk dat het mij veel stress en angsten oplevert. Een bijbaan in een verzorgingstehuis mijd ik, omdat daar in het begin geen beschermingsmateriaal beschikbaar is. Aan de andere kant voel ik me hier schuldig over: ik wil toch arts worden? Dan moet ik hier toch tegenkunnen? Juist nu de samenleving mij nodig heeft, durf ik het niet aan. Gelukkig vind ik een bijbaan bij de GGD GHOR als ser-

156


vicedeskmedewerker bij CoronIT, het project dat landelijk de COVID-19-teststraten automatiseert. Zo heb ik toch nog het gevoel dat ik iets kan bijdragen. Oudjes niet in de steek laten Een situatie die mij erg ontroert, is van een Syrische vriend die in een verzorgingstehuis werkt. Hij is eigenlijk fysiotherapeut, maar wordt nu door gebrek aan personeel ingezet als verzorgende. Hij kiest ervoor om zelf helemaal niemand meer te zien buiten zijn werk om, in verband met besmettingsgevaar. Hierdoor leeft hij al wekenlang geïsoleerd. Toch breekt ook in zijn verzorgingstehuis het COVID-19virus uit. Ondanks alle tegenslagen en de heftige oorlogsperiode in Syrië die hij heeft meegemaakt, blijft hij loyaal aan de patiënten uit het tehuis en zegt aandoenlijk: “Ik ga die oudjes toch niet in de steek laten?” Zelfinzicht Terugkijkend heeft deze periode mij zowel uitdagingen als mooie momenten gebracht. Ik heb geleerd om rustig te blijven in een uiterst onzekere, oncontroleerbare en angstige tijd. Daarbij leerde ik hoe belangrijk het is om vertrouwen in de toekomst te hebben en positief te blijven. Gesprekken over mijn angsten, gezond leven en veel in de natuur zijn, hielpen daarbij. Hopelijk kan ik dit in de toekomst vasthouden, want het leven zal vaker onverwachte situaties met zich meebrengen. Daarbij zal ik in mijn beroep als arts ook patiënten tegenkomen die door ziekte in een onzekere, oncontroleerbare en angstige tijd leven. Gelukkig is niemand in mijn directe omgeving opgenomen of overleden aan COVID-19. Ik kan mij voorstellen dat dit ontzettend verdrietig en stressvol is. Ook besef ik wat een fijne basis ik heb: een lieve vriend en familie, een fijn huis en een studie met zicht op een baan, waarbij ik iets kan bijdragen aan de samenleving. Tegelijkertijd besef ik dat ik niet zo’n held ben als het op risicovolle situaties aankomt en dat ik erg stressgevoelig ben. Dit zelfinzicht neem ik mee in de beslissing welke kant ik op wil als ik basisarts ben. Hopelijk maakt mij dit een betere beroepsbeoefenaar. Van angstig naar mooi Tijdens de crisis krijg ik wekelijks vragen van familieleden, waarvan ik het antwoord opzoek in de medische literatuur en dit vervolgens in lekentaal uitleg. Hiermee heb ik stappen gemaakt binnen de CanMEDS rol van Communicator. In mijn baan bij de GGD GHOR heb ik dagelijks contact met verschillende zorgverleners, zoals GGD-artsen, bedrijfs- en huisartsen. Ook werk ik veel met andere GGDmedewerkers samen. Hiermee heb ik aan de CanMEDS Samenwerkersrol gewerkt. Ook heb ik veel stappen gezet voor mijn wetenschappelijk onderzoek. Zo schreef ik twee artikelen, formuleerde ik een rebuttal en overlegde ik met specialisten van een ander discipline. Hiermee heb ik de CanMEDS rol van Academicus bevorderd. Leven in COVID-19-tijden ervaarde ik in eerste instantie als angstig, maar het heeft mij uiteindelijk dus ook mooie momenten gebracht.

157


“Op elke straathoek horen we ‘Corona, corona’’ Hanna Knotnerus

Hobbel-bobbel-pumba-bil-kapot. Het eerste woord dat in me opkomt

als ik denk aan de laatste onbezonnen fietsdag van mijn reis. COVID-19 is een ver-van-mijn-bed-show en alleen nog in Azië en Europa, niet in Afrika. En ik ben in Afrika, op de fiets. Met mijn partner. Om onze droom na te jagen: van Amsterdam naar Zuid-Afrika fietsen en avonturieren. Dromen, durven, doen.

