Terug naar de krant

Bij hoogleraar B. moesten de vrouwen hakken dragen

Leeslijst Onderzoek

Onderzoek machtsmisbruik en wangedrag Een hoogleraar werd een half jaar geleden gedwongen te vertrekken bij de UvA. Wat speelde er de afgelopen jaren bij de sectie arbeidsrecht? Zijn bijnaam was ‘Een acht voor een nacht’.

Leeslijst

Opnieuw relevant (1 juni 2020):
NRC-redacteuren Clara van de Wiel en Hugo Logtenberg hebben voor dit artikel de Tegel in de categorie Achtergrond gewonnen. De Tegels zijn de belangrijkste journalistieke prijzen in Nederland.

Een vooraanstaand hoogleraar arbeidsrecht rent op een middag in een glimmende, roze jarenzeventigoutfit, een roze kruis om zijn nek en getooid met een grote pruik, joelend door de gangen van een rechtenfaculteit. Een ongebruikelijk tafereel, maar bij de Universiteit van Amsterdam (UvA) kijkt in mei 2018 niemand ervan op. Zo kennen ze hoogleraar B.: flamboyant, charismatisch en levenslustig. Hij maakt zich met twee jonge, eveneens uitgedoste collega’s op voor een feest.

Wat de hoogleraar niet weet, is dat hij op datzelfde moment onderwerp van gesprek is bij een overleg van twee collega-professoren, die in een kamer even verderop in de gang tegenover elkaar zitten met een kop koffie. De Leidse hoogleraar arbeidsrecht Gerrard Boot heeft in het diepste geheim iets te melden aan zijn evenknie Evert Verhulp, al ruim vijftien jaar de directe collega van B. bij de UvA.

Gerrard Boot, ook raadsheer en vertrouwenspersoon bij het gerechtshof Amsterdam, komt direct ter zake: hij beschikt over gedetailleerde informatie over aanhoudend seksueel grensoverschrijdend gedrag door de dan 46-jarige B. Informatie waar de UvA iets mee moet, zo maakt Boot duidelijk. Bij Verhulp begint alles in zijn hoofd te draaien. Hij kent als geen ander de onhebbelijkheden van collega B.: diens manipulatieve gedrag, drankgebruik en het vermogen dat alles vervolgens keihard te ontkennen. Maar aanhoudend seksueel grensoverschrijdend gedrag? De wat steile Verhulp heeft weleens iets gehoord maar is daar nooit op aangeslagen. Laat staan dat hij actie heeft ondernomen. Maar nu lijkt er geen weg terug.

Een half jaar later, begin november 2018, brengt de UvA een summier persbericht uit. „Een aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid verbonden hoogleraar” heeft „ontslag genomen”, na een onderzoek naar „grensoverschrijdend gedrag”. Wie het is en aan welk grensoverschrijdend gedrag de hoogleraar zich heeft schuldig gemaakt waardoor er „gedurende een langere periode in de sectie een gevoel van onveiligheid heeft geheerst”, meldt de universiteit niet. Over tot de orde van de dag. Dat deze zaak niet uniek is, bleek afgelopen week toen het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren na een inventariserend onderzoek aandacht vroeg voor structureel wangedrag en (seksuele) intimidatie in de wetenschap. „Het sterk hiërarchische karakter, de hoog competitieve en individualistische cultuur, het ontoereikend reageren op gevallen van harassment en het – al dan niet gedwongen – zwijgen van de slachtoffers, zijn kenmerken van de huidige wetenschapscultuur die maken dat wangedrag en intimidatie gemakkelijk kunnen ontstaan en niet of nauwelijks worden aangepakt.” Ook de vakbonden FNV en VAWO constateerden vorige week op basis van eigen onderzoek dat een sociaal onveilige werkomgeving, onder meer door seksuele intimidatie, een veelvoorkomend probleem is aan universiteiten.

Wat speelde er al die jaren bij de sectie Arbeidsrecht van de UvA? En waarom werd er twee decennia lang niet ingegrepen? NRC kreeg de afgelopen maanden inzage in tientallen (vertrouwelijke) documenten en sprak met ruim 35 betrokkenen. Een reconstructie van een verziekte cultuur bij een afdeling van een grote publieke instelling waar macht en angst het wonnen van veiligheid. Of zoals een directbetrokkene terugblikkend zegt: „Achteraf sla ik me voor mijn kop.”

