Direct naar artikelinhoud
opiniewiebe hommes

Het hof bedrijft politiek met Urgenda-uitspraak

In de Urgenda-zaak gaat het hof erg creatief om met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, vindt promovendus Europees Recht Wiebe Hommes.

Nederlanders genieten van het ongekende zomerse weer, 13 oktober 2018.Beeld Pauline Niks

In de Urgenda-zaak stelt de rechter dat de staat mensenrechten schendt door de CO2-uitstoot niet genoeg te verminderen. Dat is een opmerkelijke uitspraak, die maskeert dat de rechter hier alsnog politiek bedrijft. Door van de klimaatverandering een mensenrechtenzaak te maken, heeft het hof zich op glad ijs begeven en bovendien de discussie over oplossingen in de ijskast gezet. Op grond van juridische en democratische bezwaren is het dan ook noodzakelijk om de gang naar de Hoge Raad in te zetten.

Het mensenrechtenargument is nieuw: anders dan de rechtbank beroept het hof zich namelijk op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dan specifiek op het daarin vervatte recht op leven (artikel 2) en het recht op privé- en familieleven (artikel 8). Deze worden geschonden, aldus het hof, aangezien uit deze artikelen een zorgplicht voortvloeit. Klimaatverandering is een dermate groot en acuut gevaar dat de inwoners van Nederland daartegen moeten worden beschermd. De potentieel desastreuze gevolgen worden nog eens onderstreept: ziekten, overstromingen en mogelijk honderdduizenden slachtoffers in (alleen) West-Europa. Om dat geheel te voorkomen, dient de staat de CO2-uitstoot in 2020 te verlagen naar ten minste 25 procent.

Hof op beleidsstoel

Met deze uitleg gaat het hof zeer creatief om met het EVRM. De genoemde artikelen kunnen inderdaad positieve verplichtingen voor de staat met zich meebrengen, maar het is de vraag of de algehele klimaatverandering wel onder de reikwijdte van dit verdrag valt. Zeker artikel 8, dat ook schade voor de mens vanwege milieu gerelateerde situaties behelst, werd nog nooit zo breed geïnterpreteerd. Vaak gaat het bij deze milieuzaken over ietwat beperkte ontwikkelingen: geluidsoverlast van vliegtuigen inperken, informatievoorziening op peil brengen en procedurele belangenafwegingen.

Bovendien laat het EVRM een grote mate van beleidsvrijheid aan Nederland: de staat heeft veel ruimte om naar eigen inzicht de mensenrechtenbescherming in te vullen. Door de mogelijke mensenrechtenschendingen direct te koppelen aan klimaatverandering (en dan specifiek, CO2-uitstoot) weet het hof zich onder deze beleidsvrijheid uit te werken. Dat de uitstoot beperkt moet worden staat vast; hoe dat moet, dat mag de staat zelf bepalen. Daartegenover staat het argument dat de staat nu juist tegen de gevolgen dient te beschermen: tegen de ziekten en overstromingen dus. Met andere woorden, bouw een dijk of kies een ander tijdspad voor de uitstootreductie en investeer in technologie. Door het ‘gevaar’ voor de mensenrechten in Nederland gelijk te stellen aan CO2-uitstoot sorteert het hof voor op beleidskeuzes in deze context.

Doodgeslagen discussie

Des te kwalijker is dat het hof de kritiek dat het hier aan politiek doet, pareert met een beroep op het EVRM: alsof deze beslissing direct en logisch voortvloeit uit deze verdragen. En dat terwijl de kritiek hout snijdt. Urgenda en de staat zijn het namelijk eens over het einddoel: een reductie van 95 procent uitstoot in 2050. Slechts over de route wordt anders gedacht. Feitelijk draait het geschil dus om het tijdpad: hoe geleidelijk de reductie behaald moet worden. Dat is een door en door politieke vraag. Het hof geeft aan dat hoe later de reductie plaatsvindt, hoe ingrijpender de gevolgen daarvan zullen zijn. Dat is aardig meegedacht, maar is het werkelijk aan de rechterlijke macht om mede daarom nu in te grijpen?

Door van klimaatverandering een mensenrechtenzaak te maken, wordt zowel het mensenrechtenconcept opgerekt als de politieke discussie doodgeslagen. Niemand wil immers aan de kant staan van de mensenrechtenschenders. Laat de staat dus vooral de boodschap van deze uitspraak ter harte nemen en vaart zetten achter de reductie van broeikasgassen, op basis van een politieke noodzakelijkheid. Maar ga ook vooral in cassatie: dat is een principiële noodzakelijkheid.

Wiebe Hommes is promovendus Europees Recht aan de UvA.