158


Op deze 14 maart fietsen we 130 kilometer, hobbelen we 45 kilometer lang door een nationaal park in het zuiden van Mauritanië en komen we aan in Senegal. Na een maand fietsen door de woestijn zijn we in het langverwachte Sub-Sahara Afrika. Eindelijk groen om ons heen en prachtige kleurrijke jurken en rokken. Kom maar op met die cultuur en natuur! Uitgeput vechten we de laatste dertig kilometer tegen de wind in, op naar Saint-Louis. “Corona, corona,” horen we ineens. In Mauritanië hoorden we het één keer en lachten we erom, ons afvragend hoe mensen in de woestijn, zonder tv of telefoon, daarover hadden gehoord. En weer: “Coronavirus!” We zijn nog maar net in Senegal en worden al op elke straathoek nageroepen. Heen en weer geslingerd De vriendelijke man die ons een slaapplaats biedt, vertelt dat die dag alle scholen dichtgaan vanwege het virus. Er zijn op dat moment 28 gevallen van het virus in Senegal bekend. Twee dagen later sluiten alle landsgrenzen. Een beetje verontrustend, maar nu kunnen we voorlopig Senegal ontdekken in plaats van er alleen doorheen te fietsen. Maar als de twee vrijwilligers die daar al zes maanden zijn en nog vier maanden wilden blijven, halsoverkop een dag na elkaar vertrekken, vragen we ons af of wij hetzelfde moeten doen. Er zijn nog bizar weinig gevallen en er worden al behoorlijke maatregelen genomen, dus waarschijnlijk wordt het niet zo erg. Maar ja, stel dat het wél erg wordt, dan is de situatie hier heel anders dan in Europa. En zijn wij als witte Europeanen, misschien wel een mikpunt, omdat het virus door ons naar Afrika is gebracht. Dat wij al drie maanden in Afrika zijn en Marokko al uit waren toen daar het eerste geval bekend werd, doet er blijkbaar niet toe. Twee dagen later sluit het vliegveld van Dakar de vluchten naar Europa. Ik word heen en weer geslingerd tussen een positieve kijk op onze keuze om te blijven, en angst dat er problemen komen en dat we niet meer thuiskomen. We besluiten om naar Dakar te gaan, zodat we dichtbij eventuele vluchten zijn. En in Dakar is veel te doen. Blijven of naar huis Gewapend met handgel gaan we op pad. Bij een gendarmeriecontrole horen we dat we in quarantaine moeten. Na wat doorvragen en onderhandelen mogen we toch gaan. Via via zijn we welkom in Bonaba, een minidorpje veertig kilometer boven Dakar. We komen terecht in het huis van een Vlaamse die getrouwd is met een Senegalees. Samen met een Belgische vrouw, een Zwitserse vrouw, en een Canadese jongen bouwen we met de locals ons kamp op, waar we uiteindelijk een maand blijven. Een maand vervelen, een maand wennen aan deze situatie, een maand in onzekerheid van hoe het zal gaan. Vooralsnog lijkt het niet ernstig, al gaan de maatregelen verder: avondklok, twee mensen in een taxi, markt gesloten en verplicht een mondkapje dragen. We worden verzocht zo min mogelijk naar gebieden te gaan met veel mensen en zeker niet naar Dakar. Zodat we het virus niet hiernaartoe brengen. Want als het in Senegal rondwaart, lopen we het risico op voedselschaarste en een grimmige sfeer, zo denken we. Langzaamaan wil ik wel naar huis. Meer zekerheid en bovendien kan ik me thuis nuttig maken door in een verpleeghuis te werken of ergens waar hulp nodig is. Als een van de COVID-19-helden, stel ik me voor. Maar onze droom opgeven terwijl dat misschien niet nodig is,

159


vluchten van de realiteit van alle mensen hier naar de hotspot van de pandemie. Het lijkt allemaal niet fraai. Twijfel en verlangen Uiteindelijk gaan we terug naar Nederland, met pijn in ons hart. We vinden uiteindelijk een repatriëringsvlucht dankzij de Franse ambassade. En dan zijn we thuis. Eerst in quarantaine en later gewoon. En het is saai. Ik word overspoeld door een soort doelloosheid. Geen doel, geen motivatie, geen plezier. Ik probeer werk te vinden in een verpleeghuis. Dan bedenk ik dat ik na vijf jaar wel wat anders wil, iets nieuws waar ik meer leer. Ik oriënteer me, maar het lukt niet. Voor op de ambulance moet ik een opleiding van zeven maanden doen, dat gaat niet met mijn coschappen. De meeste vacatures zijn voor verpleegkundigen, dus ik baal alweer van mijn geneeskundekeuze en overweeg of ik verpleegkunde in een verkort programma naast mijn coschappen kan doen. Bij de GGD en het RIVM zie ik geen vacatures, en ik durf niet zomaar te bellen voor een open sollicitatie. Helpen bij een onderzoek blijkt vrijwillig. Op zich prima, maar ik heb geld nodig. In de huisartsenpraktijk waar ik vorig jaar heb gewerkt, zijn weinig open diensten, zonde om niet alvast in een verpleeghuis te gaan werken. Want dat is het makkelijkst: ik weet hoe het werkt, er zijn mensen nodig, en ik ben sociaal heel vaardig met mensen met dementie. Maar het is ook een behoorlijk risico: voor mij met mijn astma, voor de vader van mijn partner die een kwetsbare gezondheid heeft, voor eventueel “anderhalve meter bezoek” aan opa en oma. En mag ik dan nog atletiektraining geven en zelf trainen in een groep? Oeps, allemaal dingen waar ik nog niet over heb nagedacht in mijn blinde gedachtestroom richting mijn eigen heldhaftigheid. Het maakt me aan het twijfelen en belemmert mijn sollicitatieproces. Ik weet niet wat ik moet doen. En dat vind ik eng, kom ik achter. Tegelijkertijd verlang ik naar allerlei situaties: op reis zijn, mijn balkon schoon en gezellig hebben, leuk werk hebben, terwijl ik absoluut geen zin heb om in actie te komen. Was ik op een fantastische reis en verlangde ik daar naar dingen thuis, nu ben ik thuis en verlang ik naar een reis. Het gras is altijd groener aan de overkant ... Verlangen is beweging Ik praat erover met anderen en vraag om advies. Een gesprek met een kennis geeft me hoop: “Verlangen is belangrijk, het houdt ons in beweging. Maar verlangen naar iets hoeft niet te betekenen dat wat je nu ervaart, stom is. Het is juist belangrijk om naast dat verlangen ook te genieten van het nu en te waarderen wat je doet en ervaart.” Een ander zegt: “Het is helemaal goed om niet te weten wat je wilt doen. Je probeert iets, doet het even en als het niet bevalt, ligt de wereld weer open voor andere mogelijkheden. Tot je ergens tegenaan loopt wat je langere tijd heel leuk vindt.” Uitgestelde reflectie Inmiddels ben ik een paar maanden terug in Nederland. Reflecteren vond ik eng en schoof ik voor me uit. Tot nu. Mijn zoektocht naar een doel is verdergegaan. Soms met veel plezier en ook regelmatig met angst over wat goed is. Ik zocht naar wat