Lees ook Rechter: NRC mag naam van ex-hoogleraar niet publiceren
De Universiteit van Amsterdam aan de Oudemanhuispoort.

Dat NRC de volledige naam van deze betreffende hoogleraar niet noemt, is het gevolg van een recente rechterlijke uitspraak (zie verantwoording). De hoogleraar, met de initialen R.B., spande op 7 mei een kort geding aan tegen NRC. Zijn eisen: zijn voor- en achternaam noch de naam van de sectie Arbeidsrecht van de UvA zouden mogen worden vermeld. Op het eerste punt stelde de rechtbank Amsterdam hem in het gelijk, op het punt van het mogen vermelden van de vakgroep niet. NRC gaat tegen de uitspraak in beroep.

Charismatisch en vrijpostig

B. is een goede en ijverige rechtenstudent. Na een baan als bedrijfsjurist bij verzekeringsmaatschappij Reaal strijkt hij in 1997 neer bij het Hugo Sinzheimer Instituut (HSI), een instelling van de UvA die zich bezighoudt met arbeidsstudies en is gevestigd boven de fameuze sigarenzaak Hajenius aan het Rokin.

De geboren Amsterdammer is een opvallende verschijning in het uitgesproken links-progressieve bolwerk. Anders dan zijn collega’s gaat hij gekleed in strakke pakken met bijpassende leren schoenen en tassen. Hij is intelligent, charismatisch en eloquent – al zien collega’s dat zijn verbale begaafdheid na een paar bier moeiteloos overgaat in brallen. Hij promoveert in 2000, ruim binnen de gebruikelijke termijn van vier jaar, op ‘de overgang van onderneming’. Een niche tussen het arbeids- en ondernemingsrecht, waarin hij zal uitgroeien tot een expert.

B. heeft al snel zijn draai gevonden bij het HSI. „Het aldaar in stand gehouden evenwicht tussen spanning en ontspanning, ernst en scherts, is voor mij een belangrijke voorwaarde geweest voor een succesvolle afronding”, schrijft hij in het dankwoord van zijn proefschrift.

Dat er sprake zou zijn van een evenwicht, ziet niet iedereen. B. is een gangmaker, houdt van de kroeg en is vrijpostig in de omgang, zeker met vrouwen. Een vrouwelijke collega die vraagt of hij iets na wil kijken, antwoordt hij: „Ik kijk liever naar iets anders.” Zo maakt hij met regelmaat toespelingen, seksueel getinte opmerkingen en ‘grappen’ tegenover meerdere vrouwelijke collega’s. („Ik heb me net op je afgetrokken”). Het internet, dat in die jaren in opkomst is, biedt hem daartoe volop ruimte. Meerdere collega’s ontvangen pornoplaatjes en filmpjes van hem. Het leidt tot ongemak en gespannen verhoudingen met enkele vrouwelijke collega’s die zich geen raad met hem weten. Een melding van zijn ongewenste gedrag bij een mannelijke leidinggevende leidt tot niets.

Zelden roept iemand B. tot de orde, ook niet als er wél een keer melding wordt gedaan

Een vrouwelijke collega die vertelt in 2005 na een borrel buitenshuis door B. onder haar kleding in het kruis te zijn gegrepen, wordt niet serieus genomen door de leiding, onder wie Verhulp. De bedrijfsarts en de afdeling personeelszaken van de UvA zijn evenmin onder de indruk. „Het is jouw woord tegen het zijne”, krijgt ze te horen. B. zelf laat haar in de dagen erna weten geen actieve herinnering te hebben aan het voorval. Een functionerend systeem van vertrouwenspersonen is er niet. De vrouw is bang en voelt zich machteloos. Een poging om met een paar andere vrouwen een klacht in te dienen tegen B. strandt. De angst voor repercussies is bij de meesten te groot.

