Direct naar artikelinhoud
InterviewPaul Ducheine

Hoogleraar Paul Ducheine: ‘Wat telt: was de aanval op Hawija rechtmatig?’

Paul Ducheine.Beeld Jiri Buller

Het debat over het bombardement op het Iraakse Hawija gaat veel te weinig over de aanval zelf en de vraag of Nederland het oorlogsrecht heeft geschonden, constateert militair jurist Paul Ducheine.

Brigadegeneraal Paul Ducheine (54) is militair jurist en hoogleraar cyberoperaties aan de Nederlandse Defensie Academie en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Aan de vooravond van het vierde ‘Hawija-debat’ tussen de Kamer en minister van Defensie Bijleveld zal hij zich, zoals afgesproken, niet uitlaten over de informatievoorziening aan het parlement, maar wel over zijn specialisme: het oorlogsrecht. Hij is verbaasd over de wijze waarop ‘Hawija’ besproken wordt in de politiek en media en tegelijk enigszins beschroomd om zijn verhaal te doen. ‘Een aantal mensen zal mijn opmerkingen cru en ongepast vinden, omdat het technocratisch en juridisch is.’

Wat verbaast u?

‘Dat het zo weinig over de inhoud gaat. Zo weinig over de aanval en het ‘targeting-proces’ (officieel: doelbestrijdingsproces, red.) dat daarachter schuilgaat en over de regels van oorlogsrecht die daarop van toepassing zijn. Dit zijn uitzonderlijke situaties. Oorlog is een uitzonderlijke vorm van sociaal gedrag. Als daarin geweld gebruikt wordt dan moet je daar verantwoording over afleggen. Dus als er berichten komen dat er een aanval is geweest waarbij achteraf veel burgerslachtoffers blijken te zijn gevallen, dan lijkt het me logisch dat je kijkt hoe dat in elkaar zat. Ik vind dat dat onderbelicht is geweest.’

‘Wat je heel snel ziet bij mensen die niet weten hoe dat targeting-proces verloopt, is dat er bij berichten over burgerslachtoffers meteen conclusies getrokken worden die op basis van de beschikbare informatie helemaal niet te trekken zijn.’

Bij de schatting hoeveel burgerslachtoffers gevallen zijn, blijken ook de Amerikanen vooral te leunen op mediaberichten direct na de aanval, zoals van Reuters. Daarin wordt gesproken over deels burgerslachtoffers, deels IS-strijders.

‘Het is nog steeds niet helder hoeveel strijders er onder die 70-74 doden zijn. Dat er ook burgers bij zaten, dat moet haast wel, als je kijkt naar het aantal gebouwen dat in die woonwijk uiteindelijk verwoest is.’

‘Dat is maar een deel van het probleem. Wat je leest in de analyse over de aanval, is dat er vooraf werd ingeschat dat er geen burgerslachtoffers zouden vallen. Met andere woorden: er zijn wel mensen overleden door de aanval, maar dat is eigenlijk in de juridische beoordeling volstrekt irrelevant. Dat klinkt hartstikke cru, maar het maakt voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de aanval niet uit wat er achteraf blijkt te zijn gebeurd.’

‘Maatgevend is hoe je van tevoren je inschattingen maakte en of die terecht waren. Als je ernaast blijkt te hebben gezeten omdat je iets verkeerd hebt ingeschat, kun je kijken of dat een verwijtbare verkeerde inschatting is. Maar het oorlogsrecht is een vrij realistisch rechtsregime, dat rekening houdt met de omstandigheid dat je niet alles kunt weten of voorzien, maar dat er een zekere mate van onzekerheid is. Zeker in conflicten waar je niet ter plekke bent.’

Hoe verhoudt de luchtoorlog tegen IS zich tot eerdere luchtoorlogen?

‘Sinds de Eerste Golfoorlog van 1991 zie je grote ontwikkelingen die het proces preciezer maken; er is ook betere informatie, bijvoorbeeld door de inzet van drones die langer het doel en de bewegingen daaromheen kunnen verkennen en zo een betere inschatting mogelijk maken van te verwachten nevenschade en burgerslachtoffers. Technologische verbeteringen maken dat je effectiever kunt aanvallen.’

In pas vrijgegeven Amerikaanse documenten schrijft de Amerikaanse commandant van de ‘targeteers’ dat zijn mensen urenlang hebben gewerkt om het te verwachten aantal burgerslachtoffers op het gewenste niveau te krijgen, namelijk nul.