160


ik echt leuk vind en waar mijn hart sneller van gaat kloppen, zodat ik een keuze maak voor de komende jaren waar ik met motivatie en volle verantwoordelijkheid voor ga. Zelfvertrouwen Ik zie drie thema’s terugkomen. Als eerste de (on)zekerheid. Zekerheid is een illusie, ik kan namelijk nooit zeker weten dat ik over één minuut nog gezond ben. Net zomin als dat ik kan weten dat het land zo blijft als het is. Maar hoeveel zekerheid ik ervaar, hangt ook af van de situatie. De mate van zekerheid die ik denk te hebben, is eigenlijk de hoeveelheid vertrouwen die ik heb. Mijn vertrouwen in de Nederlandse zorg is groter dan in de Senegalese. Het vertrouwen in mezelf toen ik een doel had, was groter dan toen dat doel onmogelijk werd. Als basisarts komt dit denk ik op veel vlakken terug. Stellen van diagnoses, doen van onderzoek naar medicatie, communiceren met patiënten. Wanneer ik me daarbij bewust ben van het gebrek aan zekerheid, blijf ik nederig en nauwkeurig. Hierdoor voorkom ik tunnelvisie en sta ik open voor andere opvattingen. Ik wil een goede arts zijn, dus in plaats van in de illusie van zekerheid te geloven, kies ik ervoor op mezelf te vertrouwen. Dat maakt me besluitvaardiger. Ik mag fouten maken, die kan ik corrigeren en ik kan ervan leren. Als ik in mijn onzekerheid tot niets kom, leer ik ook niets. Partnerschap, zelfzorg en precisie Ten tweede de spanning. Door deze crisis ben ik me meer bewust van momenten waarop ik spanning ervaar en wat het met me doet. Maar niet alleen met mij, ook met de samenleving en de werksfeer. Door spanning verlies ik een aantal fundamentele waarden uit het oog: partnerschap, zelfzorg en precisie. Dan handel je vanuit angst en paniek. Als basisarts kan ik hier vooral wat mee wanneer ik dit herken en bewust kies om mijn waarden belangrijker te maken. Bijvoorbeeld door me met precisie gedegen in te lezen in wetenschappelijke artikelen in plaats van het alledaagse nieuws te geloven. Maar ook door in de preventie van ziekten te blijven focussen op partnerschap: wat kunnen we hier samen uithalen en hoe? In plaats van mensen dingen opleggen vanuit de gedachte dat ik het allemaal weet en anderen niet. Van vast naar los Tot slot misschien wel mijn belangrijkste les. Als ik vastloop, los ik dat op door in actie te komen. Het maakt niet eens zozeer uit wat ik ga doen, hoeveel het in de gewenste richting is. Iets doen maakt al dat ik uit mijn negatieve gedachten kom en in beweging ben. Een doel brengt motivatie en richting en dat helpt. Als basisarts is dit denk ik heel bevrijdend. Ik kan me voorstellen dat ik soms vastzit in een lastige casus of last heb van hoge werkdruk. Een doel stellen of gewoon iets te doen – iets kiezen en uittesten, hulp vragen, even stoppen en wat anders doen – geeft richting en wellicht een ander perspectief. En zo verander ik van vastlopen in loslopen. Want uiteindelijk loopt het allemaal wel los.

161


“Door de crisis ben ik begripvoller geworden” Anne Bolten

Het is vrijdag 13 maart. Al maanden praten we over COVID-19. Maandag

begin ik met een nieuw coschap: poli Interne Geneeskunde in het Tergooi ziekenhuis. Ik stuur een mailtje over de richtlijnen rondom het virus als ik een appje krijg van een medecoassistent: “We zijn zojuist allemaal naar huis gestuurd.” Ik open meteen mijn mail van het AMC en lees: “Coassistenten voor onbepaalde tijd naar huis.” Dit had ik niet zien aankomen.