De cultuur bij Arbeidsrecht is er een van leven en laten leven. De leiding heeft vooral oog voor wat iemand wetenschappelijk presteert. En R.B. is wetenschappelijk een rijzende ster. Dat ziet iedereen. In januari 2002, twee jaar na zijn promotie, wordt hij al universitair hoofddocent. Hij onderhoudt goede contacten met arbeidsrechtadvocaten, publiceert, zit in de redactie van vaktijdschriften en heeft een wisselcolumn in het Advocatenblad, over allerhande juridische kwesties. Zijn co-auteur daar: Gerrard Boot. Het illustreert hoe klein de wereld van het arbeidsrecht is. Iedereen kent elkaar en komt elkaar vroeg of laat weer tegen.

In 2006 maakt B. een volgende carrièrestap. Hij wordt, na een positieve aanbeveling door zijn UvA-collega Verhulp, raadsheer-plaatsvervanger bij het gerechtshof Amsterdam. Een benoeming voor het leven. Zijn trotse ouders geven B. een toga cadeau, die vanaf dat moment zijn werkkamer bij de UvA op de Oudezijds Achterburgwal siert. Een sollicitatie als hoogleraar arbeidsrecht in datzelfde jaar bij de Vrije Universiteit loopt op niets uit.

De afwijzing doet geen afbreuk aan zijn ambitie. Voor z’n veertigste is hij hoogleraar, laat B. aan collega’s weten. Binnen de sectie Arbeidsrecht van de UvA is hij inmiddels de ongekroonde koning. Verhulp is een befaamd hoogleraar en op papier de hoogste in rang maar hij is niet zo toegankelijk als de humoristische B. Die geeft enthousiast college, organiseert goedlopende cursussen op de Zuidas en praat urenlang bevlogen met collega’s over het recht. Ook met zijn grootste criticasters.

B. neemt veelvuldig het voortouw voor borrels. „Zo, hard gewerkt. Wie heeft er zin in een drankje?”, oppert hij op de app of per mail aan collega’s. In Zeppos, een om de hoek van de UvA gelegen bruin café, voert B. het hoogste woord en verhaalt hij bij Belgisch speciaal bier al snel over zijn favoriete standjes of het verschil tussen een vleeslul en een bloedlul.

De buitenwereld ziet een andere B. Zo schrijft hij in 2006 onder de titel ‘Werk: een (goede) voedingsbodem voor Amor’ over liefdes op de werkvloer, in een bundel voor jonge advocaten. Zijn conclusie: „Voorzichtigheid is geboden.”

Binnen zijn eigen sectie vervaagt de groepsmoraal beetje bij beetje. Als een kikker die zich aanpast aan steeds heter water. Illustratief zijn de voortdurende opmerkingen over hun uiterlijk die vrouwen zich laten welgevallen. Ze moeten hakken dragen, lang haar hebben en hun nagels moeten lang en gelakt zijn, vindt B. Tegen collega’s zonder make-up, zegt hij: „Ben je ziek?”

Zijn opstelling werkt een tweedeling in de hand: mensen die met hem weglopen of zich naar hem voegen en een deel dat zich van hem afkeert. Twijfelaars kunnen op zijn aandacht rekenen. „Doe niet zo saai. Of ben je soms zwanger?” Afhakers choqueert hij op gezette tijden: „Jij zou het eens op z’n Frans moeten doen.”

De frequente borrels zorgen voor een extreme roddelcultuur, valt nieuwkomers al snel op. De man die als gezaghebbend hoofddocent invloed heeft op het aannamebeleid van bijvoorbeeld student-assistenten, voert in de kroeg het hoogste woord als de man van roddel en achterklap. Die positie geeft B. – die onder studenten de bijnaam ‘Een acht voor een nacht’ heeft – macht. En biedt hem kansen. Zo legt hij het aan met een student-assistent, maar ontkent het even makkelijk als iemand hem ernaar vraagt. Wie B. erop aanspreekt, moet het ontgelden. „Ben je jaloers ofzo?!”

Zijn gedrag op de UvA maar ook op congressen in binnen- en buitenland leidt tot een continue geruchtenstroom, tot op het niveau van de borrels van het college van bestuur van de UvA. Maar hoogstzelden roept iemand B. tot de orde, ook niet als er wél een keer melding wordt gedaan. Of de decaan of vakgroepvoorzitter nu Paul van der Heijden, Jit Peters of Edgar du Perron heet; geen leidinggevende roept B. bij zich om hem aan te spreken op zijn gedrag. Laat staan dat ze onderzoek instellen.