‘De eis was: er mochten geen burgerslachtoffers vallen. Men wist dat er op een afstand van 500 voet, ongeveer 150 meter, een woonwijk was. En dat er uiteindelijk binnen de straal waarbinnen men de explosies verwachtte, nauwelijks nog andere objecten stonden. Uiteindelijk is hier gekozen, begrijp ik, voor een manier van aanvallen zodat er geen burgerslachtoffers zouden vallen.’

‘Daar is die ‘collateral damage estimation’ voor uitgevoerd. En omdat men vermoedde dat er munitie lag en er een secundaire explosie kon volgen, hebben ze gekeken naar eerdere aanvallen op opslagplaatsen om te kijken wat ze moesten doen om binnen die eis van ‘geen burgerslachtoffers’ te vallen. En zo kwamen ze uit op een aanval bij nacht, met vertraagde ontstekers in een aantal gebruikte projectielen en waarschijnlijk meerdere kleine bommen.’

‘Het is trouwens uniek dat we deze details van de aanval kennen. Dat gebeurt alleen als er iets is fout gegaan, als blijkt dat er iets gruwelijks is voorgevallen.’

Er is dus zeker iets fout gegaan.

‘Kijk, ik zei fout, maar ik bedoel daarmee: het is anders gegaan dan gepland.’

Klopt het als ik een soort irritatie proef onder militairen als er zo’n lawine van aandacht is voor een aanval die eigenlijk correct verliep – zij het met onbedoelde gevolgen?

‘Vooropstaat: wat de krijgsmacht uitvoert, is wat de regering opdraagt. Dat is uitzonderlijk, want dat is geweld gebruiken. Het houdt in dat je mensen in een oorlog mag doden, omdat ze het verkeerde pak aan hebben of zich op een bepaalde manier gedragen. Het zou raar zijn als je je daarover niet zou hoeven verantwoorden. Dat kan best een pijnlijk proces zijn, maar natuurlijk moet dat wel gebeuren. Je krijgt alleen door alle fuss soms krantenkoppen waarbij je denkt: wacht eens even, daar ging het toch niet om?’

De Amerikaanse commandant van de planners schreef achteraf dat ‘redelijkerwijs geconcludeerd had kunnen worden dat er burgerslachtoffers zouden kunnen vallen’, omdat de inlichtingen spraken over een woonwijk in de buurt van de bommenfabriek.

‘Vandaar die mitigerende maatregelen.’

Juriste Liesbeth Zegveld stelt de staat namens tientallen slachtoffers aansprakelijk voor materiële en immateriële schade. U schreef eerder dat er onder het oorlogsrecht geen reden is schadevergoeding te betalen als een aanval rechtmatig was. Klopt dat?

‘Ja, hoe onbevredigend dat ook is voor getroffenen. Je kunt alsnog besluiten iets voor hen te doen, niet omdat er een schadeplicht is maar omdat je rekening houdt met wat er gebeurd is. Dat heet dan een onverschuldigde, een ex gratia-betaling, en dat hangt ervan af wat je met het gastland Irak hebt afgesproken.’

Hoe verklaart u het verschil tussen de publieke verontwaardiging en de manier waarop u er zelf tegenaan kijkt?

‘Dat komt door het verschil in referentiepunt. In de publieke opinie kijkt men achteraf terug. Waar ik en een rechter naar kijken is hoe het ging aan de voorkant van een aanval. Wat is er voor de aanval gebeurd, welke beslissing is er genomen? Dat is het verschil tussen de ex post verontwaardiging en de ex ante besluitvorming. Als je dat niet goed kunt uitleggen, of men wil het niet horen, dat kan natuurlijk ook, krijg je frictie tussen hoe het vliegt (in de publieke opinie, red.) en hoe het in elkaar zit.’

Bijleveld weer naar de Kamer

Donderdag moet minister van Defensie Ank Bijleveld voor de vierde keer uitleg verschaffen aan de Tweede Kamer over de informatievoorziening aan het parlement over de luchtaanval op Hawija tijdens de oorlog tegen IS in 2015, waarbij tientallen doden vielen – inclusief burgerslachtoffers.

Bijleveld overleefde vorig jaar ternauwernood een motie van wantrouwen, maar is nu opnieuw op het matje geroepen, onder meer omdat uit pas vrijgegeven Amerikaanse documenten blijkt dat na de luchtaanval 25 gebouwen in een woonwijk bleken te zijn verwoest, en 52 gebouwen zwaar beschadigd. Dus ondanks de onduidelijkheid over het precieze aantal burgerslachtoffers, was wel degelijk vroeg duidelijk dat er iets vreselijk was misgegaan. Waarom bleven toenmalig minister Hennis en later Bijleveld zolang op die informatie zitten?