162


Vlak voor het virus overwaait naar Nederland was ik een weekje in Portugal. Iedereen droeg mondmaskers. “Wat een onzin”, dacht ik nog. Een week later is het carnaval in Nederland en horen we over patient zero. Op dat moment besef ik niet wat voor impact dit gaat hebben op ons land. Maandag 16 maart - koetjes en kalfjes De eerste dagen springen de mooie initiatieven als paddenstoelen uit de grond. Ik schrijf me overal in waar je kunt helpen in deze crisis. Bij alle ziekenhuizen in de buurt, vrijwilligersinitiatieven om buren te helpen en Facebookgroepen in Amsterdam. Ik krijg een reactie van Koetjes en Kalfjes, een platform dat sociale isolatie bij ouderen tegengaat. Met dit initiatief worden jongeren (kalfjes) gekoppeld aan ouderen (koetjes) in Nederland op basis van interesses en hobby’s. Ik krijg het telefoonnummer van mevrouw B. Zij heeft op veel verschillende plekken in de wereld gewoond. We bellen zo’n twee keer per week. De eerste gesprekken zijn nog even wennen. We hebben elkaar nooit ontmoet, nu moet je plots over jezelf gaan vertellen. We beschrijven hoe we eruitzien en sturen elkaar een foto. Tijdens onze gesprekken besef ik nog meer wat voor impact dit virus heeft. Mevrouw B. vertelt over haar jeugd, familie, vrienden en haar gezondheid. Ze heeft meerdere malen een herseninfarct gehad, waardoor haar geheugen haar soms in de steek laat. Zo vertelt ze vaak een aantal keer hetzelfde in een gesprek. Ze is onlangs gediagnostiseerd met darmkanker, maar vanwege het virus wordt haar operatie uitgesteld. Ze is erg aangedaan en weet dat ze zo snel mogelijk geopereerd moet worden, maar niet wanneer de operatie kan plaatsvinden. Zenuwslopend ... Het is fijn om haar hart te luchten, zegt ze, maar ook om even afleiding te hebben. Haar dochters zetten de boodschappen voor de deur en zwaaien van een afstandje. Wat moet het eenzaam zijn om geen gezellig praatje te maken. Ook de buren met wie ze elke week koffie drinkt, ziet ze niet. Omdat ze in een rolstoel zit en moeilijk loopt, zit alleen een luchtje scheppen er ook niet in. Gelukkig is ze handig met elektronica. Op haar iPad speelt ze graag een spelletje en ze leest boeken. Zo houdt ze zichzelf bezig.

163


Maandag 23 maart – terug van wereldreis Mijn broer is op wereldreis, ik heb hem al een halfjaar niet gezien. Over een aantal weken zou ik hem opzoeken in Colombia. Hij zit daar met een groep jongeren in een hostel en volgt Spaanse les. Maar het virus heeft nu ook Zuid-Amerika bereikt en in Colombia is het erg onrustig. De inwoners zijn boos op de toeristen die het virus hebben meegebracht. Er gaan verhalen dat Colombian cartels het heft in eigen handen nemen. Ze organiseren een strenge lockdown, omdat de overheid niet genoeg doet. Gewapende mensen houden de straten in de gaten en zorgen dat niemand het huis uit kan. Na veel praten, overtuigen we mijn broer ervan dat hij naar huis moet komen. Goed plan, maar de uitvoering is minder makkelijk. We kijken dagenlang naar vluchten. Wát een eisen: je mag niet overstappen in Amerika en veel landen in Europa laten geen vliegtuigen meer toe. Hoe krijgen we hem terug? Uiteindelijk vinden we een vlucht. Hij blijft nog twee nachten in Colombia voor de vlucht gaat, dus dat wordt spannend. Vandaag halen hem op van het vliegveld. De eerste keer in een week dat we naar buiten gaan. Een leeg Schiphol is een gekke gewaarwording. Wat doen we als we hem zien? Mogen we knuffelen? Houden we afstand? Wat zijn we blij als we hem zien verschijnen. Welcome home! Vrijdag 23 maart – opa en oma Vandaag wordt mijn moeder 60 jaar! Nu we geen visite kunnen ontvangen, hebben we vrienden, familie, collega’s en buren gevraagd of ze een kaartje willen sturen. ’s Ochtends pak ik snel alle brieven van de mat. Het zijn er meer dan vijftig. Samen met mijn zus geef ik de stapel. Wat een mooi moment; mijn moeder is zo dankbaar voor alle lieve berichtjes. Collega’s van familie, vrienden van vrienden, zelfs mensen die ze niet kent; iedereen heeft er iets moois van gemaakt. Maar er volgt nog een verrassing. ‘s Avonds bestellen we eten bij een lokaal restaurantje onder het mom van #supportyourlocals. We zijn met het gezin: mijn vader, moeder, broer, zus en zwager. Dan geeft mijn zus mijn vader en moeder tegelijk een kinderboek. Mijn moeder barst in tranen uit. Ik snap er niks van. Op de kaft staat ’Van oma mag het ook’. Ze worden oma en opa! Hopelijk kunnen ze genieten van de zwangerschap en mogen we rond de bevalling weer knuffelen, of überhaupt bezoek ontvangen. Vrijdag 3 april – ver en toch verbonden Sinds de intelligente lockdown ben ik bij mijn moeder. Zelf woon ik in een studentenstudio in Amsterdam, zonder tuin of mensen om mij heen. En dus heb ik besloten om voorlopig bij mijn moeder te blijven. Dat betekent ook dat ik mijn vriendinnen voorlopig niet zie. Gelukkig verschijnen er nieuwe apps zoals Houseparty, waar je met je vriendengroep kan videobellen en spelletjes doen. Ook zijn we creatief geworden. Mijn nieuwste hobby is pubquizzen maken. Voor studievriendinnen, mijn cogroepje en mijn familie maak ik verschillende quizzen. Samen met drie goede vriendinnen neem ik een Disney+ abonnement. Elke week kijken we samen een film, ieder vanuit ons eigen huis. Wat fijn om zo ver van elkaar toch verbonden te zijn.