Middelpunt van de vakgroep

In de zomer van 2010 schrikt de vakgroep op. De vrouw van Evert Verhulp overlijdt plotseling. B., nog altijd druk doende om zijn vleugels uit te slaan, neemt verschillende taken van hem over. Zijn hoop in die dagen om in Groningen bijzonder hoogleraar Europees en vergelijkend arbeidsrecht te worden, vervliegt. De universiteit kiest voor Mijke Houwerzijl, de vrouw die eind 2011 eveneens de post van hoogleraar arbeidsrecht in Tilburg bemachtigt. Een plek waarop ook B. heeft gesolliciteerd. „Waarom word ik nou nergens aangenomen?”, vraagt hij zich vertwijfeld af in een vertrouwelijk gesprek met een UvA-collega.

Decaan Edgar du Perron biedt uitkomst. De baas van de ruim vierhonderd medewerkers van de rechtenfaculteit is na het uitvallen van Verhulp dringend op zoek naar een nieuwe hoogleraar. Daarom handelt hij in de zomer van 2011 razendsnel als hij van B. hoort over diens sollicitatie in Tilburg. Du Perron wil de high potential behouden. Om snelheid te behouden, consulteert hij alleen Verhulp. Die twijfelt door diens omgangsvormen aan de geschiktheid van B., maar zegt niets. Als alle noodzakelijke formaliteiten in hoog tempo zijn afgerond, staat na de zomervakantie van 2011 niets de benoeming van B. tot hoogleraar nog in de weg. De signalen over zijn gedrag bereiken de leden van de benoemingsadviescommissie niet. Verhulp, die de commissie leidt, zwijgt opnieuw.

Op 23 september 2011 verwezenlijkt B. zijn droom. Eén dag na zijn veertigste verjaardag is hij officieel hoogleraar. De bevordering geeft hem vleugels. Hij publiceert, organiseert en motiveert collega’s met alles wat hij in zich heeft. Hij is de motor waar de afdeling op draait en publiceert verschillende boeken. Tegelijkertijd wordt hij in de loop der jaren steeds vrijpostiger, zowel zakelijk als in de omgang met vrouwen. Met zijn eigen vrouw onderhoudt hij „een open relatie”, zo vertelt hij zonder terughoudendheid. Het leidt tot groeiend ongemak onder een deel van de vrouwelijke collega’s, student-assistenten en studenten, die het opvatten als een ongewenste uitnodiging.

Daar trekt de hoogleraar zich niets van aan. Hij is het middelpunt van de vakgroep, zeker als Verhulp op 1 april 2012 wordt geïnstalleerd als kroonlid van de Sociaal-Economische Raad (SER) en veel tijd doorbrengt in Den Haag. Bij de lunch zet B. verschillende keren een fles wijn op tafel. Dát gaat Verhulp te ver, als hij ervan hoort. Hij spreekt B. erop aan in aanwezigheid van collega’s. Die reageert kortaf: „Ach, doe niet zo moeilijk.”

Vertrouwelingen rond B. lopen met hem weg maar zijn tegelijkertijd voortdurend op hun hoede, zeker de vrouwen. Hoe ze zich moeten gedragen, hoe ze zich dienen te kleden. Een mengeling van argwaan en jaloezie steekt de kop op onder een deel van de vrouwen zodra zich een goed ogende nieuwkomer meldt in de vakgroep. De onderlinge spanningen tussen de vrouwen die close zijn met B. leiden soms tot hevige conflicten, bijvoorbeeld als de hoogleraar een op de afdeling veelbesproken relatie krijgt met een studente. De gemoederen lopen zo hoog op dat Verhulp en Du Perron wel móéten ingrijpen. De hoogleraar wordt gedwongen de begeleiding van de scriptie van de studente over te dragen aan Verhulp. Aan de relatie tussen B. en de jonge vrouw waagt niemand van de leiding zich.