164


Donderdag 16 april – niks leren doen Normaal ben ik een bezig bijtje. Ik loop coschappen, schrijf blogs voor De Hippe Vegetariër en houd de socialmediakanalen bij. Ook zie ik mijn vriendinnen en familie vaak en sport ik regelmatig. Stilzitten vind ik lastig, al zou ik het meer willen leren. Maar de laatste weken heb ik bijna niks gedaan. Opstaan, hardlopen, ontbijten, puzzelen, lezen, wat werk voor het blog, avondeten, serie kijken en slapen. Wat een verandering ten opzichte van mijn ‘normale’ leven. Het is aanpassen om van helemaal alleen, weer samen te wonen met mijn moeder en broer én de hele dag thuis te zijn. Ik heb geen bericht meer gehad van alle aanmeldingen die ik heb gedaan om in de zorg te werken. Donderdag 30 april – nuttig maken EIN-DE-LIJK! Na weken stilzitten kan ik mijzelf nuttig maken. Via de moeder van een vriendin kom ik in contact met de buurtzorg in Wijk aan Zee. Ze hebben een groot personeelstekort. Na een kennismakingsgesprek mag ik meteen de volgende dag beginnen. In mijn wachttijd tussen de bachelor en coschappen heb ik gewerkt in een psychiatrische instelling. Daar heb ik ADL-zorg geleverd, maar de thuiszorg is echt anders. Ik kom bij mensen thuis en iedereen heeft andere zorgbehoeften. De eerste dagen zijn spannend, gelukkig werk ik met een fijn team en word ik goed ingewerkt. Met een mondkapje op en handschoenen aan, kom ik thuis bij de meest kwetsbare mensen uit onze samenleving. Afstand houden kan niet als ik iemand moet wassen en aankleden. Daarom perk ik mijn eigen sociale contacten nog meer in. Naast mijn gezin en beste vriendin zie ik niemand. Zondag 3 mei – sneeuwballen gooien De eerste werkdag dat ik zelf op pad ga, cross ik met de fiets door Wijk aan Zee. Voor een aantal mensen ben ik het enige gezicht dat ze die dag zien. Eén van mijn favoriete adressen is het huis van meneer A. Als ik de woonkamer binnenkom, klinken er vrolijke deuntjes en ik word vriendelijk onthaald. Meneer A. heeft een zeer kort kortetermijngeheugen. Hij woont aan het dorpsplein en kijkt elke dag met plezier naar buiten. Wijk aan Zee is normaal een bruisende badplaats waar het krioelt van de mensen, nu is het stil op straat. Elke dag vraagt meneer A. waarom het zo rustig is op straat. En waarom heb ik die gekke handschoentjes aan? Ga ik sneeuwballen gooien? Als ik vervolgens de steunkousen aan moet doen, zegt hij: “Goed dat je die handschoenen aandoet voor de steunkousen, je zult wel zoveel vieze voeten zien.” Maandag 18 mei – geen afscheid Vandaag krijg ik slecht nieuws op werk. Een patiënte is overleden na haar lange strijd tegen borstkanker. In de korte tijd dat ik hier werk, ben ik een paar keer bij haar over de vloer geweest. Ze woont samen met haar twee jonge dochters en echtgenoot. Hartverscheurend om te zien dat zo’n jong gezin dit verlies moet dragen en dat een groot deel van de omgeving niet persoonlijk afscheid kan nemen.

165


Maandag 22 juni - herstart Vandaag zijn de coschappen weer herstart. Wat is het wennen. We mogen niet naar de overdracht en lopen de hele dag met mondmaskers op. Veel gesprekken zijn via videobellen en ook in het ov is het bizar rustig. Wat gaat de komende tijd ons brengen? Betere arts Maakt de COVID-19-crisis mij een betere arts? Sowieso maakt het me begripvoller en flexibeler. Door het werk in de thuiszorg leerde ik veel over de thuissituatie van mensen en de struggles die ze doormaken. Als arts schrijf je snel een pilletje voor of moet iemand verplicht dagelijks steunkousen dragen. In de thuiszorg heb ik ervaren dat het niet zo makkelijk is. Ook ben ik communicatief sterker geworden. Ik heb de tijd gehad om echt naar mensen te luisteren. Tijdens de telefoongesprekken met mijn ‘koetje’ heb ik als ‘kalfje’ veel geleerd. Door de dagelijkse dosis nieuws leer ik ook kritisch lezen. Klopt dit artikel of is het klinkklare onzin? Ik trainde mezelf om goed naar de bronnen te kijken en de wetenschappelijke onderzoeken achter een artikel. Dus ja, ik denk dat COVID-19 van mij een betere arts heeft gemaakt.

166


167


“Ik ben een betere dokter dan vóór COVID-19” Berend van Doorn

‘‘Wat een bizarre tijd is dit toch.” Een zinnetje dat ik zo ongelooflijk

vaak heb gehoord en heb uitgesproken, dat ik niet meer weet waar ik de superlatieven vandaan moet toveren. Voor mij een periode vol emoties, ups, downs, enthousiasme, maar ook rust. Ik begin maar bij het begin.

168


‘When sh*t hit the fan’, in het weekend vlak voor de eerste lockdown, zit mijn cogroepje op de helft van een drieweekse vakantie. Ik ‘geniet’ van een paar dagen vakantie in Barcelona. Niet het beste weekend, aangezien elke tapasbar gesloten is en ik me vooral druk maak of ik ooit thuiskom. Met vier uur vertraging weet ik na vijf dagen toch het rampgebied te verlaten. Eenmaal in het vliegtuig dient zich een volgend probleem aan. In de middelste rijen van het toestel breekt paniek uit; drie passagiers hebben een klein hoestje. Vijf stoere getatoeëerde kerels eísen met tranen in hun ogen dat de kuchende mensen het vliegtuig uit worden gezet (we vlogen op dat moment flink wat kilometers boven de Pyreneeën), en krijgen in hun hysterie een deel van het vliegtuig mee. De stewardessen weten zich geen raad en lopen naar de captain, die via de intercom vraagt of er een dokter aan boord is. Ik kijk om me heen, er gaan geen handen de lucht in. Weifelend steek ik een vinger omhoog: “Ik, uhh, ja, ik ben geneeskundestudent, maar ik weet niet of je, uhh, daar iets aan hebt?” Damage control Ik moet meteen bij de captain komen die me vraagt wat er moet gebeuren. In de weken ervoor heb ik veel vragen gekregen van bezorgde familie en vrienden over de situatie en tussendoor heb ik via UpToDate veel gelezen, waardoor ik wel iets weet, maar in deze beginperiode is nog veel onbekend. Ik vertel de piloot eerlijk dat ik hier weinig kennis over heb, maar hij pareert dat ik in dit vliegtuig in ieder geval de meeste kennis heb. Dat is ook zo, dus ik begin met een soort damage-control. Voor de rust in het vliegtuig laat ik de kuchende mensen in de businessclass posteren, zodat ik daar een beperkte anamnese en minimaal lichamelijk onderzoek kan uitvoeren. Het beste wat ik kan doen, is een thermometer en wat beschermmiddelen vragen. Deze zijn gelukkig beschikbaar. In de businessclass stel ik de drie ‘patiënten’ wat vragen en meet hun temperatuur. Die komt nergens boven de 36.2 graden uit. Dat, samen met het gegeven dat één dame bekend is met COPD, de jongste van het stel zich had verslikt in wat appelsap en de laatste patiënte al vijf weken last heeft van haar hoest, maakt dat ik een lage COVID-19 verdenking doorgeef aan de piloot. Om de rust te bewaren, blijven de passagiers in de businessclass. Een vredig einde en na alle bedankjes van het luchtvaartpersoneel ben ik in mijn nopjes. Eindelijk kan ik wat betekenen. En als die COVID-19 pandemie echt zo erg wordt, hebben ze de coassistenten vast wel nodig. Toch? Algehele malaise Eenmaal terug in Amsterdam blijkt niets minder waar. De coschappen zijn opgeschort en ik zit thuis niks te doen. “Berend van Doorn” staat bij vrijwel elk vrijwilligersplatform, ziekenhuis of huisartsenpraktijk ingeschreven, maar niemand die hem nodig heeft. Dagen van uit het raam staren, taarten bakken en computerspelletjes spelen breken aan. Iets wat normaal fijn en rustig is, maakt me nu het tegenoverstelde. Ik kan het niet uitstaan dat als het er écht om gaat, ik even nuttig ben als mijn huisgenoten met een master Hydrologie of Finance. Twee weken gaan voorbij waarin ik alles aangrijp om van dienst te zijn: decentrale distributie organiseren van mondkapjes voor wijkverpleegkundigen, rondbrengen van soep aan

169


kwetsbare ouderen, Spaanse les met oma via FaceTime, en nog veel meer. Als klap op de vuurpijl krijgt mijn huisgenoot keelpijn, koorts en een droge hoest. We zitten al twee weken op elkaars lip en na een aantal dagen ben ook ik aan de beurt. Algehele malaise in zijn puurste vorm. Niet kunnen ruiken en proeven, constante hoofdpijn en dyspneu. Verschrikkelijk om in bed te liggen en midden in de nacht kortademig wakker te worden. Ik sta er niet altijd bij stil dat patiënten zich zó ziek kunnen voelen. Eigenlijk moet elke dokter één keer per jaar even goed ziek worden, denk ik. Twee weken van absolute thuisisolatie gaan voorbij, waarbij ik toch rust vind. Tot zich op de laatste dag van mijn woonkamermarathon een wonder aandient. Via een vriendin kan ik aan de slag als zorgondersteuner op de coronapost van het Zaans Medisch Centrum (ZMC). Eindelijk! Allemaal fantastisch Voor het eerst ben ik weer in een ziekenhuis en hoor een willekeurig verpleegkundige over een hemoglobine praten… ik was even vergeten dat ik daar zo enthousiast van kon worden. In theorie ben ik assistent-verpleegkundige, in de praktijk merk ik dat ook de arts-assistenten de coassistenten hebben gemist. Vooral op de SEH kan ik bij alles meekijken wat ik interessant vind en de verpleegkundigen helpen waar nodig. Interessant vind ik de afwisseling tussen de isolatiegang en de reguliere zorg. Op het ene moment sta ik aan een gedislokeerde enkel te trekken, anderhalve minuut later sluit ik in vol ornaat iemand op zuurstof aan. Uiteindelijk ben ik veel aan het prikken, sluit ik hartfilmpjes aan en doe keel- en neusuitstrijkjes. Maar ik maak ook kamers schoon, vul karren bij en haal af en toe een koffietje. Ik vind het allemaal fantastisch, ik ben blij dat ik wat te doen heb. Hierna komt bericht van het AMC dat we online onderwijs mogen volgen, waardoor ik me ook weer nuttiger voel. Meer empathie Terugkijkend heb ik veel geleerd. Mijn empathie voor de patiënt is gegroeid, terwijl ik dacht dat die bij mij al flink aanwezig was. Omdat ik zelf ziek ben geweest en omdat ik als verpleegkundige dichter op de patiënten stond. Zo spreek je ze toch in een andere hoedanigheid dan wanneer je bij de ochtendvisite even langshobbelt. Als ik ’s ochtends in de status lees “De patiënt is vannacht kortademig geweest” doet dat ongewild toch minder met me dan als ik die nacht ervoor vijf keer ben langsgelopen om zuurstof op te hogen of de patiënt rechter op in bed te leggen. Samenwerken met verpleegkundigen Een andere les is mijn samenwerking met de verpleegkundigen. Ik ben twee maanden lang onderdeel geweest van het team en kon daardoor goed zien wat een verpleegkundige allemaal doet. Ik heb veel van hun skills geleerd. Van katheters aansluiten tot infusen prikken, maar ook de postoel voorrijden. Je moet maar weten waar het allemaal ligt en hoe je een patiënt daarin kunt ondersteunen! Of die infuuspaal die begint te piepen. Ik weet zeker dat er bij 80% van de artsen blinde paniek ontstaat als die apparaten beginnen te jengelen. Ik denk ook dat het goed is voor mijn loopbaan en samenwerking met de verpleegkundige tak dat ik