Zelfs de kennis dat B. pornoplaatjes en filmpjes verstuurt aan mannen én vrouwen zet de leidinggevenden die er wel weet van hebben niet aan tot actie. Zo ontdekken ze dus niet dat hij ook audiovisueel materiaal van zichzelf verspreidt, in opgewonden toestand. De individuele ontvangers daarvan hebben soms vermoedens dat ze niet de enigen zijn, maar spreken er onderling niet over. De angst en schaamte overheersen, soms omdat ze (in het verleden) toch voor zijn avances zijn gevallen. Zoals B. ze het gevoel kan geven dat ze uitverkoren zijn („Hé schatje”), zo makkelijk kan zijn humeur omslaan op het moment dat ze hem afwijzen of toch hun beklag durven doen bij hem. B.: „Jij bent de enige met wie ik problemen heb.” Een officiële klacht wordt er nooit tegen hem ingediend.

De hoogleraar is als een kameleon die van kleur verschiet. Hij is niet te vangen, behoudt zo de controle en laat dat blijken. Hij gaat over de beoordeling van tentamens en proefschriften, over contractverlengingen en promotietrajecten. Meer dan eens werpt hij zich op als de redder van vrouwen die willen afstuderen of promoveren maar in zijn ogen wetenschappelijk tekortschieten, niet zelfverzekerd genoeg zijn of simpelweg niet werelds genoeg om zich staande te houden in Amsterdam. „Ik ga je helpen”, is steeds zijn credo.

Zo meldt zich een paar jaar geleden een studente met privéproblemen bij B. op zijn zolderkamer op de UvA. Hij hoort haar verhaal aan, ontfermt zich over de vrouw en zoent haar daarna in haar nek. Het gesprek loopt uit op seks. Het is de eindfase van een maandenlang proces waarin de hoogleraar haar allerhande complimenten maakt over haar uiterlijk en mails stuurt met steeds verdergaande seksueel getinte opmerkingen.

Vrouwen die de afhankelijkheid tegen zijn zin ontgroeien, merken het meteen. Hun verstandhouding bekoelt, B. staat onverwacht thuis bij ze voor de deur of hij laat juist een cadeautje bezorgen op hun werkadres. Zo wordt er een taart bezorgd op het advocatenkantoor waar een oud-studente, met wie hij langdurig een seksuele relatie heeft gehad, net aan een nieuwe baan is begonnen. De tekst op de taart: „Gefeliciteerd, tante Klitty.” Het signaal: niemand ontsnapt aan mijn aandacht.

In juni 2015 komt B. in aanvaring met de president van het gerechtshof Amsterdam. Die spreekt hem vermanend aan wanneer hij ontdekt dat B. zichzelf op de site van het advocatenkantoor van zijn vrouw behalve als hoogleraar ook aanprijst als raadsheer-plaatsvervanger bij het hof. Een miskleun, stelt het hof. Helemaal omdat B. zijn nevenfunctie als commercieel adviseur daar niet heeft opgegeven, ondanks een verplichting daartoe. B. schrikt en past het direct aan.

Voor zijn werkzaamheden als juridisch adviseur, een functie die hij vervult naast zijn fulltime aanstelling bij de UvA en het werk bij het hof, betaalt het kantoor de UvA jaarlijks 7.000 euro.

Verdeel en heers

Evert Verhulp is eind 2016 aan het einde van zijn Latijn. Het verlies van zijn vrouw, zijn drukke baan bij de SER en het hoogleraarschap; het is hem te veel. Helemaal omdat hij ook nog voorzitter is van de vakgroep Arbeidsrecht – terwijl hij geen geboren leidinggevende is, weet hij ook zelf. Medewerkers zijn ontevreden. Onder druk van derden legt Verhulp zijn functie als vakgroepvoorzitter neer. B. is zijn beoogde opvolger. Wanneer dat nieuwtje uitlekt, ontstaat er reuring op de afdeling. Verhulp is geen leider maar B. evenmin, is de opvatting van zijn critici. Maar de onvrede dringt niet door tot de decaan of het college van bestuur van de UvA. B. wordt de nieuwe vakgroepvoorzitter en vergroot zo opnieuw zijn machtspositie.