170


precies weet wat zij doen. Uiteindelijk is het natuurlijk van vitaal belang dat de samenwerking goed verloopt. Moment kiezen Als persoon ben ik rustiger geworden, het is niet altijd nodig om overal een ‘leuke’ aangelegenheid van te maken. Dit neem ik mee in mijn huidige coschappen. Zo probeer ik mijn rol als gezellige, wat amicale co iets meer op de achtergrond te zetten en meer mijn moment te kiezen. Op die manier is samenwerken met collega’s meer gebaseerd op een professionele band dan op: “Hé, dat is een leuke co, daar wil ik mijn poli mee doen.” Ik merk dit nu al bij Gynaecologie, waar ik meer verantwoordelijkheden krijg. Ik bewaar het gezellige gesprekje met de arts voor later op de dag, als daar meer tijd voor is. Wij krijgen nu in de tweede golf veel COVID-19verdachte zwangere vrouwen op de short care. Ik geef gelijk aan dat ik veel ervaring heb opgedaan met in isolatie werken. Dit maakt dat veel assistenten mij er gelijk naartoe sturen. Als ik dan vanuit isolatie bel met mijn bevindingen, en daarna ook met waarover ik twijfel, weten ze dat ik mijn eigen limitaties ken. Ik krijg terug dat ze dit zeer prettig vinden. Dit alles heeft ervoor gezorgd dat ik als een betere dokter uit de COVID-19 periode ben gekomen, dan toen deze begon.

171


“Ik ben oudere patiënten meer gaan waarderen” Eva Heeling

Met een voldaan gevoel kijk ik terug op de COVID-19 periode waarin de

coschappen stillagen. Een periode met veel ruimte voor zelfontwikkeling en verbreding. Ik kan van nature niet stil zitten en dat blijkt in deze periode ook weer.

172


KoffieCo Samen met vier andere geneeskundestudenten en tevens vriendinnen maak ik een medische podcast, KoffieCo de Podcast. Hierin interviewen we medisch specialisten over hun vak en behandelen we vakoverstijgende onderwerpen binnen de Geneeskunde. Nu de coschappen stilliggen, is dit een uitgelezen kans om van KoffieCo een fulltime-baan te maken. De studio waar we de interviews altijd opnemen is dicht, dus hebben wij eigen opnameapparatuur aangeschaft. Al snel anticiperen we op COVID-19 en nemen we speciale KoffieCorona-afleveringen op. Telefonisch spreken wij mensen in binnen- en buitenland. Een verpleeghuisarts vertelt over haar ervaringen tijdens de crisis, Marcel Levi belt in vanuit Londen om de situatie daar te bespreken en een anesthesioloog deelt zijn ervaringen op de werkvloer tijdens deze hectische periode. We schetsen unieke beelden van de invloed die COVID-19 heeft op onze zorg. Viral Load FM In deze periode wordt Viral Load FM geboren. Deze benefietradio organiseren we vanuit KoffieCo samen met zangduo Matzwart om geld op te halen voor Stichting Werk na Zorg in Coronazorg (ZWiC). De stichting haalt geld op voor zorgverleners die in de frontlinie van de COVID-19-crisis werken en zelf geraakt worden door het virus. Tijdens deze eenmalige benefietradio interviewen we een huisarts, militair arts en een intensivist. We zetten zorghelden in het zonnetje en promoten Nederland als vakantieland. Ook spelen we bingo en kunnen luisteraars lievelingsnummers aanvragen. We halen bijna €10.000,- op en overhandigen dit met veel trots aan ZWiC. Eenzaamheid verminderen Naast KoffieCo de Podcast en Viral Load FM zet ik me voor vier dagen in de week in als verzorgende op een COVID-19-afdeling van een verpleeghuis in Haarlem. In deze bizarre tijd, waarin de term ‘anderhalve meter’ heilig is, de straten leeg zijn en thuiswerken de nieuwe werkelijkheid, zijn er mensen die hun troost niet kunnen zoeken bij anderen. Zij zijn op leeftijd, breken een heup of arm en revalideren op de revalidatieafdeling van een verzorgingstehuis. Een dag in het verpleeghuis bestaat uit het wekken van bewoners, helpen met opstaan, wassen en aankleden. In de middag is er ruimte voor spelletjes, goede gesprekken en proberen we de eenzaamheid die ze ervaren te verminderen. Op deze dagen ben ik een van de weinige mensen die de bewoners zien. De deuren naar de afdeling zijn dicht, werknemers die rondlopen herken je alleen aan de kleur van hun ogen. Waar bewoners elkaar voorheen konden ontmoeten in de gemeenschappelijke ruimte, zitten ze nu op hun eigen kamer. Terug naar de coschappen Na drie maanden herstarten de coschappen. Enerzijds ben ik blij, want nu loop ik niet nog verder uit met mijn studie. Anderzijds vind ik het jammer, want wat een interessante en leerzame periode is het geweest.