Maar dit keer vertilt hij zich. Zijn tactiek van verdeel en heers begint zich in de loop van 2017 tegen hem te keren. De bestuurlijke chaos is al snel nog groter dan onder zijn voorganger, de al bestaande financiële tekorten lopen verder op tot ruim zeven ton en de ontevredenheid onder het personeel groeit. Zo is op vrijdag 8 december 2017 de sinterklaasviering bij B. thuis. Die is uitgegroeid tot een jaarlijkse traditie met veel drank – de reden dat een deel van het personeel het feest aan zich voorbij laat gaan. Eind 2017 zijn voor het eerst ook medewerkers van het Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies (AIAS) aanwezig. Het instituut fuseert op dat moment onder leiding van B. met het Hugo Sinzheimer Instituut, de onderzoeksinstelling waar hij zelf in 2000 promoveerde.

Enkele AIAS-medewerkers weten niet wat ze meemaken. In de gemaakte kring in de woonkamer van B. is onvoldoende plaats voor iedereen. „Als er niet genoeg stoelen zijn, kunnen de dames natuurlijk gewoon op schoot”, grapt de hoogleraar. Later op de avond hurkt hij na de nodige drank opzichtig boven een chocoladepenis en maakt grappen van hetzelfde niveau. Eenmaal buiten praten enkele vrouwen over wat ze binnen hebben gezien. „Hoe moet ik deze man nog serieus nemen”, vraagt één van hen zich af.

In de dagen daarna bespreken ze wat te doen met hun ervaringen met hun leidinggevende. De bereidheid van andere vrouwelijke collega’s om een klacht in te dienen, is gering. De angst voor B. is simpelweg te groot. „Ik neem liever zelf ontslag dan dat ik een klacht tegen hem indien”, zegt één van hen. De vrouwen die wel willen doorzetten, weten niet waar ze terechtkunnen. De meest aangewezen vertrouwenspersoon is langdurig afwezig, de ander is Verhulp. Het voornemen van twee mannelijke oudgedienden – die al jaren bekend zijn met de verhalen over B. – om een ander aanspreekpunt voor de vrouwen te vinden krijgt geen vervolg. Ook deze signalen over het gedrag van B. bereiken de leiding van de faculteit en de universiteit niet. Opnieuw ontbreekt het ervaren mannelijke leidinggevenden aan daadkracht om op te staan tegen de hoogleraar.

Die hoop koesteren verschillende vrouwen wel als begin 2018 de #MeToo-beweging een hoogtepunt bereikt. Vrouwen over de hele wereld delen op social media onder de hashtag #MeToo hun ervaringen over ongewenste seksuele intimiteiten die ze hebben ondergaan door ongelijke gezagsverhoudingen. Ook in Nederland komen de verhalen los. B. wordt er in maart 2018 in een podcast naar gevraagd, maar dan als expert op het gebied van arbeidsrecht. Hij heeft voor de gelegenheid zijn collega en vertrouweling Ilse Zaal meegenomen. „Ik denk dat het wel meevalt hoe mild rechters oordelen over #MeToo. Ik heb wat gekeken naar wat erover is verschenen sinds een half jaar en ik denk dat de Nederlandse rechters heel goed bestand zijn tegen wat ik maar even ‘de waan van de dag noem’”, zegt de hoogleraar arbeidsrecht. „Daarmee wil ik niet bagatelliseren wat er soms gebeurt op de werkvloer. Je moet gewoon je poten thuishouden. Ik denk dat we het daarover eens zijn.”

De werkelijkheid is anders. Als een vrouwelijke onderwijsdirecteur in het voorjaar een ronde maakt langs alle afdelingen, beklaagt een aantal vrouwelijke medewerkers zich over de onveilige werksfeer onder B. De nieuwe decaan André Nollkaemper, die onbekend is met alle verhalen over de hoogleraar, laat voor de zekerheid diens personeelsdossier checken – voor zover dat bestaat. Niet alleen is het van papier, het dossier is ook nagenoeg blanco. Beoordelingsgesprekken met B. zijn al jaren niet gevoerd en de verslaglegging over diens prestaties is erbarmelijk. De noodzaak om nader onderzoek te doen wordt niet gevoeld bij de leidinggevenden van de faculteit.

Wel krijgt B. in het voorjaar van 2018 voor het eerst in jaren een beoordelingsgesprek op de UvA. De leiding van de faculteit is ontevreden over de bedrijfsvoering van de sectie en verplicht hem de cursus ‘Academisch leiderschap’ te volgen. Maar die blijkt al vol te zitten voor het hele jaar. Dat B. de betalingen van het advocatenkantoor van zijn vrouw aan de UvA voor zijn advieswerk eigenhandig heeft stopgezet, vertelt hij de faculteitsleiding niet.