173


Persoonlijke ontwikkeling Zowel op professioneel als op persoonlijk gebied heb ik mezelf ontwikkeld. Ik heb meerdere competenties ontwikkeld en ben als zorgprofessional gegroeid. Bij Viral Load FM speelde ik een sleutelrol bij het organiseren van een benefietevenement. De eerste keer dat ik een evenement van begin tot eind heb georganiseerd. Daarnaast werkte ik intensief samen met zes anderen, voornamelijk digitaal en dat vroeg om aanpassingsvermogen en motivatie. Aanpassingsvermogen Bij KoffieCo de Podcast ontwikkel ik me met name op creatief, journalistiek, leidinggevend en organisatorisch gebied. Een competentie die ik hier nog meer heb ontwikkeld is mijn aanpassingsvermogen. Toen de crisis begon was de studio gesloten en dus schaften we zelf apparatuur aan en namen de interviews telefonisch af. Een totaal andere werkwijze dan voorheen. Een geduldiger mens Werken in een verpleeghuis op een COVID-19-afdeling is een enorm bijzondere ervaring. Het werk is bevredigend, met name omdat ik een grote rol speel in het verminderen van eenzaamheid van ouderen. Ouderen vragen om een andere benadering en dit heeft van mij een geduldiger mens gemaakt. Ik merk dat ik, sinds de coschappen hervat zijn, rustiger en geduldiger met oudere patiënten omga. Waar ik voorheen snel kon praten, merk ik dat ik nu veel meer de tijd neem voor oudere patiënten. Dit maakt dat ik het een leukere patiëntenpopulatie ben gaan vinden. Gegroeid als persoon Al met al dragen deze ervaringen enorm bij aan mijn ontwikkeling tot arts. Ik heb ervaren hoe zwaar het werk als verpleegkundige kan zijn en zal dit in de toekomst nooit onderschatten. Ook ben ik blij dat ik me heb ontwikkeld op creatief vlak. Los van de ernst van de crisis, is het een cadeau om plotseling zoveel tijd te hebben voor persoonlijke ontwikkeling. Ik merk dat ik gegroeid ben als persoon en als coassistent; ik sta zekerder in mijn schoenen en durf als coassistent meer voor mijzelf op te komen. Ik zie de toekomst met een optimistische blik tegemoet.

174


175



Afkortingen- en begrippenlijst AIOS AMC ANIOS Castor COPD GGD GGD GHOR HAP HVO-Querido IC MGGZ NAVO OLVG PhD PubMed RIVM SEH SPSS UpToDate UvA ZMC ZonMw

Arts in opleiding tot specialist Amsterdam UMC - locatie AMC Arts niet in opleiding tot specialist Een applicatie om online data te verzamelen Chronic obstructive pulmonary disease, een chronisch obstructieve longziekte Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Koepelorganisatie van de in totaal 25 GGD’en en GHOR-bureaus in Nederland. GHOR staat voor de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio. Huisartsenpost Zorgorganisatie die opvang, woonbegeleiding en dagactiviteiten biedt Intensive Care Maatschappelijke en Geestelijke Gezondheidszorg Noord-Atlantische Verdragsorganisatie Onze Lieve Vrouwen Gasthuis in Amsterdam Promoveren in een bepaald wetenschappelijk veld Database die vooral wordt gebruikt in de gezondheidswetenschappen Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Spoedeisende hulp Statistisch computerprogramma Een database voor evidence-based klinische besluitvorming Universiteit van Amsterdam Zaans Medisch Centrum Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie

177


Licenties Boodschappen aan deur “Front door (1839), 180 Waverly Place, Greenwich Village, New York City” by Spencer Means is licensed under CC BY-SA 2.0 Champagne en Rozen “A Taste of Romance.” by Esther Spektor - Thanks for 18+millions views.. is licensed under CC BY-SA 2.0 l l”CreativeTools.se - l PackshotCreator - Champagne bottle” by Creative Tools is licensed under CC BY 2.0 Opa met taart “Old Deaf Man” by daveynin is licensed under CC BY 2.0 Opa rolstoel “Wheel-chair ride” by Ed Yourdon is licensed under CC BY-NC-SA 2.0 Lipstick “bangkok” by Roberto.Trombetta is licensed under CC BY-NC 2.0 “Day 44: Old Lady With Lipstick” by quinn.anya is licensed under CC BY-SA 2.0 Hands “engaged” by linh.ngan is licensed under CC BY 2.0 Koetjes Kalfjes “Handicap wheel chair” by JimsFlicker is licensed under CC BY 2.0 “Cow” by mindfrieze is licensed under CC BY-SA 2.0 “iPhone” by goto_ is licensed under CC BY 2.0 “calf” by fklv (Obsolete hipster) is licensed under CC BY-SA 2.0 Hand in hand “Hand in Hand” by garryknight is licensed under CC BY 2.0

178




Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.