Maar de tegenslagen voor B. houden aan, dat voorjaar van 2018. Eind maart stuurt een advocaat een zogenoemde legal opinion naar het gerechtshof in Amsterdam met het verzoek deze toe te voegen aan een zaakdossier. De verbijstering is groot in het gerechtsgebouw aan het IJ als blijkt wie de auteur is van de juridische opinie: professor B. Het is in strijd met de regels dat een medewerker van het hof in een andere hoedanigheid cliënten adviseert in zaken die bij hetzelfde hof (kunnen gaan) dienen. Een ernstige faux pas, is de conclusie van de leiding van het hof, waarover dringend moet worden gesproken.

Zover komt het niet. Tot verrassing van zijn collega’s bij het hof legt B. in april zijn functie als raadsheer-plaatsvervanger neer. De hoogleraar weet namelijk dat het volgende probleem aanstaande is. Ook in een andere zaak bij het hof, die voor 25 mei 2018 op de rol staat, heeft hij een opinie afgegeven. Voor B. is er geen andere uitweg meer dan een direct vertrek, al geeft hij er op zijn LinkedIn-pagina een draai aan: „Na jaren bij het hof is het tijd voor een nieuwe uitdaging.”

De aftocht lost zijn probleem niet op. Zonder dat hij het zelf weet, begint zijn verleden B. in te halen. De rechter in de tweede ‘opiniezaak’ blijkt ook al jaren vertrouwenspersoon te zijn bij het hof en is in die hoedanigheid óók op de naam van de hoogleraar gestuit. Zijn naam: Gerrard Boot, de jurist met wie B. na de eeuwwisseling de gezamenlijke rubriek had in Advocatenblad.

Een advocate heeft zich niet lang daarvoor bij Boot gemeld. Ze vertelt hem dat ze, net als meerdere kantoorgenoten, het vertrouwen in B. heeft verloren na verschillende klachten van student-stagiaires over ongepaste seksuele toenaderingen door de hoogleraar. De advocate spreekt tegenover Boot van „machtsmisbruik” en wil dat er wordt ingegrepen om andere studentes te behoeden. Boot is iemand die ze kent en vertrouwt. Of hij er werk van wil maken, is haar nadrukkelijke verzoek.

De Leidse jurist laat haar verhaal bezinken en doet in de weken die volgen navraag bij verschillende mensen. Allen zijn bekend met B.’s gedrag. De gesprekken bevestigen Boots beeld dat er iets grondig mis is. Hij zoekt contact met zijn baas bij het gerechtshof, president Herman van der Meer; de man die intern op verschillende gelegenheden heeft gezegd dat er in zijn organisatie „geen tapijt is te vinden waaronder problemen verdwijnen”. Van der Meer steunt Boot en geeft hem permissie om zijn bevindingen te melden bij de UvA.

Onveilig werkklimaat

„Hierbij verzoek ik alle medewerkers van de sectie Arbeidsrecht dringend om vandaag om 10.30 uur aanwezig te zijn in kamer A7.23. Ik zal jullie dan informeren over een kwestie die de sectie direct raakt”, mailt André Nollkaemper op 17 juli aan het personeel. Tijdens de bijeenkomst vertelt de decaan de aanwezigen dat hij serieuze signalen heeft ontvangen over seksueel grensoverschrijdend gedrag van B. De mededeling is voor vrijwel niemand een verrassing. De decaan meldt dat het bureau Bezemer onderzoek gaat doen naar de meldingen en signalen. B. is tot nader order geschorst.

Toch heerst er geen opluchting onder (oud-)collega’s als ze de voorwaarden horen waaronder ze met de commissie kunnen praten. B. krijgt volledige inzage in de (desgewenst geanonimiseerde) gespreksverslagen van de commissie met de geïnterviewden en in alle andere aangeleverde documenten. Dat heeft vergaande consequenties. Betrokkenen haken af of melden slechts een deel van hun ervaringen aan de commissie uit angst voor de consequenties als B. ook dit keer de dans ontspringt en terugkeert op de faculteit. Er zijn zelfs mensen die na het gesprek met de commissie alsnog hun verklaring intrekken. De angst is zo groot dat de meeste mensen die verklaren dat anoniem doen. Al biedt ook die optie maar relatieve veiligheid, erkennen de commissieleden tegenover betrokkenen. B. zal ze weten te herleiden. Of zoals Bezemer het stelt in zijn officiële onderzoeksopzet: „De persoon over wie de meldingen gedaan worden, kan lezen wie wat over hem heeft gezegd.”

Hoewel de UvA geen publieke ruchtbaarheid geeft aan het onderzoek breidt het zich in de zomer van 2018 toch uit als betrokkenen elkaar beginnen aan te sporen om te getuigen. Het gevoel eindelijk serieus te worden genomen, trekt mensen over de streep. Ook een aantal vertrouwelingen van B. gaat uiteindelijk in op de uitnodiging van de commissie. Het werkt hem op de zenuwen dat het onderzoek eind september nog altijd loopt. Hij past noodgedwongen de autoreply van zijn mail aan: „In de maand oktober ben ik met bijzonder verlof.” Dat weerhoudt hem er niet van om mensen die tegen hem hebben verklaard te confronteren met hun getuigenissen. B. laat zich door niemand stoppen.

Op woensdag 31 oktober ontvangt de UvA het eindrapport. De conclusie: B. heeft zich schuldig gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag en er is door zijn toedoen lange tijd sprake geweest van een onveilig werkklimaat. Maar een leger aan juristen van de UvA en door de universiteit ingehuurde partners van Boontje Advocaten zien er niet het ultieme bewijs in om B. op staande voet te ontslaan. Wat volgt zijn gesprekken over de voorwaarden van vertrek van de hoogleraar, die in 2004 het boekje ‘Ontslag op staande voet’ schreef. Zo zijn de universiteit en B. het er al snel over eens dat de naam van de hoogleraar niet zal worden genoemd in de communicatie door de UvA over zijn vertrek. Dit tot grote ergernis van veel betrokkenen. Die neemt in de maanden die volgen toe als blijkt dat de universiteit zelf geen enkel contact zoekt met voormalig leidinggevenden en andere betrokkenen om lering te trekken uit het verleden.

Op woensdag 7 november zet de UvA een nieuwsbericht online over het vertrek van „een aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid verbonden hoogleraar”. Kort daarvoor heeft decaan Nollkaemper een mail gestuurd aan alle medewerkers van de faculteit. „Ik ben geschrokken van de bevindingen.” De feiten en de conclusies van het rapport zijn voor hem en het college van bestuur „zo zwaarwegend, dat is besloten dat de hoogleraar niet zal terugkeren”. Nollkaemper: „Daarop heeft deze zelf besloten ontslag te nemen.” Dat B. nog tot het einde van het jaar zal worden doorbetaald, meldt Nollkaemper niet. Tegen universiteitskrant Folia spreekt hij van „een schokkend rapport”, mede door „de duur van de voorvallen”. Nollkaemper: „Het ging echt om grensoverschrijdend gedrag.” Evert Verhulp duidt de werkwijze van B.: „Je hebt contact, je doet leuk mee, en voor je het weet lig je met hem in bed.”

B. heeft op zijn LinkedIn-pagina dan al melding gemaakt van zijn nieuwste nevenfunctie: de gewezen hoogleraar biedt als taalcoach bij Vluchtelingenwerk nieuwkomers ondersteuning bij het leren van de Nederlandse taal. In januari 2019 vestigt hij zich als ‘legal consultant’. Op LinkedIn reageert hij in maart op een man die zich beklaagt over berichtgeving in dagblad de Stentor. B., dan al in de wetenschap dat NRC onderzoek naar hem doet: „Media zijn uit op scoren en we nemen elkaar erg graag de maat. Het is een povere tijd voor wie de nuance zoekt.”

Reageren? onderzoek@nrc.nl

Naschrift (17 december 2019): Op 17 december 2019 heeft de rechter in hoger beroep besloten dat NRC de naam van hoogleraar B. mag noemen. In volgende publicaties zullen we daarom spreken van hoogleraar Ronald Beltzer. Eerdere publicaties passen we niet aan in verband met de integriteit van ons archief.

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 15 mei 2019.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in